Frans Godden Frans Godden is freelance journalist.

Je hoeft het een it-manager niet te vertellen: de druk om zijn infrastructuur up-and-running te houden is groter dan ooit. Maar kan hij dat wel, heeft hij de middelen om dat te doen? Of moet hij zoals zovele van zijn collega’s in toenemende mate een beroep doen op datacenters, met als gevolg dat er weldra datacenters tekort zullen zijn? We legden de vragen voor aan de grote datacenters in dit land.

Een weliswaar vluchtige telling leert ons dat er in België een tiental “publieke” datacenters actief zijn, locaties waar iedereen terecht kan zolang de juiste bedragen betaald worden. Tot pakweg een jaar, anderhalf jaar geleden was dit een luxe-situatie. Bedrijven konden gerust offertes van verschillende datacenters tegen elkaar uitspelen want er was meer dan genoeg ruimte beschikbaar. Nu is dat anders, door de grote vraag van de bedrijven worden datacenters in versneld tempo gevuld – “en je kan niet zomaar snel snel een nieuw datacenter uit de grond stampen”, zegt Laurens van Reijen, algemeen directeur van LCL België dat zelf over twee datacenters beschikt, een in Diegem en een in Antwerpen. “Voor datacenters is de doorlooptijd erg lang, je bent gemakkelijk twee jaar bezig om een greenfield datacenter op te bouwen, dus ik zie niet zo onmiddellijk grote capaciteit opduiken bij nieuwkomers”. Van Reijen blijft alvast niet bij de pakken zitten, tegen eind dit jaar moet de capaciteit van zijn datacenter in Diegem verviervoudigd zijn. Ook andere uitbaters van datacenters koesteren gelijkaardige plannen. David Geens, ceo van Nucleus dat gespecialiseerd is in managed dedicated hostingoplossingen, doet een beroep op drie datacenters: Scarlet (nu Belgacom), LCL Antwerpen, en nu ook op een datacenter in Nederland voor bedrijven die zowel in Nederland als in België activiteiten ontplooien. “Eerstdaags komt er nog een locatie bij, en we kijken ook naar uitbreiding in Frankrijk”, zegt hij. “De vorige jaren haalden we gemiddeld een groei van 30 tot 40 procent, maar de jongste zes maanden zitten we aan 65 procent, en die trend gaat verder. De enige rem op onze groei zal voornamelijk het vinden van gekwalificeerd personeel zijn, dat blijft de grootste uitdaging.”

Hetzelfde geluid bij Daniel Naedenoen, senior account manager Colt Managed Services dat zich vooral toespitst op diensten voor grote ondernemingen. “Wij hebben in Europa ruim 100.000 vierkante meter oppervlakte in 18 datacenters, waarvan een in België, maar we zijn hier nu naar een nieuwe locatie aan het uitkijken waar wij over uiterlijk 24 maanden zouden moeten kunnen intrekken, in een straal van 50 km rond Brussel.” En ook Jonas Dhaenens, oprichter en zaakvoerder van Combell, dat een ruim gamma van hostingdiensten aanbiedt, heeft bouwplannen. “Momenteel gebruiken wij het datacenter van LCL maar we zijn van plan in Gent een eigen datacenter te bouwen”.

Uit pure noodzaak

Vanwaar die rush naar de datacenters? Laurens van Reijen: “Veel bedrijven krijgen een infrastructuur die behoorlijk zwaar begint te worden, maar hun gebouwen zijn maar voorzien op 40 of 50 watt per vierkante meter, terwijl datacenters voor veel grotere vermogens gebouwd worden. Sommige bedrijven beschikken niet eens over de nodige stroomvoorzieningen voor blade servers en dergelijke. Bovendien komen sommige ook in problemen door de toenemende bandbreedte die gevergd wordt – als je bijvoorbeeld in een bepaald deel van het land daarover niet beschikt, dan kan je geen e-commerce site draaien. Datacenters bieden al die faciliteiten wel, en daarom trekken zij dan ook steeds meer klanten aan.”

“En vergeet ook niet dat iedereen nog altijd kampt met een tekort aan gekwalificeerd ict-personeel”, vult John Myklebust aan, departementshoofd Datacenter & Desktop Services voor Belgacom ICT. “Wij kunnen een datacenter permanent bemand houden, 24 uur op 24. Dat brengt natuurlijk een bepaalde kost mee maar de service ligt ook een stuk hoger – uiteindelijk verkopen wij “peace of mind” zodat de klant zich kan concentreren op zijn core business. Wij spelen vooral het comfort-aspect uit, niet zozeer het technologische verhaal maar het kunnen aanbieden van availability, gemoedsrust – en uiteraard een datacenter met ad hoc diensten, one stop shopping met connectiviteit en getrainde mensen.”

Vooral dat laatste is voor Jonas Dhaenens belangrijk: “Een it-manager kan al die kennis nooit in huis hebben, en dank zij een back-up kan hij met een gerust hart op reis. Bovendien kunnen wij ook systemen gaan sharen. Neem nu een back-up infrastructuur, zo’n investering moet niet op de rug van één bepaald bedrijf gebeuren. Wij investeren als hostingpartij in een grotere back-up infrastructuur die we dan gaan sharen over meerdere klanten. Daar zit dan niet alleen een prijsvoordeel in maar ook een sharen van kennis. Je stelt eigenlijk een enterprise-architectuur ter beschikking van heel wat kleinere partijen. En zoiets spreekt vooral kmo’s aan want die hebben de financiële draagkracht niet om zelf die investeringen te dragen”.

Ook kmo-markt volwassen

Voor Bert Van Pottelberghe, connected sales director van Hostbasket dat gespecialiseerd is in het aanbieden van hostingoplossingen voor het klein- en middenbedrijf, is het echt opvallend dat kmo’s veel meer openstaan om gegevens te gaan outsourcen dan vroeger. “Waar dat vroeger beperkt was tot mail en websites, willen zij nu ook echt bedrijfskritieke gegevens laten hosten in een datacenter, en dat is een positieve evolutie. Het betekent ook dat de waarde van de hosting stijgt, want in plaats van enkele euro’s per klant gaat het nu om tientallen of zelfs honderden euro’s per gebruiker.” David Geens bevestigt dat. “De kmo-markt is echt volwassen geworden, je moet een systeembeheerder nu niet meer overtuigen om de machines weg te halen naast zijn koffiezetapparaat. Hij ziet het belang in van uptime, van het uitbesteden van het beheer van de servers aan professionele firma’s.”

Jo Mariens, die sedert begin dit jaar algemeen directeur is van Interxion Belgium, sluit zich aan bij dat professionele argument. “Ik ben nog maar korte tijd actief in dit segment, maar ik heb toch al de indruk dat de sector veel professioneler wordt gepercipieerd dan een paar jaar geleden. Vroeger werd een datacenter vooral afgewogen op het prijskaartje, maar nu bieden datacenters een core business aan voor bedrijven en worden ze echt als industriële partners beschouwd”.

Colt Managed Services legt volgens Daniel Naedenoen vooral de klemtoon op de end-to-end verantwoordelijkheid – “connectiviteit, firewalls, load balancing, het hele plaatje. En mèt onze eigen fiber, dat is erg belangrijk.” Dat laatste is volgens Laurens van Reijen ook een van de sterkste punten van LCL – het feit dat zijn datacenter aangesloten is op haast alle beschikbare operatoren. “Het stelt ons in staat volledig neutraal te blijven zodat een klant qua bandbreedte altijd een bepaalde kwaliteit tegen de juiste prijs kan krijgen. Maar uiteraard zijn er nog andere aspecten van je infrastructuur waarmee je innovatief voor de dag kan komen – ik denk bijvoorbeeld aan het goed inkopen en efficiënt gebruiken van je stroom.”

Stroom, een heikel punt

Daarmee raakt hij meteen een teer punt aan voor alle datacenters: het stroomverbruik. Laurens van Reijen: “Wij onderhandelen al twee jaar met ons distributiebedrijf. We zijn begonnen met onze stroomcapaciteit te verviervoudigen, maar tegelijkertijd moeten we ook aan koeling denken – zo bouwen wij cold corridors en gebruiken al jarenlang free cooling met buitenlucht. Je moet het elektriciteitsverlies dat je in een datacenter hebt, proberen te minimaliseren. Uiteindelijk wil de klant ook goedkope elektriciteit, maar daarvoor moeten wij dan wel extra investeringen doen. Ik verwacht daarbij dat in de toekomst het groene datacenter aan belang gaat winnen, sommige klanten vragen nu al of we groene stroom inkopen, en welke inspanningen we leveren om groener te zijn.” John Myklebust wil dit wel nuanceren. “Groen op zich mag geen doelstelling zijn voor een datacenter, het zijn de total cost of ownership en het investeringsrendement die belangrijk zijn. Uiteindelijk is het een economisch gebeuren, we hebben een verantwoordelijkheid naar onze aandeelhouders, en ook een ‘social responsability’, tegenover de maatschappij in haar geheel. Die impliceert dat je als bedrijf op een ecologisch verantwoorde manier omgaat met je stroom.”

Joost Metten, ceo van Dedigate, een managed hosting provider met datacenters in Nederland, België, Spanje en Groot-Brittannië en een onderdeel van Terremark, een Amerikaans beursgenoteerd bedrijf, heeft in dat verband een leuke anekdote. “Wij zouden graag ook een datacenter in Londen hebben, maar tot 2012 is daar alle power voorbehouden voor de Olympische Spelen. Dus wat doen wij nu in Londen? Wij verkopen daar capaciteit in Amsterdam, en dat wordt nog als positief ervaren ook omdat de datacenters in Londen de afgelopen maanden nogal wat problemen met stroomvoorziening gehad hebben. Eén ding is in elk geval duidelijk: de behoefte aan power in deze markt is enorm, vijf-zes jaar geleden volstonden 800 watt per vierkante meter, maar tegenwoordig gaan we naar minimaal 2,5 Kilowatt. Dus wat zes jaar geleden gebouwd werd, is vandaag bijna niet meer verkoopbaar. En de machines die vandaag op de markt komen zijn misschien procentueel wel zuiniger maar ze verbruiken meer omdat ze ook krachtiger geworden zijn.”

Andere tarieven

Een en ander heeft er wel voor gezorgd dat de datacenters verplicht zijn geworden andere tarieven te gaan hanteren, en dat is niet meer dan logisch, zegt Laurens van Reijen. “Wij zien dat het verbruik per rack stijgt omdat alles steeds com-pacter wordt, meer processoren in een kleinere behuizing en een stroomverbruik dat maar blijft groeien. En ook de ener-gieprijzen zijn de voorbije jaren blijven stijgen, het effect van de liberalisering was maar van korte duur, en dat alles betekent dat onze traditionele methode om per rack of per vierkante meter aan te rekenen niet meer bruikbaar is en dat we steeds meer moeten gaan kijken naar modellen waarbij de klanten veeleer betalen voor de stroomcapaciteit die ze verbruiken dan voor de ruimte, zodat de datacenters hun investeringen nog kunnen terugverdienen”.

Nucleus gaat nog een stap verder: “De factor ‘ruimte’ verdwijnt totaal uit onze kostprijs, alleen stroom en bandbreedte worden onze prijsbepalende factoren”, aldus David Geens. Ook voor Belgacom is stroom volgens Myklebust de grootste uitdaging – “wij vragen constant aan onze elektriciteitsleveranciers om ons meer power te geven. En de bottlenecks waarmee we geconfronteerd worden hebben niets met oppervlakte te maken, daar hebben we een grote flexibiliteit, maar wel met stroom.”

Jonas Dhaenens vindt het daarom belangrijk om dat groene aspect nu al in het achterhoofd te hebben bij de planning van zijn nieuw datacenter. “We moeten daar vooraf rekening mee houden. Als we efficiënt met onze stroom omgaan, zullen we ook veel minder moeten doorrekenen naar de eindklant, en dus zal de tco van het datacenter veel beter zijn als alles goed gedimensioneerd is.” Daniel Naedenoen bekijkt het nuchter: “Alles wordt nu gewoon als een service verkocht, maar voor bedrijven maakt het een heel verschil uit of het CAPEX of OPEX wordt – is het een investering die ze moeten doen en dan afschrijven, of kopen ze gewoon alles als een service.”

Vertrouwen primeert op sla’s

Wie service zegt, denkt ook meteen aan service level agreements, sla’s, en die zitten natuurlijk ook in de contracten van de datacenters. Nemen sla’s daarin een belangrijke plaats in? “Nee, bij ons is dat absoluut niet nummer één, zo blijkt uit een onderzoek”, stelt Joost Mettens. “Het staat in de top vijf maar niet op één. We hebben in dat onderzoek wel een opvallend verschil vastgesteld tussen België en Nederland: in België was het contact met de operationele afdeling een heel belangrijke factor, terwijl in Nederland vooral kwaliteit bovenaan stond. Al is er wel wat te zeggen voor dat persoonlijk contact – als je iemand persoonlijk kent, zal je ook harder voor hem rennen.”

Ook David Geens laat zich in dezelfde zin uit. “Sla is altijd wel een belangrijke topic in de contractonderhandelingen maar nooit een die beslist over Go of No-Go want iedereen legt vandaag een sla op tafel, daarmee maak je het verschil niet meer, het is een standaard onderdeel van de kleine lettertjes geworden, en het is veel belangrijker te bewijzen wat je in het verleden al gepresteerd hebt dan wat je belooft in een sla.” Voor Daniel Nadenoen is het duidelijk: er moet vertrouwen zijn tussen beide partijen – “en dat is vooral ook een kwestie van gevoel, van perceptie van kwaliteit”, vindt hij. Volgens John Myklebust blijken bij onderhandelingen vooral certificaties belangrijk te worden, de bedrijven zijn hier vragende partij. Maar Joost Mettens heeft daar problemen mee: “Certificaties als ISO 27001 zijn eigenlijk niet gemaakt voor bedrijven van ons formaat, wij hebben bijvoorbeeld problemen om de ‘segregation of duties’ door te voeren. Voorlopig eisen de meeste partijen die certificatie gelukkig nog niet, maar ik zie het wel aankomen.”

Dichtbij en toch ook ver

Qua locatie van datacenters zien onze gesprekspartners twee opvallende fenomenen. Enerzijds de vraag om een datacenter dichtbij het bedrijf te hebben maar anderzijds de nood aan een tweede, ver verwijderd datacenter voor disaster recovery-doeleinden. Laurens van Reijen: “De klant wil dicht bij zijn servers zitten, en vaak is dat ook aangewezen uit legaal oogpunt – als je website in Duitsland staat en hij wordt gehackt, tot wie moet je je dan wenden? Ook als je aan e-commerce doet of gevoelige informatie opslaat, kan die locatie belang hebben. Vaak krijgen we ook kmo’s over de vloer die een eigen ‘datacenter’ hebben en eerst naar een back-up oplossing beginnen uit te kijken, eventueel bij een service provider of in een datacenter zoals het onze. Voor disaster recovery speelt dan weer de afstand tussen onze twee datacenters een rol.” Ook David Geens stelt vast dat die nood aan nabijheid sterk meespeelt. “Maar het lijkt wel een typisch Belgisch fenomeen te zijn. Als je met je klanten praat, dan stel je vast dat zo’n argument veel minder speelt op de Nederlandse markt. Wij zijn wel een van de enigen die bewust geen eigen datacenter willen opzetten om heel dicht bij de klant te kunnen zitten, en dus verspreiden wij onze activiteiten over verschillende datacenters. Wij merken ook dat onze klanten steeds vaker eisen dat we in twee gescheiden datacenters zitten waarvan één liefst dichtbij maar het andere, onder invloed van de Amerikaanse richtlijnen, minstens 50-60 km verder.” En volgens John Myklebust is ontdubbeling voor grote bedrijven al niet meer voldoende, zij verwachten drie verschillende locaties… Laurens van Reijen merkt hierbij op dat bijvoorbeeld Luxemburg zijn betere belastingtarieven uitspeelt om bedrijven op e-commerce te laten overstappen. “Ik zie ook dat IJsland probeert datacenters aan te trekken, maar de onderzeese kabels naar IJsland zijn ondergedimensioneerd. Want waarom zitten er veel datacenters in Amsterdam? Omdat daar de Internet Exchange zit, met heel veel onderzeese kabels”. “Juist”, zegt Joost Mettens. “Uit onderzoek blijkt dat er een direct verband is tussen latency en je omzet – dus hoe sneller je verbinding is, des te beter voor je omzet.”

Werk genoeg voor iedereen

En hoe zien ze 2008? “Heel rooskleurig”, zegt Mettens, “de markt is groot genoeg, ik denk dat iedereen een goed jaar tegemoet gaat. Maar we kampen ook in Nederland met een tekort aan mensen, dat wordt echt de uitdaging.” Voor Hostbasket blijft innoveren erg belangrijk, zegt Bert Van Pottelberghe – “wij willen zoveel mogelijk nieuwe technologieën in gebruik nemen en onze klanten daarin steunen. Dat is een historisch gegeven, onze klanten zijn heel vaak developers, softwarehuizen en integratoren. We vinden het wel belangrijk dat we over een eigen datacenter met eigen mensen beschikken. We blijven onafhankelijk binnen de Telenet-groep, maar kunnen wel op de support van de hele groep rekenen”.

“Voor ons is het belangrijk onafhankelijk te blijven”, beklemtoont Jonas Dhaenens, “een kmo wil nu eenmaal liever bij een kmo kopen. Bovendien bieden wij de klok rond een gratis nummer aan, wat ook sterk geapprecieerd wordt”. “Idem dito bij ons, wij zijn 24 uur op 24 bereikbaar”, zegt Jo Mariens. “Het feit dat wij over een Europees servicecenter beschikken, is een enorm voordeel want je kan terugvallen op de ervaring van de andere landen. We zijn bovendien carrier neutraal, wat ook een uniek selling point is.” Alleen David Geens lijkt zich zorgen te maken: “Ik vraag me toch af of we over een jaar ondanks de uitbreidingen van iedereen toch niet met een schaarste aan datacenters geconfronteerd zullen worden. Het gaat allemaal zo razendsnel…”.

Frans Godden

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content