Luk Lemmens is een man die zijn carrière goed beheert. Hij zorgt ervoor dat hij goede relaties heeft met alle headhunters. Kan hem altijd van pas komen; een lucratieve exit, een geslaagde volgende stap. Hij gaat er van uit dat headhunters hem daarbij kunnen helpen.

Zo gebeurt het een paar keer per jaar dat hij mij opbelt met een straf verhaal, waarvan hij vindt dat ik het moet weten.

“Dat ontbrak er nog aan, PC.”

Zo steekt hij van wal. De opwinding en het leedvermaak klinken door in zijn gejaagde stem.

“Er zijn gisteren twee mensen copulerend in de ziekenboeg op de vierde verdieping aangetroffen. Toen de schoonmaakploeg om zeven uur haar ronde deed, viel Aziza over een ineengestrengeld kluwen van twee hijgende lichamen. Het brave kind, dat nauwelijks Frans of Nederlands spreekt, is van de weeromstuit beginnen gillen en toen ze zich uit het kluwen kon ontwarren heeft ze zich snel uit de voeten gemaakt. Haar poetsgerief heeft ze achtergelaten. En nee, ze had niet gezien wie het waren. Wel moet ze in paniek op een bril gestapt zijn en de vrouw had lang haar en de man voelde mager en knokig aan.”

“Het verhaal van de betrapte minnaars doet als een lopend vuurtje de ronde. Landschapsbureaus lenen zich uitstekend tot een snelle verspreiding van het smeuïge verhaal. Iedereen verkneukelt zich in de speculaties over de identiteit van de steelse en boude onverlaten. Lijstjes worden opgemaakt van alle vrouwen met lang haar (Wat is lang voor een Tunesische schoonmaakster?) en alle magere mannen (Wat is mager en knokig voor een Tunesische werkvrouw?). Wie heeft zijn bril niet op? Wie heeft zich vandaag ziek gemeld?”

“We hebben vorige maand pas het probleem van de vieze fotokopies kunnen oplossen en nu dit weer. Stel je voor: een van onze beste consultants vond het nodig om zijn lid op het fotokopieerapparaat te leggen en die kopietjes met een uitnodigend tekstje naar alle vrouwen in het bedrijf te sturen. Je kan je voorstellen wat een hilariteit dat gegeven heeft. Het scheelde niet veel of Joëlle Milquet was eigenhandig alle fotokopieerapparaten komen verzegelen. Om maar te zwijgen van de schade die bij deze halsbrekende toeren aan onze fotokopieerapparaten werd aangericht.”

“Zeg Luk, en hoe heeft die man dat in godsnaam kunnen klaarspelen? Ik zie mij dat nog niet meteen doen. Ging die vent daar met zijn buik op liggen?”

“Ik weet het niet en ik wil het niet weten. De man is zich na enkele weken schuldbewust komen aanmelden, werd op non-actief gezet en het bedrijf betaalt de rekening van zijn psychiater. We hebben zijn identiteit niet verborgen kunnen houden. Het is onwaarschijnlijk dat deze man nog terugkeert. Zoals Jacques, mijn baas met zijn gekende, subtiele gevoel voor humor, zei: Ze hebben hem bij zijn pietje gepakt en dat was precies wat hij wou.”

“Hoe meer onze personeelsleden zich in de wie-deed-het-combinatiespelletjes verdiepen, hoe moeilijker het wordt om geloofwaardige daders te identificeren. Tegen het einde van de namiddag is iedereen de revue gepasseerd en onkoppelbaar bevonden. De laatste combinatie, die na eliminatie overblijft, is die van Anja Pietercil, een junior accountant met lang bruin haar en grote borsten, en Jan Louage, onze algemeen directeur. Die is inderdaad niet vies van een occasionele scheve schaats, maar ter zijner verdediging dient aangevoerd te worden dat hij voor twee dagen in het Europese hoofdkwartier in Londen is. Ik moet er ook bij zeggen dat de vermeende geslachtsdrift van onze Jan een vast onderdeel is van de folklore van ons bedrijf.

“Hem wordt meer potentie toegeschreven dan hij werkelijk heeft”, fluisteren zijn voormalige vriendinnen.

‘s Avonds belt Luk mij opnieuw op, er van uitgaande dat ik op de hoogte wil gehouden worden van de gymnastiek in zijn bedrijf. “Er gaan nu stemmen op die zeggen dat het hele verhaal niet waar is en dat die Tunesische schoonmaakster het verzonnen heeft. Er was geen andere getuige, en dat poetsgerief werd zomaar achtergelaten. We moeten maar eens een hartig woordje met dat schoonmaakbedrijf wisselen. Trouwens, er is toch niemand zo stom om hier in het gebouw te gaan liggen rampetampen. Het zal die Tunesische wel geweest zijn. Alle uitvluchten zijn goed om niet te moeten werken. Straf, hé.”

Ik begraaf mijn hoofd in mijn handen.

DOOR JAN FLAMEND

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content