Gilbert Declerck waakt al tien jaar als een goede huisvader over IMEC, de inter-universitaire onderzoeksinstelling voor micro-elektronica. Vrienden noemen hem een sterke leider met een zachte hand. Iemand die het analytische vermogen en de rust van de professor combineert met de gedrevenheid en het commerciële inzicht van de manager.

Declerck is winnaar van enkele van de hoogste wetenschappelijke prijzen in de branche, maar pakt daar niet mee uit. Wél uitpakken wil hij met zijn vier kleinkinderen – momenten van rust in zijn leven – en met IMEC, dat hij tot een van de drie topinstituten in de wereld maakte. Het slechte nieuws? “IMEC ligt in het verkeerde land.” Het goede? “2008 was het beste jaar in onze geschiedenis. In 2009 denken we dat niveau te kunnen houden.”

Aan het begin van uw carrière hebt u in Stanford gewerkt. Hoe belangrijk was dat voor u?

GILBERT DECLERCK ( lacht) : Wij hebben daar onze eerste dochter gekocht. Met Amerikaanse dollars. Ik was een jonge onderzoeker en ik had de keuze: blijven of teruggaan naar België. Dat was een kantelmoment. Als ik zie hoe zwak de samenwerking is in Europa, hoe elk land zijn eigen ding probeert te doen, dan had ik daar misschien moeten blijven. Wij proberen IMEC op de wereldkaart te zetten en als we dan succesvol zijn, kopiëren de Fransen of de Duitsers ons. In Amerika gaat men voor excellentie over de staten heen. Men steunt de beste instituten.

Is dat niet jammer dat u moet vaststellen dat u misschien beter in de VS was gebleven?

GILBERT DECLERCK: Mijn leven was misschien een andere richting uitgegaan. Het was 1973. De tijd van de pioniers. Mensen uit dat team zijn nu chief executive officers in Silicon Valley. T.J. Rogers is baas van Cypress, Paolo Gargini is nu director technology strategy bij Intel (en verantwoordelijk voor de Intel-relaties met externe researchinstituten, nvdr).

Maar ik betreur niet dat ik ben teruggekomen. Wij hadden daar gezien wat mogelijk was en we hadden de ambitie om dat hier ook te doen. In moeilijkere omstandigheden, in een kleiner land. We hebben hier mooie dingen gedaan. IMEC is wereldwijd bekend, al wordt dat in Vlaanderen misschien niet genoeg geapprecieerd. Wij zijn een van die kenniscentra die meer faam hebben naarmate je verder van Vlaanderen weggaat.

Hoe was het werken met professor Roger Van Overstraeten, de stichter van IMEC?

GILBERT DECLERCK: Zonder Van Overstraeten was er geen IMEC geweest. Hij heeft IMEC in gang gestoken, samen met Gaston Geens, de eerste Vlaamse minister-president, en met Jean-Claude Deschamps van GIMV. Ik heb heel mijn wetenschappelijke carrière voor Roger Van Overstraeten gewerkt. Een visionair, een zeer goede wetenschapper die zich wist te omringen met topwetenschappers en topmanagers en het team heeft uitgebouwd. Van Overstraeten kon luisteren, maar hij kon ook beslissen.

Was er een breuk in de strategie toen u overnam?

GILBERT DECLERCK: ( denkt na) Neen. Bij de start van IMEC in 1984 was ik een van de divisiedirecteurs. Toen wij wisten dat professor Van Overstraeten ziek was, in 1997, heeft hij me in mei gevraagd hem te helpen. Ik had toen de grootste divisie, met heel veel internationale contacten en contracten. In 1999 is hij overleden en midden dat jaar ben ik algemeen directeur geworden. Het was het moment dat we verder moesten internationaliseren. Ik heb die strategie voortgezet, maar hard doorgeduwd, daar sterk op gefocust.

U denkt dat het in de VS gemakkelijker werken was geweest. Klaagt u dan over de Vlaamse overheid?

GILBERT DECLERCK: “Neen. IMEC staat er onder meer dankzij de Vlaamse overheid. De steun dit jaar bedraagt 44 miljoen euro, op een budget van 270 miljoen. Dat is veel geld. Het saldo komt van de bedrijven die inschrijven op onze programma’s, waarvan de resultaten dan voor 95 procent van IMEC zijn. Dat is belangrijk. De kennis die wij verwerven uit de programma’s met de topspelers, wordt mede-eigendom van IMEC. Dat is co-ownership without accounting. Wij moeten die bedrijven geen toelating vragen om daar iets mee te doen. We kunnen die kennis meteen ter beschikking stellen als er Vlaamse bedrijven klaar voor zijn.

Onderzoeksinstellingen zitten in chronische geldnood. U dus niet?

GILBERT DECLERCK: Een overheid moet de lat hoog leggen, maar ze mag het de wetenschappers niet te gemakkelijk maken. Ze moet nét voldoende geld geven om het mogelijk te maken, maar niet voluit financieren. In onze lijn voor 300 mm-wafers zit voor 500 miljoen euro apparatuur. Dat is betaald door buitenlandse bedrijven. De Vlaamse overheid heeft dat mogelijk gemaakt door te helpen met de bakstenen.

Op wat bent u het meest trots bij IMEC?

GILBERT DECLERCK: In november hebben we een deal gesloten met Panasonic, het nummer één in consumentenelektronica in Japan. Dat is echt op basis van de cultuur van IMEC. De kennis, het uitdragen van de kennis, het harde werken, de res-ponsiveness – op vragen van klanten reageren we meteen. IMEC staat voor een cultuur. Wetenschappers uit 60 landen. 1600 à 1700 mensen. Gemiddelde leeftijd 34. Spreken Chinees, Spaans, Italiaans… Ze komen naar IMEC omdat het in dit domein wereldwijd de plaats is waar ze naartoe willen komen.

Daar zijn we trots op. Er is wel eens de kritiek geweest dat IMEC te weinig met Vlaamse bedrijven samenwerkte. Nu begint men te begrijpen dat onze samenwerking met internationale bedrijven kennis en mensen naar Vlaanderen trekt. Kennis die van ons is. Mensen die hier een lief vinden, hier blijven wonen en bijdragen tot de welvaart. Volgens onze jongste impactstudie hebben we al ongeveer 4000 jobs gecreëerd. En vandaag, in deze moeilijke tijden, werken we aan drie investeringsdossiers. Internationale bedrijven die naar Vlaanderen willen komen om hier een klein beetje productie te doen, maar vooral onderzoek en ontwikkeling – wegens IMEC. Het kan in Limburg zijn, maar goed, dat is ook Vlaanderen.

Op die manier kunnen we ook met Vlaamse bedrijven meer doen. Onze grootste Vlaamse partner vandaag is Umicore. Daar werkten we tien jaar geleden niet mee samen. Dat zit dus veel beter, maar wij sponsoren bijvoorbeeld geen wielerploeg en zijn dus niet zo bekend. Misschien moeten we dat doen. Tom Boonen met IMEC op zijn shirt. Dan zouden de mensen IMEC wel kennen.

Die aantrekkingskracht is een zaak van persoonlijke relaties?

GILBERT DECLERCK: Zo zou ik het niet formuleren. Wetenschappers moeten eerst en vooral hun job doen. Zij moeten zorgen dat IMEC met de besten meespeelt, uniek is, iets te bieden heeft. Wij verkopen kennis, intellectuele eigendom. De wetenschappelijke reputatie komt eerst.

Het is aan mij en aan mijn naaste medewerkers om met de bazen van die bedrijven te praten. Daar moet een vertrouwensrelatie zijn. Als dat niet klikt, komt er geen project. Je hebt de beide nodig. Onze wetenschappers moeten hun collega’s bij de bedrijven overtuigen dat ze van ons iets kunnen leren. Not invented here is moeilijk te verkopen. De chief technical officer moet dan beslissen om een deel van het werk uit te besteden, geen gemakkelijke stap. En de chief executive officer moet daarmee akkoord gaan. Dat proces duurt een jaar, minstens.

Eind oktober klaagde u dat de Europese subsidie voor de grote Europese onderzoeksprogramma’s de kleine landen benadeelt.

GILBERT DECLERCK: De Joint Technology Initiatives zijn samenwerkingsprogramma’s tussen de grote bedrijven, de academische wereld en de kmo’s. Europa financiert die projecten voor 17 procent. De industrie betaalt de helft. De rest komt van de landen.

Vlaanderen zegt terecht dat het ons daarin alleen kan financieren als we een Vlaamse partner hebben. Maar Vlaanderen is klein en niet in al onze domeinen vinden we een Vlaamse partner. Zo hebben we niet kunnen meedoen aan een project met Nokia, omdat de Europese subsidie van 17 procent op zich te weinig was om het werk te doen. We doen dat project nu met niet-Europese partners. Dat vind ik erg. Dat we als een center of excellence in Europa niet gezien worden als een Europees center of excellence.

Ik pleit ervoor om Europese subsidies te gebruiken om samenwerking mogelijk te maken. Maar zonder de lidstaten of hun bedrijven te verplichten om samen te werken met een lokaal centrum dat achterligt op IMEC. Dat is wat nu gebeurt. Als in een strategisch domein in een klein Europees land een belangrijk instituut ontstaat door hard werken, dan kopiëren de grote landen dat. Daar doet Brussel niets aan. Als Europeaan vind ik dat zielig.

Stel dat IMEC in Duitsland of Frankrijk had gelegen.

GILBERT DECLERCK: Dan hadden die landen daarmee uitgepakt. Nu negeren ze ons of maken het ons lastig in Europese fundingprogramma’s. Daardoor kunnen we moeilijk met Franse en Duitse bedrijven samenwerken. Voor hen staat IMEC in het verkeerde land.

U was van plan om meer spin-offs te creëren.

GILBERT DECLERCK: Wij hebben initiatieven, maar het probleem is het zaaigeld. Echt risicokapitaal is heel moeilijk te vinden. Het verschil met vroeger is dat de wetenschap over de hele wereld nu ongeveer even snel evolueert. Als wij met een spin-off komen, zijn de Japanners, de Koreanen, de Taiwanezen ook aan het broeden. Daarom moet je snel kunnen gaan en met tien à twintig mensen starten. Doe je dat niet, dan heb je geen kans. Maar je hebt dan wel een paar miljoen euro’s startkapitaal nodig. Zeer risicovol.

Dus zullen er minder spin-offs zijn?

GILBERT DECLERCK: Volgens ons beheerscontract moeten we in vijf jaar zeven spin-offs oprichten of een bestaand bedrijf met onze intellectuele eigendom versterken. Het aantrekken van buitenlandse investeringen is eveneens belangrijk. Als we aan die criteria niet voldoen, kunnen we een klein stuk van onze dotatie verliezen. Maar we mikken nog altijd op iets meer dan één per jaar en dat zal lukken. Wij investeren nu wel redelijk veel geld in het risicovolle voorbereidende traject. We moeten het idee iets verder uitwerken om de durfkapitalisten te overtuigen om mee te doen. De financieringsmarkt is niet opgedroogd, maar wel veel kritischer.

De Vlaamse regering investeert 35 miljoen euro in extra onderzoekslaboratoria.

GILBERT DECLERCK: We wachten op het definitieve akkoord. Het papierwerk loopt vlot. Een tweede clean room is nodig, want wij hebben toestellen besteld die in 2010 worden geleverd. En nu zou ik ze op mijn bureau moeten zetten, want we hebben geen plaats meer.

Wij zulllen een aantal dingen naar die tweede clean room verschuiven. Wij hebben grote programma’s rond zonnecellen. Daar proberen we partners voor te verzamelen. Energie is hét probleem voor de volgende tien tot dertig jaar. In zonnecellen hebben we veel ervaring. Professor Van Overstraeten was er al vóór 1984 mee bezig en we hebben daar al drie spin-offs: Photovoltech, Soltech en 3E. Daarnaast is er het NERF-initiatief, het biomedische Neuro Electronic Research Flanders, samen met het Vlaams Instituuut voor Biotechnologie (VIB) en de KU Leuven. Dat komt binnen de muren van IMEC, maar samen met het VIB. We willen er echt een topinstituut voor hersenonderzoek van maken. En dan is er nog de klassieke chiptechnologie, waarvoor we nieuwe toestellen in de tweede clean room plaatsen.

Welke impact van de crisis verwacht u bij IMEC?

GILBERT DECLERCK: “We zijn 2008 nog aan het afsluiten, maar het is het beste jaar in onze geschiedenis. Schitterend. Ook 2009 ziet er goed uit. In San Francisco was ik met 150 bedrijfsleiders. Velen zijn me komen vertellen dat ze doorgaan met ons. Ceo’s weten dat innovatie nodig is en in moeilijke tijden zijn ze meer geneigd samen te werken. Ze hebben niet de centen om het allemaal zelf te doen. Tot nu toe hebben zich geen bedrijven teruggetrokken. Er zijn wel vragen om later te mogen betalen, om betalingen te spreiden of om wat minder te mogen betalen. Sommigen halen er meer partners bij om de kosten te delen. Dat zijn trends die elkaar een beetje tegenwerken, maar ze spelen in ons voordeel.

We werken ook al lang met rollende langetermijncontracten van twee à drie jaar om te vermijden dat we bij elke cyclische dip een probleem hebben. De contracten voor 2009 zijn geplaatst. We zitten dus goed, tenzij er bedrijven verdwijnen. We zijn nu volop bezig voor 2010 en 2011.

Er is altijd voorspeld dat er nu wel stilaan een einde zou komen aan het verkleinen van de chips. Hoever staan we daar?

GILBERT DECLERCK: We gaan naar 22 en dan naar 16 en 11 of 12 nanometer (miljardsten van een meter, nvdr). Maar dan zijn we alweer vijf of tien jaar verder. Er zijn fysische beperkingen die we bekijken, maar dat zijn juist onze onderzoeksonderwerpen. Er zullen minder spelers zijn, maar wie doorgaat – Intel, Samsung, Tsmc – zit bij ons. Dat brengt ons dicht bij 2020. In plaats van altijd kleinere lijnbreedtes te zoeken, kunnen we chips ook op elkaar zetten en in drie dimensies verpakken. Ook daar hebben we een stevig programma. Ondertussen kijken we naar totaal nieuwe componenten, ergens rond 2015-2020.

De schaalvergroting doet producenten afhaken. Hoe gaat u daarmee om?

GILBERT DECLERCK: Er zijn minder bedrijven die chips maken. Twee jaar geleden is Texas Instruments weggevallen. Maar er komen ook nieuwe partners bij. Geheugenproducenten als Hynix of Elpida. Qualcomm (een chipsetleverancier voor Option, nvdr) is een nieuwe partner. De omgeving verandert. We moeten daarop inspelen.

Er is het Vlaanderen in Actie-plan. Is dat voldoende?

GILBERT DECLERCK: Als we dat kunnen realiseren, zijn we goed bezig. Er zitten stevige programma’s in zoals de biodatabank of slimme sensoren voor de medische wereld. Het Smart Grid, een prachtig project. De lokale producenten van energie koppelen aan het net maar op een slimme manier. Diepvriezers die een paar uur afslaan op een moment dat energie te duur is. Als we het piekverbruik omlaag halen, hebben we geen dure overcapaciteit nodig. En dan zijn er nog de programma’s voor alternatieve energie: fotovoltaïsch, warmtekrachtcentrales, windmolens. Daar kunnen we in Vlaanderen heel veel bedrijven voor inschakelen.

U bent bijna 63? Hebt u al een opvolger voor ogen?

GILBERT DECLERCK: Zoals in elk groot bedrijf is men op het niveau van de raad van bestuur bezig met successieplanning voor alle topfuncties. Het zou onverstandig zijn dat niet te doen. Maar ik kan moeilijk antwoorden op vragen naar kandidaten (in het halfgeleiderwereldje circuleert de naam van Luc Van den Hove, nu chief operating officer, nvdr).

Hebt u wel eens rust?

GILBERT DECLERCK: Vrije tijd is er niet veel, wat had je verwacht? Je moet het eigenlijk hebben van je vrouw, je dochters en de kleinkinderen. Nu ja, rust. Kleine mannen van twee tot vier jaar – dat is niet rustig, wel rustgevend. Ze rukken je weg uit je professionele bekommernissen. Je moet 100 procent met hen bezig zijn. #

Bert Lauwers en Bruno Leijnse

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content