Analyse | Nieuws

Hoorzitting Sundar Pichai weinig onthullend: ‘Je moet bij Google niet aankomen met anekdotes’

Sundar Pichai, CEO van Google. © Reuters
Eva Schram Correspondent voor Knack.be in Noord-Amerika.

De hoorzitting van Google’s CEO Sundar Pichai in het Amerikaanse Congres moet gezien worden als het sluitstuk van een jaar waarin Big Tech ter verantwoording werd geroepen. Dat werd hoog tijd, maar hebben we er ook iets uit geleerd?

Is het mogelijk dat historici in de toekomst terug zullen kijken naar het jaar 2018 als een jaar waarin de maatschappij zich bewust werd van de schaduwzijde van Big Tech? Het is mogelijk – de verschillende Facebook-schandalen zullen daarin een hoofdrol spelen – maar het zal niet af te leiden zijn aan de verschillende hoorzittingen die het Amerikaanse Congres hield met CEO’s van grote tech-bedrijven.

Dinsdag was het de beurt aan Sundar Pichai, de CEO van Google. Hij beantwoordde 3,5 uur vragen van leden van de juridische commissie van het Huis der Afgevaardigden. Het werd hoog tijd dat Google onder vuur werd genomen. Afgelopen week nog maakte het bedrijf bekend dat de gegevens van 52 miljoen gebruikers van het gewezen sociale medium Google Plus bloot hadden gestaan aan toegang tot derden (het is onduidelijk of die gegevens ook echt ingezien zijn door derde partijen). Eerder dit jaar kwam Google erachter dat via een veiligheidslek op Google Plus de gegevens van honderdduizenden gebruikers te achterhalen waren, maar het bedrijf besloot daar zes maanden lang over te zwijgen. Google ontdekte het lek ongeveer rond de tijd dat het Cambridge Analytica-schandaal bij Facebook naar buiten kwam – en het bedrijf wilde niet in de publieke verontwaardiging die hun collega’s bij Facebook toe kwam delen.

Het werd hoog tijd dat Google onder vuur werd genomen.

En dan zijn er nog de plannen voor een zoekmachine voor de Chinese markt en de verplichte arbitratie voor personeelsleden van Google die tot problemen leidden bij het bedrijf, het afgelopen jaar. Genoeg aanleiding voor de Amerikaanse politiek om Google eens aan de tand te voelen. Maar Pichai liet eerder dit jaar verstek gaan toen Sheryl Sandberg (COO van Facebook) en Jack Dorsey (CEO van Twitter) getuigden voor het Congres. Mark Zuckerberg zat na Cambridge Analytica urenlang voor zowel de Senaat als het Huis.

Dus waar bleef Pichai? Hij had ontmoetingen achter de schermen, onder meer met de Republikeinse afgevaardige Kevin McCarthy uit Californië. Die leidde er uiteindelijk toe dat Pichai dinsdag in Washington DC was, om antwoord te geven op de brandende vragen over Google die leven bij politici en burgers.

Conservatieve bias

Officieel zou de zitting gaan over hoe Google omgaat met de data van zijn gebruikers. ‘Google kan informatie verzamelen over z’n gebruikers in een mate waar de NSA van zou blozen’, zei Republikeins commissievoorzitter Bob Goodlatte uit Virginia bij wijze van inleiding. Maar de Republikeinse leden van de commissie gebruikten hun tijd grotendeels om Pichai te ondervragen over een vermeende politieke bias die het bedrijf zou hebben ten nadele van conservatieven. Voorbeelden die werden gegeven kwamen bijvoorbeeld van de Republikein Steve Chabot uit Ohio, die gegoogeld had op de Republikeinse pogingen Obamacare in te perken. Pas op de vierde zoekresultatenpagina kwam Chabot een positief artikel daarover tegen. Dat moet wel bias zijn, toch?

Republikein Lamar Smith uit Texas citeerde een onderzoek (dat al eerder ontkracht was) waaruit zou blijken dat 96 procent van de zoekresultaten over Donald Trump van liberale nieuwsmedia komt. En de Republikein Steve King uit Iowa vroeg waarom zijn kleindochter terwijl ze op haar iPhone een spelletje speelde een advertentie zag over haar grootvader met ‘beledigende’ woorden eromheen. Pichai antwoordde dat de iPhone geen Google-product is, maar dat hij zou uitzoeken wat er aan de hand geweest was. Op de andere aanvallen over een vermeende conservatieve bias, herhaalde hij keer op keer voorbereidde antwoorden dat Google zonder enige politieke bias zijn algoritmes schrijft. Toen Smith (uit Texas) vroeg of individuele Google-werknemers algoritmen of zoekresultaten niet aanpassen om conservatieve resultaten te onderdrukken, antwoordde Pichai dat ‘het niet mogelijk is voor een individuele werknemer of een groep werknemers om zoekresultaten te manipuleren.’ Daarop antwoordde Smith: ‘Ik ben het daar niet mee eens.’

Je moet bij Google niet aankomen met anekdotes.

De angst van conservatieve politici is begrijpelijk. Google staat bekend als progressief walhalla, waar conservatieve werknemers zich niet geroepen voelen hun politieke overtuigingen fanatiek te uiten. Het James Damore-debacle liet dat goed zien. Want hoewel Damore uiteindelijk om misogynistische uitlatingen moest vertrekken, raakte hij een snaar binnen en buiten Google met de aantijging dat het bedrijf een ‘ideologische echo-kamer’ is. Dat, en gelekte documenten naar conservatieve websites als The Daily Caller en Breitbart, maakten conservatieve politici ervan overtuigd dat Google actief algoritmes aanpast om zoekresultaten voor zogenaamde liberale media te bevoordelen. Het is niet helemaal onbegrijpelijk dat dit soort voorvallen Republikeinen achterdochtig maken.

Maar het is allemaal anekdotisch bewijs. En je moet bij Google, Pichai voorop (hij begon bij Google als programmeur, maakte van Chrome ‘s werelds populairste browser, en werd toen CEO), niet aankomen met anekdotes. Google is een bedrijf waar data de heilige graal zijn. Niet alleen in hun verdienmodel, ook in hun bedrijfsvoering. Dit is een bedrijf waar de maaltijden in de kantines gewogen worden voor en na consumptie, om te meten hoeveel eten er gemiddeld weggegooid wordt – om daar vervolgens actie op te ondernemen. Dus Republikeinse afgevaardigden die een zoekactie laten zien om te bewijzen dat Google een conservatieve bias zou hebben, of die zeggen dat ze het ‘niet eens’ zijn met een antwoord, kunnen op een vriendelijk, maar weinig omvattend antwoord rekenen van de CEO. Hij neemt die zorgen pas serieus als je met harde data laat zien dat de bias bestaat.

Dragonfly

Pichai werd verschillende keren gevraagd naar een zeer omstreden project met de werktitel Dragonfly. In augustus van dit jaar kwam via The Intercept naar buiten dat Google bezig is een zoekmachine te ontwikkelen voor de Chinese markt. In 2010 had het bedrijf China verlaten omdat het zich zorgen maakte om mensenrechten en de vrijheid van informatie. Het nieuws dat Google nu opnieuw zou werken aan een zoekmachine voor China schokte mensen binnen en buiten Google. Niet alleen omdat het aan censurering zal moeten doen (in China kun je niet zoeken op de term ‘mensenrechten’), maar ook omdat de Chinese overheid Google zal dwingen gevoelige gebruikersdata af te staan. Op de zogenaamde ‘all hands-meetings’ bij Google, waar iedere werknemer, ongeacht niveau, een vraag kan stellen aan de bedrijfsleiding, gaat het al maanden over project Dragonfly. En het protest binnen het bedrijf tegen het project heeft zelfs tot publieke stakingen geleid.

Ook verschillende politici hebben kritiek op het project en vroegen Pichai er dinsdag naar. Maar ze lieten hem er stuk voor stuk mee weg komen dat het project in een ‘verkennende’ fase zit, ook al rapporteert The Intercept op basis van anonieme bronnen dat het project al bijna af was toen het nieuws erover naar buiten kwam. Bovendien antwoordde Pichai op vragen van de Republikein Keith Rothfus uit Pennsylvania dat er op enig moment honderd mensen aan het project werkten. Dat is misschien niet veel vergeleken met hoeveel man er werkt aan de andere zoekmachines, maar het is ook niet niets. Het geeft wel degelijk aan dat de Chinese zoekmachine een serieuze poging is of was.

Pichai wilde bovendien in antwoord op de Democraat David Cicilline uit Rhode Island niet uitsluiten dat hij als CEO ooit een zoekmachine in China lanceert. Hij wilde slechts ‘voorzichtigheid’ beloven. ‘Voor ons als bedrijf is het belangrijk om gebruikers van informatie te voorzien, en we vinden het altijd onze plicht mogelijkheden te onderzoeken of we gebruikers toegang kunnen geven tot informatie. Ik heb een verplichting daartoe, maar zoals ik al zei zullen we hier heel zorgvuldig mee omgaan en we zullen breed steun zoeken als we voortgang maken.’ Cicilline vroeg ook of er op dit moment Google-werknemers aan project Dragonfly werken, maar Pichai ontweek de vraag. Het is dus niet uitgesloten dat Dragonfly nog wel degelijk in ontwikkeling is – al is het twijfelachtig in welke mate.

Regulering op komst?

De hoorzitting van Pichai was het sluitstuk van een jaar waarin Amerikaanse politici zich steeds beter lijken te beseffen dat de macht van Big Tech misschien ietwat aan banden gelegd zou moeten worden. Verschillende keren werd er gepraat over de pogingen van het Congres om in navolging van het Europese GDPR (dat een equivalent heeft in de staat Californië) een privacywet met nadruk op tech-bedrijven in te voeren. Maar tegelijkertijd stelt dat vooral conservatieven voor een probleem: Republikeinen zijn over het algemeen voor een kleine overheid, die weinig zeggenschap over het bedrijfsleven heeft. Hoe wegen ze die ideologie tegen de overtuiging dat bedrijven als Facebook en Google hen duperen?

Democraten zijn wat minder schuw in het reguleren van het bedrijfsleven, maar zien zich met een ander dilemma geconfronteerd: Silicon Valley is hun rijke, progressieve achterban. Er komen veel politieke donaties van de San Francisco Bay Area naar Washington DC. Drogen die op als de tech-bedrijven beknot worden in wat tot nu toe een juridisch bekommerloos bestaan is geweest?

Toch: hoewel de hoorzittingen van het afgelopen jaar over het algemeen een tamme bedoeling waren, waarin de tech-bazen met veel weg kwamen, lijkt het debat tenminste geopend: technologie is niet alleen maar goed, en verdient net als andere grote industrieën om verantwoording af te leggen. De tijd is gekomen voor Big Tech om volwassen te worden.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content