Vijfentwintig jaar iMac: een computer uit één stuk
Voor de komst van de iMac waren alle computers – ook die van Apple – muisgrijze ondingen wier voornaamste doel op aarde erin leek te bestaan om te vloeken met het interieur van hun bezitter. De in Cupertino ontworpen succescomputer, die deze week vijfentwintig kaarsjes uitblies, bracht daar radicaal verandering in: computers mochten ineens ook mooi zijn als object.
Als we mensen meer computers willen doen kopen en gebruiken, bedacht Apple-stichter Steve Jobs in 1998, moeten ze eruitzien als een meubelstuk op zich, iets wat niet vloekt met de Feng Shui van die gebruikers hun interieur. In die opstelling vond hij een verwante geest in huisdesigner Jonathan ‘Jony’ Ive, die zich kon laten inspireren door een regendruppel voor het ontwerp van een computermuis. Samen creëerden ze de iMac, een nieuwe alles-in-ééncomputer waarmee Apple zijn comeback in het publieke oog wilde forceren.
Dat was nodig, want het computermerk (nog geen sprake van telefoons en muziekspelers) was op dat moment verworden tot de fabrikant van computers die op professionele gebruikers uit creatieve of grafische sectoren waren gericht, en ergens in een verdomhoekje van de computerwinkel stonden. Hun overheersende kleur was een hemeltergend saai beige.
Het drama en de stoelendans die aan de komst van de iMac voorafgingen zijn welbekend. Steve Jobs was zonet uit een ballingschap van 12 jaar teruggekeerd als CEO van het bedrijf dat hij in 1977 had gesticht. In 1985 had onenigheid met nieuwe baas John Sculley tot zijn vertrek als opperhoofd geleid, en na wat rondslenteren door Europa (nog in loondienst van Apple) keerde hij terug naar de V.S. om er NeXT Inc. op te richten, een fabrikant van krachtige werkstationcomputers.
Die werden nooit een groot succes: halfweg de jaren 90 werd NeXT een softwarebedrijf, dat in 1997 werd opgeslokt door Apple. Wat dus de deur openzette voor een terugkeer van de verloren zoon, die perfect paste in het vacuüm dat inmiddels aan de top van het slecht boerende bedrijf was ontstaan. En dus was het exit Gil Amelio, de recentste interimbaas, en de medeoprichter van het bedrijf maakte zijn glorieuze terugkeer.
Bolletje
Een jaar nadat Jobs zichzelf zo opnieuw in het CEO-zitje van Apple had gehesen (zij het eerst ad interim), luidde hij dat nieuwe tijdperk in voor het bedrijf. Met de iMac G3 bracht hij eigenlijk een geestelijke opvolger voor de Macintosh op de markt: die in 1984 gelanceerde computerrevolutie die alles – én het scherm én de circuits – in één kist leverde, waarop gewoon een bijpassende toetsenbord-en-muiscombinatie diende te worden aangesloten.
Met zijn iMac wilde Jobs weer zo’n computer op de markt brengen met de particuliere consument als belangrijkste focus. Terug alles in één kist, maar dan nu met dat inmiddels welbekende ronde design. Het apparaat had een scherm met relatief hoge resolutie, en de krachtigste centrale processor die er op dat moment in een personal computer zat.
De iMac moest dat thuispubliek ook het digitale tijdperk binnenloodsen: hij had meteen al de nodige netwerkvoorzieningen om gebruikers snel op het toen nog prille internet te brengen. En – hou u vast – geen diskettestation meer! De cd-rom was al wel doorgebroken in de late jaren 90, maar alle computerfabrikanten hielden niettemin nog vast aan de floppydiskette van 3,5 inch als standaard voor het transporteren van gegevens. Apple was de eerste fabrikant die daar komaf mee maakte.
Nog een vernieuwing: de iMac was een van de eerste computers die de vandaag universeel bekende maar toen nog gloednieuwe Universal Serial Bus (USB)-standaard aannam voor het aansluiten van randapparatuur op het toestel.
Om te likken
Die allereerste iMac werd op 15 augustus 1998 voorgesteld tijdens de MacWorld-conferentie in New York, in het soort keynotes die Jobs de jaren daarna tot een stukje performancekunst zou verheffen. Het eerste model werd geleverd in Bondi Blue, een cyaankleurige tint die de Apple-designers hadden ontleend aan de kleur van het water op Bondi Beach, een bekend surfersparadijs in de buurt van Sydney, Australië. Maar al snel kwamen er kleurtjes bij. Na veertien maanden, waarop er een flinke twee miljoen iMacs waren verkocht, kwam eind 1999 een eerste update van de hardware.
Daarvoor breidde Apples design-opperhoofd Jony Ive ook zijn concept van het snoepkleurtje nog wat uit. Voor zijn ontwerp van de originele iMac was Ive al een kijkje nemen in een snoepfabriek om te zien hoe hij de inmiddels wereldberoemde behuizing zowel gekleurd als doorzichtig kon maken. En nu ging hij nog gekker met de kleuren van het ding, dat nog doorzichtiger was, en voortaan in vijf varianten kon worden geleverd: tangerine, grape, lime, strawberry, en blueberry. ‘De mooiste computer die we ooit hebben gezien’, schreef het Belgische maandblad Netwerk eind 1999.
Nog later kwam er de iMac DV bij, in een dieper blauw, en de van een gebloemde behuizing voorziene iMac Flower Power. Ook aan de sotware van de iMac bleef Apple innoveren: in januari 2000 werd het gedateerde besturingssysteem van de toestellen vervangen door Mac OS X, een flink krachtiger en fraaier stuk bestuurssoftware. ‘We maakten de knoppen op het scherm zo mooi dat je eraan wilt likken’, prees Jobs de creatie van Apples software-afdelingen tegen het magazine Fortune.
Lampen en monolieten
Dat ‘bolletje’ hield het uiteindelijk niet bijzonder lang uit. In 2002 gooide Apple het design van zijn iMac al helemaal om, naar het ‘lampvormige’ model dat het introduceerde met de iMac G4. Het toestel, met een in de hoogte verstelbaar vlak scherm op een voet waarin alle computerhardware geprangd zat, werd vanuit een paar onverwachte hoeken bejubeld.
Die van vakautoriteiten in de ergonomie, bijvoorbeeld, waar het toestel als niets minder dan een wonder werd onthaald. Het Belgische onderzoekscentrum Mensana, bijvoorbeeld, bejubelde de machine in 2002 omdat het scherm, dat dankzij een ingenieus verstelbaar armpje op zowat alle hoogtes en in alle windstreken kan worden gezet, de gebruiker automatisch naar een comfortabele zithouding leidde.
Twee jaar daarna kwam er echter wéér een radicale visuele update, waarna de iMac de form ging aannemen die hij vandaag in essentie nog altijd heeft: een monolitisch toestel, waarin de computerkracht over de gehele breedte van het scherm werd verdeeld. Sinds 2007 kwam het aluminium omhulsel erbij, dat tot twee jaar geleden het meest kenmerkende element bleef in de iMac, zij het wel dat de toestellen met de vorderende jaren dunner en dunner werden.
Met de iMac M1, die Apples eigen processor torste, kwamen in 2021 uiteindelijk kleuren terug: het toestel is nu leverbaar in zeven kleurvarianten, maar het zijn eerder pastels dan de felle snoepkleurtjes uit 1999.
Boeren met Windows-pc’s
Vandaag zijn computerverkopen minder belangrijk geworden in Apples inkomsten dan een kwarteeuw geleden. Uit het laatste jaarraport van de techgigant blijkt dat de hele Mac-productlijn nog altijd een flinke 40 miljard dollar (36,8 miljard euro) opbrengt op jaarbasis. Maar het merendeel daarvan (Apple specificeert niet hoeveel in zijn jaarrapport) staat op het conto van de laptops, die over de hele computerindustrie al lang geleden de overhand hebben genomen. Bovendien klopt de Mac-afdeling daarmee alleen nog maar de iPad als productcategorie, die 29 miljard dollar (26,7 miljard euro) opbracht in 2022. De topper blijft natuurlijk de iPhone, met 205 miljard dollar (188,6 miljard euro) aan jaaromzet, gevolgd door diensten (zoals Apple TV+, Apple Music en iCloud) met een verzamelde 78 miljard dollar (71,7 miljard euro), en wearables, home en accessoires, met 41 miljard dollar (37,7 miljard euro).
Het belang van de iMac binnen Apple kalfde de afgelopen decennia misschien zwaar af, maar het toestel was cruciaal in de merkidentiteit van Apple. Voordat de techreus een breed consumentenproduct op de markt had, met de iPhone, moest het zich op de pc-markt – waar het vandaag slechts een aandeel van minder dan 9 procent heeft, volgens marktonderzoeksbureau Gartner – differentiëren van de rest. En dat deed het historisch door zich af te zetten tegen de stijlloze en boerse Windowspc.
Volgens Apple-baas Steve Jobs, in de zeldzame keren dat hij het over die tegenstelling heeft gehad in de documentaire Triumph of the Nerds uit 1996, had dat vooral een historische oorzaak: Apple is in de jaren zeventig ontstaan als een soort hobbyclubje van kunstenaars, geschiedkundigen en andere academici, die naar Silicon Valley werden getrokken door de opkomende informaticaindustrie, en hun esthetische bewustzijn bij Apple binnenbrachten, naast hun in de marge aangeleerde technologische vernuft. ‘We weten tenminste wat een mooi lettertype is’, luidde een van Jobs’ boutades in die docu. En, gericht op erfconcurrent Microsoft: ‘Hun probleem is dat ze geen smaak hebben. Ze bedenken geen originele ideeën, en ze brengen weinig cultuur in hun product.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier