Marc Husquinet Marc Husquinet is redacteur van Data News.

Jean-Benoît Pirot ging in 1995 aan de slag op de computerdiensten van de Société Régionale Wallonne du Transport (SRWT) en werd al snel geconfronteerd met forse wijzigingen: een it-afdeling die evolueert van infrastructuurprovider tot een echt ‘intern competence-center’, belast met de uitrol van transversale beheertools. SAP was er één van, maar er waren ook dossiers zoals Y2K en euro. Ook vandaag heeft de grootste uitdaging een naam: ’embedded platform’. En straks volgt het uniforme vervoersbewijs.

Bij de regionalisering van de NMVB (Nationale Maatschappij van Buurtspoorwegen) in ’91, werd de TEC-groep opgericht om deze activiteiten over te nemen. Aanvankelijk beschikten de verschillende TEC-dochters (zie kaderstukje) elk over een eigen informaticasysteem. Van ’91 tot ’95 bleven de opdrachten van de SRWT voornamelijk beperkt tot levering van de nodige infrastructuur aan de gebruikers. Elke TEC had een eigen it-dienst en eigen specifieke software.

Data News: 1996 luidde een fundamentele wijziging van de strategie in?

Jean-Benoît Pirot: Inderdaad. Op dat moment werd beslist om het computerpark en het telecomnetwerk te rationaliseren en in een volgend stadium onze beheertools te vernieuwen. De keuze viel op SAP R/3 dat nu het gros van de functies voor financiën, logistiek en human resources dekt. Verder werd een barcodeleessysteem in interface met SAP geïmplementeerd, zowel voor controle op in- en uitgaande voorraad als voor het ‘prikken’ van het personeel (RFID).

Parallel daarmee installeerden we de Hastus-software van de firma Giro die de operaties met betrekking tot de exploitatie dekt: dat gaat van definiëring van de topologie van het vervoersnetwerk over theoretische dienstroosters en planning van te presteren diensten tot ploegendienst en operationele opvolging van de prestaties van het rijdend personeel.

DN: Ook 2003 was zo’n kanteljaar?

JBP: De algemene directie van de SRWT besliste toen om een interne afdeling op te zetten voor analyse, ontwikkeling, support, productie en onderhoud. We hadden in de jaren daarvoor een beroep gedaan op diverse consultancybureaus voor de implementering van onze erp, en we moesten vaststellen dat de oplossingen soms fors afweken van de verwachtingen en behoeften van de gebruikers. Daarom werd beslist om de volledige controle van het project weer in eigen handen te nemen en een intern competence-center op te richten. De it-directie van de SRWT kreeg daarna veel grotere opdrachten voor technische en functionele support.

DN: En daarom moest de afdeling ook anders gestructureerd worden?

JBP: In ’95 waren we met z’n achten; vanaf dan is de it-afdeling inderdaad gegroeid naar een 20-tal personen intern, plus enkele externen. Het departement bestaat nu uit 3 niveaus: een ‘helpdesk’ die de gemakkelijkste oproepen moet oplossen en die instaat voor de follow-up van incidenten. Het tweede niveau is gestructureerd in functies en staat voor functionele en technische support, opleidingen, documentatie en onderhoud van de systemen. Het derde niveau bestaat uit vier expertise-assen, gewijd aan ontwikkelingen, systeemonderhoud, beveiliging en tot slot beheer van contracten, licenties, inventarissen, aankooporders enz. Ze groeperen, per discipline, experts met een doorgedreven kennis van de betrokken domeinen. Wij beschikken – gelukkig! – over bijzonder competente medewerkers. De variatie in het werk en de verantwoordelijkheid die ze krijgen, werken erg motiverend. Samen vormen we een hecht team. Deze structuur werkt nauw samen met de it-diensten van elke TEC. Dáár variëren de opdrachten volgens grootte van het bedrijf en het team. De SRWT staat in voor het centrale gedeelte van de infrastructuur, namelijk SAP, het Hastuspakket, de Infotec-site, de telecommunicatie met de TEC’s en het op stapel staande ’embedded platform’. De rest van de it-infrastructuur valt onder elke TEC apart.

DN: Behoort dat embedded platform effectief tot de grotere projecten van de komende jaren?

JBP: Het huidige elektronische betalingssysteem van Prodata werd vanaf ’94 geleidelijk ingevoerd en heeft zijn beste tijd gehad. De huidige toestand vormt trouwens een probleem bij de ontwikkeling van interfaces met andere ingebouwde systemen: we kunnen de concurrentie dan ook niet echt laten spelen. De leeftijd en het heterogene karakter van het ingebouwde materiaal brengen ook hoge onderhoudskosten met zich, naast een beperkte beschikbaarheid van wisselstukken.

Afgelopen maand december werd een oproep gelanceerd voor kandidaaat-leveranciers; eind februari is een bestek klaar voor de levering en installatie van het ingebouwde materiaal. Het platform zal bestaan uit standaardcomponenten: de architectuur zal steunen op een ‘ruggedized’ industriële pc onder Linux en een mens/machine-interface op basis van een touchscreen. Deze boordcomputer zal worden gebruikt als ingebouwd verkooppunt, verzamelt technische data, maakt real-time positiebepaling van de voertuigen mogelijk en wordt gebruikt als communicatiemiddel met het rijdend personeel. Later wordt een systeem voor synchronisatie van de databases en een communicatielaag tussen vaste en rijdende posten geïnstalleerd om de coherentie en integriteit van de data van en naar de backoffice te garanderen. Parallel met de roll-out van de boordcomputers wordt het netwerk ook aangepast en komt er een wifi-infrastructuur in elk depot. Wij ramen dit contract vandaag op 10 miljoen euro voor het ingebouwde materiaal, en op 2 miljoen euro voor de wifi-installaties. Het hele project moet eind 2010 rond zijn. Het zal intern twee jaar lang zo’n 5 à 6 mensen druk bezig houden. Dit platform wordt trouwens een opstapje voor de technische infrastructuur die straks voorzien wordt voor de nieuwe ticketingaanpak.

DN: Intussen lopen ook nog andere grote projecten?

JBP: Op SAP-niveau zijn er twee modules in ontwikkeling: de ene betreft het administratieve beheer van het schoolvervoer, het andere de herontwikkeling van de toepassing voor de verkoop van transportbewijzen. Beide projecten moeten afgerond zijn tegen september 2008, wanneer het nieuwe schooljaar start.

Op systeemniveau krijgen we in het eerste trimester de vervanging van de twaalf servers die in cluster geïnstalleerd zijn in de TEC’s en die worden gebruikt voor het delen van bestanden en printers en voor de mail. U moet weten dat wij bij de SRWT eveneens over een dertigtal servers beschikken, gespreid over twee sites: een productie- en een DRP-omgeving. Wij werken vooral onder Windows 2003, 64-bits in clustering, wat maximale beschikbaarheid garandeert. Er zijn – en er worden nog altijd – belangrijke inspanningen geleverd op het vlak van infra-structuurbeveiliging.

Verder is er onze website Infotec. be (goed voor 300.000 bezoekers per maand) die nog altijd verrijkt wordt. Wij hebben bijvoorbeeld als eerste een routezoeker van punt tot punt aangeboden waarin alle openbaar vervoer in België opgenomen was. Binnenkort willen we ook een ‘intelligent’ online-systeem voor abonnementenverkoop aanbieden waarmee men via de eigen pc, na identificatie met de eID-kaart of een ‘token’, een vervoersbewijs kan aankopen.

En tot slot ontwikkelen wij onze eerste prototypes in het kader van de installatie van een ‘business intelligence’-tool op basis van SAP BIW.

DN: Is uw it-infrastructuur afgestemd op enkele grote standaarden?

JBP: Wij hebben Windows gekozen als besturingssysteem, Oracle als database en Exchange als berichtendienst, naast toepassingsservers van Citrix. Voor de netwerken zijn 3Com en Cisco onze grootste leveranciers. Om ons uitgebreide netwerk redundant te maken doen we een beroep op twee telco’s: BTelecom voor point-to-pointverbindingen en Win in de vorm van een vpn. De parametrisering van de routers verloopt intern, met gegarandeerde automatische omslag tussen beide netwerken bij probleem met een specifieke lijn. Belnet tot slot is onze belangrijkste leverancier van internettoegang.

DN: Er is tegenwoordig nogal wat te doen om het eenvormige Belgische vervoersbewijs op basis van een contactloze chipkaart. Welke rol spelen de TEC’s hier?

JBP: Tegen eind 2010 zou er één vervoersbewijs moeten bestaan voor de maatschappijen voor openbaar vervoer NMBS, MIVB, TEC en De Lijn. Het gaat om een contactloze chipkaart waarin de diverse vervoerscontracten van de titularis en een elektronische portemonnee opgenomen zijn. Momenteel buigen we ons over de definitie van één datamodel op de kaart. Het project wordt gestuurd door Syntigo [een bedrijf van 125 mensen dat diensten, hardware en software levert aan de NMBS-groep en aan de Nederlandse spoorwegen, nvdr]. Binnenkort zou hiervoor een specifieke structuur, Ubigo, opgericht moeten worden. [zie ook Data News van vorige week]

Marc Husquinet

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content