“Ouders, leerkrachten en opvoeders mogen kinderen niet louter schrik aanjagen over de risico’s op internet, dan hebben ze geen realistisch beeld van wat er echt gevaarlijk is”, zegt Sofie Vandoninck van de KU Leuven, op basis van de resultaten van een bevraging bij 349 kinderen tussen 9 en 16.
“Men mag kinderen niet simpelweg schrik aanjagen over de risico’s op internet, omdat ze dan geen realistisch beeld hebben van wat er echt gevaarlijk is online. Ouders, leerkrachten en opvoeders dienen jongeren te helpen om online risico’s juist in te schatten en hen te leren hoe ze zich hiertegen kunnen beschermen”, aldus Sofie Vandoninck (Instituut voor Mediastudies, KU Leuven) op basis van de resultaten van een bevraging van 349 kinderen tussen 9 en 16.
Vooral 9-12-jarigen verwijzen spontaan naar mediaberichten wanneer hen gevraagd wordt wat ze op het internet als risicovol ervaren. Met name sensationele berichten met een dramatische afloop, zoals verhalen van pedofielen die contact leggen met jonge meisjes via het internet, blijven bij hen hangen. “Ze associëren onbekenden op het internet sterk met ‘vieze oude mannen’, terwijl ze niet beseffen dat het online pestgedrag vanuit hun eigen sociaal netwerk het grootste risico vormt op problemen”, aldus Vandoninck.
Deze sensationele berichten kunnen evenwel zinvol zijn om jongeren te leren nadenken over wat er mis kan gaan op internet. Ouders mogen volgens Vandoninck deze berichten echter niet enkel gebruiken om kinderen schrik aan te jagen, maar samen met hen nadenken over hoe dit incident is kunnen gebeuren, op welke manier de slachtoffers ermee kunnen omgaan en wat het reële risico is.
“Kortom, de zaken in perspectief zetten en in een juiste context plaatsen is belangrijk om eenzijdige en stereotiepe beeldvorming bij kinderen en jongeren over de online risico’s te vermijden.” (Belga/MI)
