De app is dood

. © .
Frederik Tibau expert Digital Innovation & Growth bij Agoria

Hoewel er alsmaar nieuwe apps blijven bijkomen, downloaden we er steeds minder. Tegelijk verdwijnen de toepassingen die we wél nog gebruiken meer en meer naar de achtergrond. Heeft de app zoals we die sinds de opkomst van de slimme telefoon hebben leren kennen haar beste tijd gehad ?

Zeker, het aantal apps in de winkels van Apple en Google blijft maar groeien, en 89 procent van de tijd die we spenderen met ons mobieltje gaat naar apps. Maar intussen blijkt wel dat het leeuwendeel van die tijd (80 procent !) naar slechts drie toepassingen gaat, met Facebook als onbetwiste nummer één.

Met andere woorden lijkt de strijd om ons smartphonescherm grotendeels gestreden. Je moet al van heel goede komaf zijn om nog een plaatsje te kunnen bemachtigen op het first screen van een gebruiker. Uit een studie van marktonderzoeker ComScore blijkt ook dat 65 procent van de smartphone-bezitters nauwelijks nog de moeite doet om nieuwe apps te downloaden na de aankoop van zijn toestel.

Van de tijd die we doorbrengen met ons mobieltje wordt 89 procent gespendeerd aan apps, en slechts 11 procent aan het mobiele web.

Het resultaat is dat het aantal ‘zombie’-apps in de applicatiewinkels van Apple en Google steeds groter wordt. Zombie-apps zijn toepassingen die in geen enkele chart voorkomen, en die door niemand worden opgepikt. Ze zorgen er voor dat de App Store en Google Play de weinig benijdenswaardige naam ‘kerkhof’ krijgen opgeplakt.

Tijd doorgebracht in meest gebruikte apps
Tijd doorgebracht in meest gebruikte apps © Comscore

ComScore laat weten dat 65 procent van de smartphonegebruikers nauwelijks nog nieuwe apps dowload na de aankoop van het toestel.

Is de app zoals we haar hebben leren kennen sinds de opkomst van de smartphone dood? Hebben Facebook en Google het pleit gewonnen?

Relevantie

“Het klopt dat er alsmaar minder apps gedownload worden, maar daaruit concluderen dat de app dood is, gaat toch te ver”, nuanceert ceo Jeroen Lemaire van het mobile agency In The Pocket. “Wat er gebeurt is dat de brol-apps en de marketings-apps er uit gaan, en dat de toepassingen die de mensen echt iets te bieden hebben op de voorgrond treden.”

“Het hangt er ook van af wat je wil doen met een app”, vult ceo Bart De Waele van het digitaal agency Wijs aan. “Als je een nieuw publiek wil bereiken of nieuwe klanten wil lokken, dan is de app echt wel dood, die strijd is inderdaad gewonnen door Facebook en door Google.”

Hoewel we veel tijd steken in mobiele apps, gaat 80 procent van onze tijd naar de drie populairste apps (Facebook,…), en gebruiken we dus maar een heel beperkt aantal applicaties actief.

“Maar als je de klanten die je al hebt beter wil bedienen, dan blijft de app toch een interessante tool. Kijk naar de routeplanner van De Lijn. Als nieuwe klant ga je allicht naar de website grijpen, maar als regelmatige gebruiker weet je dat de dienstverlening via de app gewoon beter is.”

“Het lijkt wel of bedrijven nu pas beginnen te beseffen wat je allemaal met mobiele apps kan doen”, knikt Lemaire. “Voor banken die relevant willen blijven wordt mobile sowieso het belangrijkste kanaal, en ook interessante health-toepassingen wachten een mooie toekomst, om het hele enterprise-verhaal niet te vergeten.”

“In zekere zin zitten we op een scharniermoment”, kinkt het. “Er worden nog wel Tinders voor dit en Ubers voor dat ontwikkeld, maar tegelijk merk je toch dat heel wat bedrijven hun kernpropositie proberen te herdefiniëren rond mobile. Dat is zo in de retail, in het bankwezen,…”

Notificaties

Een andere trend die het idee versterkt dat er een muf geurtje hangt rond de klassieke app, is dat toepassingen steeds nadrukkelijker naar de achtergrond verdwijnen en ‘onzichtbaar’ worden. “Het is dus niet zozeer de app die ten dode is opgeschreven, maar wel de app die je zelf actief opent en sluit”, verduidelijkt De Waele.

Sociale netwerken (29 procent), radio-apps (15 procent) en games-apps (11 procent) krijgen het meeste aandacht. Instant messaging-apps zijn voorlopig goed voor 6 procent van de aandacht.

“Neem het voorbeeld van Runkeeper en Moves. Bij Runkeeper moet je de app openen wanneer je gaat joggen, op de knop duwen wanneer je van start gaat, en nog een keer wanneer je er mee stopt. Moves daarentegen is een app die gewoon in de achtergrond draait en die weet wanneer je loopt, wanneer je stilzit en wanneer je in de file staat.”

“Op het einde van de dag krijg je via een push-notificatie een overzicht van wat je allemaal gedaan hebt. Dat is een heel andere manier van werken. In plaats van op knoppen te duwen binnenin een app, komt de data naar jou toe. De app van weleer verandert met andere woorden in een notificatie.”

De beste interface is géén interface.

“Ook bij In the Pocket proberen we nieuwe apps zo onzichtbaar mogelijk te maken”, knikt Lemaire. “Mensen zijn heel lui wanneer het op apps aankomt, ze navigeren nauwelijks en als er vier tabs staan zullen ze er maximaal eentje openen. Het komt er dus op aan om zo weinig mogelijk features te voorzien : de beste interface is géén interface.”

De app is dood

Eén en ander heeft tot gevolg dat apps steeds pro-actiever moeten omgaan met gebruikers. En dan komen we al snel bij api’s en bij het internet of things terecht. “Door data te benutten in de context van de gebruiker kan je apps inderdaad heel proactief maken”, aldus nog Lemaire.

“Onze Recycle!-app is een mooi voorbeeld. Die geeft je op basis van de informatie die we bij de intercommunales zijn gaan halen een notificatie wanneer je een vuilbak moet buitenzetten. Recycle! linkt de kracht van de api aan een minimale interface. Wij gaan er van uit dat toepassingen in geconnecteerde wagens en woningen steeds vaker hun werk zullen doen op de achtergrond, zonder dat je nog met de app hoeft bezig te zijn.”

Chat-applicaties

Een derde voorbeeld waaruit blijkt dat er kanttekeningen geplaats kunnen worden bij de traditionele app, is dat we stilaan evolueren naar een situatie waarbij ontwikkelaars hun toepassingen op code-niveau proberen ingebouwd te krijgen in chat-platformen zoals WhatsApp en Snapchat, en waarbij men zelfs naar een soort van ‘conversational’ gebruikersinterface gaat. “De Chinese chat-app WeChat is hier het grote voorbeeld”, oppert De Waele. “WeChat is een platform dat open staat voor externe partners (zoals Facebook enkele jaren geleden). Maar die toepassing werkt niet meer met interfaces, bijna alles gebeurt in chat-vorm. Paradoxaal genoeg wordt er dus teruggekeerd naar de mail en de sms als ideale drager voor boodschappen.”

Het engagement van gebruikers (time spent) is dus het grootste binnenin apps, maar het mobiele web bereikt véél meer mensen en groeit sneller (+ 42 procent op jaarbasis, tegenover + 21 procent op jaarbasis voor de apps).

De Waele : “Door de verschuiving van sociale netwerken naar chat-applicaties, verschuift de focus van visuele interfaces met mooie knoppen naar het inhoudelijke, naar ‘conversational’ interfaces. Dat is een belangrijke evolutie.”

Eén van de gevolgen is dat de strijd tussen de applicatiewinkels verworden is tot een gevecht over wie het nieuwe besturingssysteem voor mobile levert. “Google is zonder twijfel het OS voor het web, en nu gaat de strijd om wie het referentie-OS wordt op mobiel vlak : Messenger, WhatsApp, Snapchat of WeChat.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content