Kristof Van der Stadt
Kristof Van der Stadt Hoofdredacteur bij Data News

Hoe ver staat het met de digitalisering van de Belgische gezondheidszorg? We brachten 6 cio’s van ziekenhuizen rond de tafel om de debatteren over het eHealth-platform.

Als openbare instelling heeft het eHealth-platform de missie om een goed georganiseerde, onderlinge elektronische dienstverlening en informatie-uitwisseling te bevorderen en te ondersteunen tussen alle actoren in de gezondheidszorg. Niet evident, want er moeten waarborgen geboden worden op het vlak van de informatieveiligheid, maar ook de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de patiënt en de zorgverlener en dat alles met respect van het medisch beroepsgeheim. Tot zover de theorie. Maar werkt het platform ook goed? “Ik denk dat de antwoorden zeer verschillend zijn al naar gelang met welke partner in het geheel je praat”, steekt Jan De Sitter, cio van GasthuisZusters Antwerpen (GZA) van wal: “Iedereen in dit debat komt uit ziekenhuizen en dat is uiteraard maar een fractie van het beheer van de gezondheid van de burger. Akkoord, in een ziekenhuis komen veel actoren samen. Maar wij zijn niet de gatekeeper. Wij zien in het ziekenhuis, behalve voor chronische patiënten, heel fractionele delen in de levensloop van de patiënt.”

“En dat is meteen al een eerste tekortkoming van eHealth. Het is beperkt tot artsen. Andere zorgactoren worden niet toegelaten”, pikt Simon Nowé, diensthoofd zorgtoepassingen UZ Gent, daarop in. Al ziet De Sitter ook een probleem in de definitie van eHealth. “Men gooit onder die vlag een hele hoop dingen bijeen. Als je het vanuit de overheid bekijkt, dan gaat het over de registratie van informatie die de overheid wil kennen. Vanuit het standpunt van het ziekenhuis, gaat het eerder over de vraag wat er nodig is binnen het ziekenhuis om een globaal dossier van de patiënt te kunnen beheren voor al zijn ziekenhuisepisodes. Maar voor de individuele huisarts die het globaal medisch dossier van zijn patiënt beheert, gaat eHealth dan weer vooral over het globale overzicht van geboorte tot overlijden van die patiënt.”

“Ik denk dat we moeten kijken waar het meeste nood aan is en waar je de grootste verschillen hebt”, meent Bart Van den Bosch, cio van het UZ Leuven. “En dan denk ik aan de communicatie tussen de artsen waar toch de grootste besparingen van gezondheidsgeld kan gerealiseerd worden. Daar hebben we al grote inspanningen geleverd, maar toch denk ik niet dat we al héél ver staan. Anderzijds, staat iemand verder? Neen, ik denk niet dat andere landen zo’n lichtend pad voor ons afgelegd hebben. In Engeland bijvoorbeeld zijn al miljarden in een systeem gepompt zonder al te veel resultaat. Dan vind ik de Belgische benadering veel realistischer, veel pragmatischer en dat voor een fractie van de kost!”, aldus Van den Bosch.

“Wat er nu al is, is zeker mooi. Zeker eenmaal die metahub live gaat”, zegt Nowé. “Juist, met dan ook nog de integratie van de huisartsenpakketten, zodanig dat we naar één flow kunnen gaan”, aldus Geert Smits, cio van het UZ Antwerpen. Ook Filip Goyens, it manager AZ Turnhout, knikt instemmend: “Ik denk dat we nu in een goed proces zitten. Het groeit geleidelijk aan en je ziet er meer en meer bij komen”.

INTEGRATIE KAN BETER

Simon Nowé geeft even het voorbeeld van CoZo: het Collaboratief ZorgPlatform dat regionale ziekenhuizen en huisartsenorganisaties samenbrengt. Niet toevallig dat Nowé dit aanhaalt, want CoZo is ontstaan vanuit de samenwerking tussen de Gentse ziekenhuizen (Gents Ziekenhuisoverleg oftewel GZO). “Het CoZo is actief in de regio Gent en Antwerpen. Vandaag zijn er 35 ziekenhuizen aangesloten waarvan er 21 in productie zijn en effectief documenten, resultaten, contacten en administratieve informatie met elkaar delen”, zegt Nowé. ‘Sinds augustus is ook het delen van medische beelden mogelijk. Het Jan Yperman is het eerste ziekenhuis dat dat ook effectief al doet. In totaal zijn er in feite 1.400 huisartsen aangesloten op het CoZo-platform, al laat hun activiteit wel nog wat te wensen over”, erkent Nowé. “Tot op vandaag zijn er immers ook nog andere kanalen die ze kunnen gebruiken en die de huisartsen veel meer gewoon zijn. De integratie kan nog veel beter. Tot op vandaag is bijvoorbeeld de software van de hub geïntegreerd in de ziekenhuizen in het patiëntendossier. Daar kan je gewoon doorklikken van patiënt naar het eHealth-platform. Een huisarts moet echter nog altijd afzonderlijk aanmelden met de elektronische identiteitskaart en dat is toch een belangrijke belemmering”, weet Nowé.

COMPLEXITEIT BEMOEILIJKT DE ZAKEN

Jan De Sitter: “Maar uiteindelijk is dit allemaal maar een heel beperkt deel van de informatisering van gezondheidsgegevens in een ziekenhuis. Dit gaat allemaal over hoe ik dingen communiceer met de buitenwereld. Zoals we het vandaag doen is dat min of meer gestandaardiseerd wat betreft de enveloppe waarin we dat doen, maar inhoudelijk staan we eigenlijk nergens. Wanneer ik een deel van mijn medisch dossier via die eHealth-standaarden apart doorstuur, dan krijgt de ontvanger een hoop tekst binnen waarmee hij op een geautomatiseerde manier niks kan doen. Hij moet bijvoorbeeld manueel nakijken of het over dubbele gegevens gaat die hij al heeft.”

Horen we daar een gebrek aan centralisering van metadata?

“Alleszins, om dan nog maar te zwijgen over het ondersteunen van processen”, gaat De Sitter door. “Tot nu toe praten we over een farde met papier die we vervangen hebben door een elektronische farde. Maar eigenlijk hebben we niets gedaan aan de processen. Tenzij je begint daar iets aan te doen en dan ga je praten over het ondersteunen van wat je doet in het ziekenhuis. Sommigen van ons zitten daar, anderen zitten daar nog niet. In de Belgische ziekenhuiswereld, zitten de meesten daar nog niet. Ik denk dan aan ordercommunicatie, resultaatsinterpretatie, enzovoort.”

“Een eenvoudig voorbeeld. Stel dat ik vandaag begin met ergens allergieën te gaan stockeren. Waar moet ik dat doen? Maakt dat deel uit van het medicatievoorschriftenpakket? Of gebruik ik mijn keukensysteem? Als ik een patiënt heb die allergisch is aan lactoseproducten, dan heeft de apotheek daar namelijk maar weinig mee te maken, maar de keuken zou dat wel heel graag weten.”

Simon Nowé: “Misschien was er voor Vlaanderen wel een rol weggelegd in het standaardiseren van wat afspraken, van processen in de ziekenhuizen, misschien ook ondersteuning van het elektronisch patiëntendossier in de ziekenhuizen. Misschien had Vlaanderen andere dingen moeten doen dan Vitalink te ontwikkelen en misschien andere zaken opnemen? Want als je nu kijkt naar het ziekenhuislandschap: wie heeft er ordercommunicatie? Dat zijn er niet zo heel veel. Rond de basisconcepten van het medisch pantiëntendossier valt immers nog heel wat meer te onginnen. Er was volgens mij veel beter energie in die richting gestoken.”

Geert Smits vindt het eveneens “een beetje raar dat je Vitalink hebt naast het eHealth-platform waarbij er overlappende activiteiten zijn. Daar had inderdaad meer in gezeten.”

Bart Van den Bosch erkent dat we qua standaardiseren van medische data nog niet ver staan, maar “we mogen daar niet op neerkijken. Geloof me, het is gewoon aartsmoeilijk!”

“De complexiteit rond de container van medische gegevens en het structureren van medische gegevens wordt veel te veel onderschat. Voor de zoveelste keer zie je dat er dan weer een groep begint ‘die het ne keer gaat oplossen’. Om dan na vijf jaar en ettelijke congressen in meestal zuiderse en zonnige landen, ook vast te lopen met iets wat alleen maar een tussenoplossing is. De medische wereld is niet te dom en het zijn niet allemaal idioten die daar achter zitten. Ik denk gewoon dat het intrinsiek moeilijk is.”

“Ik denk dat het zeker en vast niet de medische wereld is die tegen informatica is. Ik denk dat het inderdaad de complexiteit van de farmawereld, hospitaal en medische sector is”, vervolgt Geert Smits. “Je kan je inderdaad terecht de vraag stellen waarom iets niet geïnformatiseerd is. Maar je moet ook oppassen voor de uitersten. Ik hoorde laatst naar aanleiding van de oncologieweek het verhaal van iemand die slecht nieuws had gekregen. Het woord ‘kanker’ viel tijdens de diagnose en de patiënt klaagde dat die arts terwijl gewoon zat te tikken in het medisch dossier zonder ook maar even naar hem te kijken. Dat mag toch ook niet de bedoeling zijn, het draait toch nog steeds om het contact met de patiënt.”

TOCH EVOLUTIE?

Geert Smits ziet toch een evolutie in de ziekenhuizen. “Maar dan misschien minder naar de inhoud van het medisch dossier – want dat is te moeilijke materie – maar zeker naar de processen en de integratie van de processen tussen diensten in de medische en verpleegkundige wereld. Daar is echt wel een grote vraag. En er zijn echt wel bewegingen die dat mogelijk moeten maken. Ik denk hier bijvoorbeeld aan accreditatie. Er moeten afspraken gemaakt worden tussen de medici en zorgactoren binnen een ziekenhuis over hoe je de processen kan organiseren en hoe je gaat communiceren. Dat is volgens mij een ideale voedingsbodem om dan dat deel te gaan automatiseren. Dat is een change management waar je in een informaticaproces altijd voor staat.”

“Er is ook een beweging om zaken efficiënter te maken, echt naar de value voor de patiënten te gaan kijken. Ik geloof dat we binnen een aantal jaren een goede voedingsbodem hebben om al die informaticaprocessen heel succesvol te laten verlopen”, denkt Smits.

EEN ARTS IS GEEN BOEKHOUDER

Didier Goies, it-directeur bij de Clinique Notre-Dame de Grace Gosselies – het laatste ‘onfhankelijke’ ziekenhuis in Charleroi – kaart meteen nog een andere uitdaging rond informatisering aan. “Artsen hebben helemaal geen ervaring met boekhouding en administratieve taken. Het is hen nooit aangeleerd. En wij moeten dan als ziekenhuis onze artsen meer administratieve taken te laten doen om bijvoorbeeld gegevens te coderen?”, stelt Goies zich de vraag. “Misschien kan dat wel opgelost worden door in hun opleiding ergens een vak te voorzien waarin hen duidelijk gemaakt wordt dat voor informatisering ook bepaalde regels vereist zijn voor coderen van medische informatie e.d.. Misschien dat de boodschap dan beter overkomt, dan wanneer de artsen of verplegers dit tijdens hun eerste job moeten ontdekken en horen van een informaticus? Wij voorzien een cursus voor nieuw medisch personeel. Je moest eens weten hoeveel er niet eens komen opdagen. Hoe kun je dan niet-vervuilde databases opbouwen?”

Waarna de discussie rond de tafel al snel over het ‘coderen’ van de informatie gaat én of behandelende artsen dat wel moeten doen. “Ik ben een groot voorstander van coderen, en we doen dat ook in ons systeem, maar het wordt nu te veel gezien als uitsluitend voor beleids- en andere informatie, waardoor het moeilijk is om de artsen te overtuigen”, zegt Van den Bosch. “In de Verenigde Staten bijvoorbeeld is het niet de behandelende arts die daar voor instaat”, weet De Sitter.

“Als we er niet in lukken om die codering te verstoppen achter iets dat nauwer aansluit bij wat artsen en verpleegkundigen doen, dan mag men opleggen wat men wil maar dan is dat gedoemd om te mislukken”, stelt De Sitter het scherp met instemmend geknik van Filip Goyens. “Ik denk dat dat in een aantal disciplines wel lukt. Als je disciplines hebt die al gestandaardiseerd verlopen, dan is het wel makkelijker te realiseren”, aldus Smits. Spraakherkenning misschien, bijvoorbeeld in radiologie? “Hoe beter spraakherkenning werkt, hoe slechter je medisch dossier zal zijn”, countert De Sitter echter meteen. “Spraakherkenning zorgt voor ongestructureerde data en dat is een ramp voor een medisch dossier”.

ROL VAN DE PATIËNT

Maar misschien is het wel de patiënt zelf die de sleutel voor verdere informatisering in de hand heeft. “Die heeft ook een verwachtingspatroon en kan inderdaad een driver zijn voor meer informatisering”, zegt Geert Smits. “Als ziekenhuis evolueert men meer van een acute setting naar een chronische setting. Dat wil zeggen dat het ziekenhuis meer een soort van levenslange relatie met de patiënt aangaat. Dat kunnen we misschien wel gebruiken om de informatisering, misschien de codering, te sturen”, zegt Smits. Wat de discussie meteen op het ‘persoonlijk patiëntendossier’ brengt.

Wij bieden op dit ogenblik wel informatie over uw pathologie, maar nog geen directe inzage in uw eigen dossier”, zegt Van den Bosch. “Ik denk dat een arts nog altijd moet aangeven wat precies zichtbaar mag zijn. Een arts moet dus nog altijd die manuele actie doen, en ook dat is geen evidentie”, aldus Smits. “Een soortgelijk verhaal horen we bij het UZ Gent. Simon Nowé: “Op de hub zullen wij uw eigen dossier aanbieden, maar het is altijd een arts of een huisarts die moet zeggen wat zichtbaar mag zijn, of dit een resultaat is of een document is. Hij kan dat op een categorie sorteren, maar het zal altijd met logging zijn van die arts die dit heeft aangeduid.”

GEZOCHT: LEVERANCIERS

Midden het debat van standaarden, coderingen en policy’s zou het helpen als de hardware- en softwareleveranciers wat meewerken, maar dat blijkt in de ziekenhuissector toch tegen te vallen. Jan De Sitter: “Bij een deel van onze leveranciers moet je maar eens proberen om inzicht te krijgen in het datamodel dat ze in hun hard- of software hanteren, met de bedoeling om die data te kunnen exploiteren. Ik kan je vertellen, dat zorgt voor oeverloze discussies. Soms kan je de knoop doorhakken door heel hard op je standpunt te gaan staan en de leverancier bijna buiten te gooien.”

“Maar je kan natuurlijk wel zoiets van in het begin vastleggen in het contract. Zo doen wij dat tegenwoordig”, zegt Smits. Al is iedereen rond de tafel er wel meteen van overtuigd dat zoiets niet evident is bij grote jongens à la SAP of Oracle.

Bovendien is iedereen er het over eens dat er maar bijzonder weinig softwareleveranciers meer zijn die zich nog met gespecialiseerde software op maat van de Belgische gezondheidsmarkt richten. “Er is in het verleden ook al heel veel geld buitengegooid door de overheid”, vervolgt Nowé. “Bijvoorbeeld door eens te proberen om Agfa naar hier te krijgen, zonder succes. Maar als er steun vanuit de overheid was geweest om een breed platform te maken, dan denk ik dat veel ziekenhuizen verder zouden staan dan waar ze nu staan.”

“Je kan over kostprijzen van systemen praten, maar dat is een valse discussie”, reageert Jan De Sitter. “Hoeveel een systeem kost doet niet ter zake. Je zou moet kijken naar wat mij dat oplevert. Dan heb je een dubbel probleem. De meeste dingen die je leest qua opbrengsten zijn nogal kwalitatief: dat is heel moeilijk in een crisisperiode. Maar het tweede probleem is de roi. Als je al een roi kan meten, wie krijgt die dan? Als het de overheid is, dan lijkt het mij logisch dat die overheid daar investeringen in aanmoedigt. Maar als de roi in het ziekenhuis zit, waarom zouden er dan subsidies nodig zijn? Je vindt ook heel weinig info en voorbeelden over de roi van een elektronisch patiëntendossier.”

“Daarenboven denk ik dat veel van die zaken die veel centen opleveren, eigenlijk al gerealiseerd zijn”, voegt Geert Smits toe. “Je hebt sowieso al wat investeringen gedaan zodat de quick wins, die grote vruchten al gepakt zijn. Als je dan naar de literatuur gaat kijken, dan gaat er heel veel over de kwaliteit – wat wel belangrijk is voor de patiënt – maar daar betaal je geen systeem mee.”

Iedereen rond de tafel knikt eensgezind dat er versnippering en fragmentatie is rond het informatiseren van onze gezondheidszorg. Een langetermijnvisie is er wel, maar veel doelstellingen overspannen minstens één verkiezing en dat bemoeilijkt allicht ook de concrete uitvoering. “Toch denk ik dat die versnippering ook net een kracht van innovatie kan zijn, wanneer ziekenhuizen op zichzelf de informatica organiseren”, besluit de cio van het UZ Antwerpen.

Kristof Van der Stadt

“Versnippering kan ook een kracht van innovatie zijn”Geert Smits, UZ Antwerpen

“Het standaardiseren van medische data is intrinsiek moeilijk” Bart Van den Bosch, UZ Leuven

“Als je al een roi kan meten, wie krijgt die dan?” Jan De Sitter, (GZA)

“De informatisering verloopt aan een goed tempo.” Filip Goyens (AZ Turnhout)

“Een huisarts is geen boekhouder.” Didier Goies (Clinique Notre-Dame de Grâce de Gosselies)

“Misschien had Vlaanderen andere dingen moeten doen dan Vitalink te ontwikkelen” Simon Nowé, (UZ Gent)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content