Wegens zijn toenemende behoefte aan rekencapaciteit, met name voor de digitale simulatie van composietstructuren, installeerde de Belgische groep Asco Industries onlangs een hpc-cluster van Bull.

Als specialist in de productie van onderdelen in harde materialen (staal, aluminium, titanium) voor de luchtvaartindustrie verbruikt Asco Industries uiteraard heel wat rekenvermogen. Vooral omdat de groep steeds meer belangstelling toont voor digitale simulatie en haar r&d-afdeling steeds geavanceerder werk doet.

Nadat de groep destijds een cluster had gebruikt, schafte ze IBM-werkstations aan, die steeds krachtiger werden. Deze machines waren uitgerust met 8 cpu’s en 8 GB geheugen.

Eén leverancier

Zowat 2 jaar geleden begon Asco echter steeds meer digitale berekeningen voor afgewerkte elementen te maken. Berekeningen die soms 10 tot 20 uur in beslag nemen op de werkstations. Daarnaast stelde zich het probleem van de softwarelicenties omdat het bedrijf beschikt over een licentie- pool die wordt gedeeld door de ingenieurs. Met de huidige infrastructuur konden er bovendien geen rekentaken op afstand worden opgestart, bijvoorbeeld vanuit de site van een partner (consortia komen immers vaak voor bij grote projecten binnen de luchtvaartsector). Zowel de engineering als het rekenteam gingen dus aankloppen bij de it-infrastructuurafdeling om een lastenboek op te maken voor een hpc-platform (high performance computing).

De behoeften werden duidelijk omschreven door de betrokken partijen, dus zowel door engineering als door de cad-plm config-dienst (die de technische software ondersteunt) en de informatica-afdeling. “De bepaling van de behoeften vormde een delicate fase, want we wilden beter kunnen presteren zonder de infrastructuur te groot te bemeten”, aldus Marc Mineur, group leader Stress Engineering. Vervolgens werden er offertes gevraagd aan 2 constructeurs: IBM, dat al de werkstations leverde, en Bull, dat zich steeds duidelijker positioneert op de hpc-markt. “We wilden ook één en dezelfde leverancier voor de hardware en software, en een dienstverlener die kon zorgen voor het onderhoud”, voegt Mineur eraan toe. Hij herinnert zich nog het getouwtrek voor de verantwoordelijkheden tussen de dienstverleners met de vorige cluster (een technologie die intussen verouderd is en dus niet meer wordt gebruikt). Voor Asco was het ook belangrijk om een niet te grote partner te kiezen (de omvang van zijn infrastructuur is niet te vergelijken met die van Cenaero of Sonaca bijvoorbeeld), die bovendien referenties uit de luchtvaartsector kon voorleggen (deze 2 bedrijven waren klant van Bull).

Ontplooiing

Uiteindelijk viel de keuze op Bull en zijn partner Serviware, een integrator gespecialiseerd in hpc die een dochteronderneming is van de Bull-groep. De gekozen configuratie bestaat uit een master node en een compute node, “zodat er desnoods vermogen kan worden toegevoegd aan de compute node zonder de algemene structuur te wijzigen. De master node bevat een cpu met vier cores van 2 GHz en 12 GB ram geheugen, naast 2 sas-schijven van 300 GB. De compute node heeft 2 cpu’s met zes cores van 3,06 GHz, gekoppeld aan 48 GB ram-geheugen, 1 ssd-systeemschijf van 256 GB en 5 sdd-scratchschijven van 256 GB. Het geheel werkt onder RedHat Linux, wat zeker enige aanpassingstijd zal vragen, namelijk om scripts te schrijven, maar dit zou geen probleem mogen vormen voor de ingenieurs van het bedrijf.

Met deze nieuwe cluster verwachten de ingenieurs van Asco dat ze 4 keer sneller kunnen werken dan met de werkstations. In de praktijk gebeuren de pre-processing en post-processing gemakshalve nog altijd op de stations, terwijl de daadwerkelijke berekening wordt uitgevoerd op de cluster. Dit nieuwe vermogen stelt hem trouwens in staat om berekeningen te maken die ze vroeger niet deden, namelijk niet-lineaire digitale simulaties van crashanalyses, een nieuw gebied voor Asco.

Marc Husquinet

“We wilden één en dezelfde leverancier voor de hardware en software, en een dienstverlener voor het onderhoud”