Inge Opreel, CIO van nutsbedrijf Farys, is dit jaar onze CIO of the Year. De jury prees haar om haar authenticiteit en haar menselijke aanpak. Een gesprek over SAP, digitale meters en water.
U werkt sinds 1997 bij Farys, waarvan de laatste zeventien jaar als CIO. Hoe bent u in die rol terechtgekomen?
Inge Opreel: Mijn affiniteit met IT is in 2002 gestart, toen ik als key user vanuit het financieel departement waar ik werkte, betrokken werd in het ERP-implementatietraject van SAP. Bij een ERP, en zeker bij SAP, begint zowat alles met ‘finance’, en op die manier krijg je een goed beeld over alle modules, maar ook over alle processen in het bedrijf. Ik heb vanuit de boekhouding de verdere ondersteuning mee gedaan tot en met 2004.
Toen kwam de liberalisering van de energiemarkt. Tot dan was ons klantenbeheer uitbesteed aan Electrabel. De facturatie van drinkwater stond bijvoorbeeld samen met elektriciteit en gas op de factuur. Maar ook het beheer van de klanten zelf was geoutsourcet bij Electrabel, waar we door de nieuwe regels weg moesten. We hadden iets meer dan een jaar de tijd om zelf ons klantenbeheer te organiseren, en de toenmalige algemeen directeur heeft een team samengesteld om snel te schakelen. Hij heeft daarvoor mensen vanuit de business gehaald die vertrouwd waren met SAP, en nog enkele oudgedienden die wisten hoe klantenbeheer werkte, want dat hadden we al tien jaar lang niet meer zelf gedaan. In die SAP-divisie had ik de rol van een solution architect rond de verschillende modules die daar moesten worden ingebouwd. Daar is mijn traject echt gestart. In 2007 ben ik dan ook als CIO begonnen, na de nodige examens. Maar de focus lag, en ligt nog altijd op de business-applicaties.
Niet elk bedrijf zou businessmensen zo’n belangrijke rol geven in IT, zeker twintig jaar geleden.
Opreel: Dat was de inbreng van de toenmalige directie. Men had ook al de operationele technologie ondergebracht onder IT, en er was duidelijk de visie dat IT voor de business moet werken en die ook moet begrijpen. We zetten die strategie nu nog voort, want ze heeft al vruchten afgeworpen.
Wat waren uw eerste stappen als CIO?
Opreel: De belangrijkste stap voor Farys na mijn aantreden was groei. Wij gingen niet meer alleen drinkwater aanbieden, maar ook riolering, sportfaciliteiten en een aankoop- en dienstencentrale oprichten onder de naam Creat. Farys wil daar vooral onze vennoten ontzorgen, dat zijn de steden en gemeenten. En om te kunnen groeien, moet je zorgen dat je fundamenten schaalbaar zijn.
‘Zonder mijn team ben ik niks’
We hebben ervoor gekozen om eerst te virtualiseren, zodat de servers en de desktops flexibeler waren. Daarnaast hebben we een oefening gedaan om te zien wat er aan onze applicaties moest veranderen om die groei te ondersteunen. Wat hadden we nodig om die verschillende dienstverleningen en activiteiten te gaan doen? We wilden er voor zorgen dat we al die activiteiten financieel volledig gescheiden konden opvolgen, en daarna voerden we ook mobiel werken, portfoliomanagement en meer in. Dat was wel een zwaar veranderingstraject.
Zijn jullie bij dat virtualiseren dan ook richting cloud gegaan?
Opreel: Daar was het toen, in 2010, te vroeg voor. Cloud was toen nog geen grote factor. We hebben ondertussen de cloud geïntroduceerd voor bepaalde niche-activiteiten, en voor standaardprocessen als recruitment. Maar veel van onze kernprocessen zitten, ook vandaag nog, on-premises. Onze SAP S/4Hana staat on-prem, bijvoorbeeld. We willen enkele van die zaken in de volgende paar jaren naar een private cloud zoals RISE brengen, maar dat kan niet voor alles, omdat het cloudproduct daar niet matuur genoeg is.
Wij zetten die producten zo breed mogelijk in, maar dat betekent ook dat wij erg veel functies gebruiken. Die zijn niet altijd even ver ontwikkeld in de cloudversie als in de on-premversie. We gebruiken bijvoorbeeld OpenText, dat is een partner van SAP. We hebben begin 2024 gekeken of we dat naar de cloud konden brengen, maar dat werd toen nog niet ondersteund. Ondertussen is dat wel het geval. Maar voor onze kernactiviteiten is het geen goed idee om een pionier te zijn in softwareproducten. Dan kiezen we wel voor iets dat stabiel is, en dat werkbaar is voor ons.
Jullie zijn gestandaardiseerd op SAP?
Opreel: Voor een aantal producten wel, zeg maar voor alles wat rond ERP en data draait. Voor ons documentbeheer werken we met OpenText, voor operationele technologie met Siemens en voor geografische informatie, wat voor ons heel belangrijk is, met Esri. Wij blijven wel bij standaardpakketten en zoeken daarbinnen niet naar ‘best of breed’. We willen ook vermijden dat we met veel verschillende applicaties moeten werken.
Wat is daar de strategie?
Opreel: We zoeken niet alleen een product dat goed werkt, maar ook een dat gebruikt wordt door verschillende bedrijven. Zo ben je meer onafhankelijk richting integratoren. Als je die producten koopt, kunnen verschillende partijen ze implementeren. Want we willen een duidelijke scheiding tussen de software vendor en degene die het implementeert. Omdat we zelf niet de diepgaande technische kennis in huis hebben voor elk van die applicaties, kiezen we telkens voor een strategisch partnerschap met zowel de vendor als de integrator. Zo’n driehoeksverhouding maakt dat je elkaar kan blijven challengen.
Hoe ziet uw departement eruit?
Opreel: Het IT-departement heeft nu zo’n 46 interne mensen. We zijn ook aan het aanwerven. Maar die internen worden aangevuld met gemiddeld zo’n tien, vijftien externen. Afhankelijk van de projecten kan dat opgeschaald worden.

Hoe groot is de rol van IT in het volledige bedrijf?
Opreel: Wij zijn vandaag bij Farys met ongeveer 1.000 mensen. Zo’n 200 daarvan werken in de sportactiviteit, denk daarbij aan redders in zwembaden, bijvoorbeeld. De rol van IT in het bedrijf is altijd maar belangrijker geworden, zoals in alle bedrijven. IT wordt ook door Farys als iets strategisch gezien om de groei te realiseren. Het allerbelangrijkste bij ons is de ‘operational technology’. Die zorgt ervoor dat we drinkwater naar alle klanten kunnen leveren en dat we de waterkwaliteit kunnen bewaken.
Ziet u dat ook in het IT-budget? Hoeveel procent van de omzet neemt IT ongeveer in?
Opreel: We zitten tegen de 3,5%, inclusief operational technology. Voor de nutssector neemt het IT-departement gemiddeld rond de 3% van het budget in, volgens de cijfers van 2024, terwijl niet-nutsbedrijven van onze grootte meestal rond de 4,5% zitten. Wij zitten dus in het midden. Verder zijn onze budgetten stabiel. In het verleden waren daar een paar sprongen, in verband met investeringen die we hebben gedaan, maar nu volgen we vooral de index.
Jullie zijn een intercommunale. Heeft dat effect op de werking en hoe u die budgetten moet verdedigen?
Opreel: Onze aandeelhouders zijn in de eerste plaats steden en gemeenten. Wij moeten onze budgetten naar hen toe verdedigen. Maar bijkomend moeten wij ook die budgetten bij de Vlaamse Milieumaatschappij indienen, die vandaag onze regulator is. Voor hen maken we een tariefplan op zes jaar, dus wij moeten proberen om zes jaar in de toekomst kijken. Voor IT is dat niet evident. Maar op basis daarvan bepalen zij of wij bijvoorbeeld onze tarieven mogen indexeren.
Bij uw presentatie kreeg de jury de indruk dat u een echte people manager bent. Voelt u dat zelf zo aan?
Opreel: Zonder mijn team ben ik niks. Het is ook een team dat echt samenhangt. Mensen krijgen bij mij heel veel autonomie en vrijheid. Omdat ik al lang met dat team samenwerk, is er een groot vertrouwen, dus ik verwacht ook geen strikte rapportage. We moeten wel de rapporten voor de stuurgroep en de budgetten in orde maken, maar als ik verder niks hoor, wil dat voor mij zeggen dat alles goed gaat. Ik denk dat ik een wat lossere, minder formele stijl heb. Ik vraag mensen liever aan de koffiemachine hoe het met hen en hun werk gaat dan dagelijks of wekelijks rapporten op te vragen.
Kan u genoeg volk aantrekken?
Opreel: Op zich valt dat bij ons goed mee, deels omdat wij veel mensen vanuit de business aantrekken. Zowat de helft van ons IT-departement is business oriented, en er is veel interne mobiliteit. De profielen die het moeilijkst te vinden zijn, gaan over operational technology en bijvoorbeeld cybersecurity. Wij moeten daar natuurlijk de wettelijke weddeschalen volgen. Daarom werken we soms met stages en een eigen opleidingstraject.
In uw team zitten niet veel programmeurs?
Opreel: Bij de afdeling die over de businessapplicaties gaat hebben we er geen. Dat is bewust zo gedaan om business oriented te blijven. Natuurlijk verwacht je wel van die mensen dat ze de software in de vingers hebben. Ik kan ook wel een paar niveaus dieper gaan in bijvoorbeeld SAP. Wij moeten genoeg inhoudelijke kennis hebben om onze partner uit te dagen. Maar het pure programmeren, dat laten we aan de integratoren over. En als er vermoedens zijn dat het hier en daar beter kan, kunnen we nog altijd advies vragen bij de vendor zelf. Je hebt daar die driehoeksrelatie.
U speelt ook een rol in Synductis. Dat is een samenwerking tussen de verschillende nutsbedrijven?
Opreel: Ja, je hebt daar enerzijds de Vlaamse organisatie zoals het Agentschap voor Wegen en Verkeer of Aquafin, iedereen die op het openbaar domein werkt. Daarnaast hebben we enkele organisaties waarmee we nauwer samenwerken. Dat zijn dan bijvoorbeeld de gemeenten, andere waterbedrijven, Fluvius voor elektriciteit en gas of Proximus voor telecom. Met Synductis is het onze bedoeling om de planningen op elkaar af te stemmen. Je breekt dan bijvoorbeeld één keer de straat open en legt waar nodig meteen de verschillende leidingen opnieuw aan. Recent is er een groot project rond de R4 in Gent afgerond. Daar nam Synductis de coördinatie op zich, en ook de communicatie naar de buurt toe. We proberen daar de hinder zo minimaal mogelijk te houden, zowel naar de steden en gemeenten toe, als naar de inwoners. Toen Synductis in 2013-2014 werd opgericht, zijn de bevoegdheden verdeeld. Farys beheert de IT, dus daarom trek ik dat mee.
‘Bij de afdeling die over de businessapplicaties gaat hebben we bewust geen programmeurs’
Ook voor de Digitale Watermeter zijn er samenwerkingen.
Opreel: Ik denk dat die samenwerking gestart is begin 2019. Het bedrijf Water-Link was al met digitale meters gestart en we zagen daarrond wetgeving aankomen. De Watergroep, Pidpa en Farys waren elk met een ‘proof-of-concept’ bezig met diezelfde nieuwe technologie. Maar die werkte niet in ons gebied. Wij leveren niet alleen aan centrumsteden, maar ook aan de Vlaamse Ardennen, de Kempen of Voeren, waar er minder dekking is. Toen is het initiatief genomen om samen te werken. Onze gebieden zijn vergelijkbaar en we zaten allemaal met dezelfde problemen. Samen met Pidpa en de Watergroep zijn we daar in co-innovatie gegaan. Voor de digitale meterdata hebben we een contract met Fluvius gesloten, omdat het de beste optie was om de watermeter te laten communiceren via de digitale elektriciteitsmeter.
Jullie lijken veel samen te werken. Is dat iets typisch voor nutsbedrijven?
Opreel: Wij noemen elkaar binnen ‘het water’ vaak concullega’s. Er is geen concurrentie op vlak van drinkwaterklanten. De drinkwaterleverancier hangt af van de gemeente waarin je woont. Anderzijds willen we elk toch wel de beste van de klas zijn. AquaFlanders, de federatie van de Vlaamse waterbedrijven, organiseert bijvoorbeeld regelmatig benchmarks rond klantenbeheer en meer. Dus je hebt die competitie, maar niet om elkaar klanten af te snoepen. Daarom is samenwerking ook vrij gemakkelijk. En bij de ‘Digitale Watermeter’ is er ook een groot schaalvoordeel gecreëerd. Dat is geld dat je de maatschappij bespaart als je het niet allemaal zelf doet. Dat is ook een deel van onze maatschappelijke opdracht.
Vanaf volgend jaar gaat Farys via Waterunie Operator dieper samenwerken met De Watergroep. Is die puzzel IT-gewijs al gelegd?
Opreel: Veel mag ik daar nog niet over zeggen, maar ik werk al heel lang en nauw samen met de Watergroep. Zowel binnen Synductis, als bij de ‘Digitale Watermeter’. Ik wil vaak wat sneller gaan dan mijn collega, maar de manier waarop we het willen aanpakken, daar zijn we al gealigneerd.
Welke rol speelt security bij een waterbedrijf?
Opreel: Veiligheid en cybersecurity draaien voor ons rond leveringszekerheid. Als men ergens sabotage pleegt, dan kunnen delen van Vlaanderen zonder water komen te zitten, dus dat is superbelangrijk voor ons. Wij waren al onderhevig aan de cybersecuritywetgeving NIS 1 voor drinkwaterprocessen. Wij zijn nu onder NIS 2 een kritische entiteit en wij werken daarvoor al sinds een viertal jaar samen met Cylab. Dat is een afdeling van de Koninklijke Militaire School die ons mee opvolgt. Zij willen onze activiteiten beter leren kennen, en wij leren van hen hoe we beter kunnen worden in cyber resilience.
Is er in uw bedrijf plaats voor hippe dingen zoals AI?
Opreel: In 2024 is ons AI-beleid uitgewerkt en dat wordt nu operationeel getoetst.Wij hebben in juni onze eerste AI-toepassing live gebracht. Dat is een toepassing die de klantenservice efficiënter moet maken. In een notendop gaat die documenten op ons klantenportaal die niet automatisch bij de juiste persoon terechtkomen, toch proberen te verdelen. We werken ook met monitoring en sensoren om bijvoorbeeld lekken op te sporen. Ook op de data van de Digitale Watermeter lopen algoritmen. Vaak is dat machine learning, en niet zozeer generatieve AI. We zijn in enkele van onze departementen ook testen aan het doen met een professionele versie van Copilot, om te zien wat dat voor ons kan betekenen. In sommige diensten kan dat een meerwaarde zijn, in anderen is dat minder inzetbaar. Je moet niet voor duizend mensen een licentie kopen als die maar voor 200 effectief is. We zijn nu die bevindingen naast elkaar aan te leggen.
Je hoort steeds vaker over mogelijke watertekorten. Zijn er technologische oplossingen waar jullie als bedrijf mee bezig zijn?
Opreel: Natuurlijk, er is geen drinkwatertekort, maar er zijn een aantal voorbeelden van hoe wij investeren in risicospreiding door alternatieve bronnen voor drinkwater aan te boren.We hebben sinds een paar jaar in Oostende een productie staan die drinkwater uit brak water maakt – dat is het zoutachtige water aan de dokken – met nieuwe membraamtechnologie. UGent ondersteunde het microbiologisch onderzoek met nieuwe real-time waterkwaliteitssensoren.
Samen met Capture (UGent, VITO, VUB en UA) en Aquafin zetten we deze technologieën in Aalst in onze nieuwe drinkwaterproductie in om afvalwater om te zetten in drinkwater. Iets breder is er de Impactwijzer. Onze innovatieafdeling heeft die geïnitieerd en die helpt om te beslissen waar we best investeren op een manier die zorgt dat er maximaal drinkwater voorradig is, ook bij verdere klimaatverandering. Daarbij is het belangrijk dat je rekening houdt met een aantal parameters, zoals onder meer de leveringszekerheid bij droogte en de impact op landbouw en natuur. Want je kunt investeren, bijvoorbeeld om meer drinkwater uit afvalwater te produceren, maar als het erg warm is en er is watertekort, dan kunnen we het afvalwater niet meer volledig omzetten in drinkwater. Proberen we dat toch, dan is er een risico dat de omliggende watergebieden onder druk komen. Dus je moet altijd kijken in je volledige waterlandschap hoe je dat het best doet.
‘Door samen te werken creëren we een groot schaalvoordeel. Dat is geld dat je de maatschappij bespaart’
Verder onderzoeken we hoe we op droogtes kunnen anticiperen. Op momenten als nu, wanneer er water in overvloed is dat toch maar wegloopt naar de zee, zou je dat kunnen zuiveren en opslaan. Een beetje van die buffercapaciteit vind je zelfs bij mensen thuis. Velen hebben een waterput, maar als het lang droog is en die leeg staat, gaan ze hem vullen met drinkwater om toch hun wc door te spoelen. Als je voorspellend kunt werken en weet dat er een periode van droogte aankomt, zou je hen kunnen motiveren om die put op voorhand te vullen met drinkwater, wanneer er nog meer dan voldoende water is dat anders naar de zee stroomt. Dat zijn dingen waar we aan denken.
U bent als vrouwelijke CIO nog altijd in de minderheid. Ziet u zichzelf als een rolmodel?
Opreel: Ik heb mezelf altijd meer als rolmodel gezien in het feit dat ik meer business-georiënteerd ben, eerder dan als vrouw. Nu, ik zie ook wel dat ik wat makkelijker vrouwen aantrek in IT. Ons team is ongeveer fifty-fifty. Maar in Farys en ook in de SAP-wereld is de verhouding man-vrouw nog vrij goed geregeld, zeker als je dat vergelijkt met operationele technologie. Daar vind je dan weer geen vrouwen. Je merkt dat ook in mijn departement: alle andere teams zijn gemengd, maar het is bijna onmogelijk om in OT een vrouw te vinden. En ik probeer wel te zorgen dat teams gemengd zijn, omdat de werksfeer daardoor vaak verbetert.
Ik probeer ook waar ik kan af en toe advies of begeleiding te geven, of wat meer zichtbaarheid aan dames in de sector die veel in hun mars hebben. En voor mijn twee dochters zal ik ook zeker een rolmodel zijn. (lacht)