Bijna tien jaar is er overheen gegaan, maar ondertussen is het zo goed als normaal dat universiteits- en hogeschoolstudenten, en in toenemende mate ook scholieren in het secundair onderwijs, met een laptop in de boekentas naar de les trekken. Onderwijsinstellingen, en natuurlijk ook fabrikanten van laptops, hebben het afgelopen decennium natuurlijk kosten noch moeite gespaard om het zo ver te krijgen. En de uitrol van draadloze netwerken in scholen hielp uiteraard ook.

Zonder laptop komt een eerstejaarsstudent aan de Provinciale Hogeschool Limburg, een koepel van hogescholen met vier campussen in Hasselt en Diepenbeek, er niet in. Zeven jaar geleden installeerde de school een draadloos netwerk, en sindsdien werd de hogeschool overal te lande bekend als de ‘laptopschool’. Of zelfs verder: de directeur van de school mocht enkele jaren geleden het project gaan voorstellen op een onderwijscongres in Rome.

“Een laptop hebben is een conditio sine qua non om te studeren aan onze school”, zegt woordvoerder Dirk Selis van de onderwijsinstelling. “Iedereen komt met een computer naar de les. Van informaticastudenten tot studenten vroedkunde. Een hogeschool moet goeie studenten afleveren, die klaar zijn voor het beroepsleven. En de realiteit is nu eenmaal dat werken met een pc in zowat elke beroepslaag absoluut noodzakelijk is.”

Invasie der laptops

Ondertussen is de invasie van laptops ook op andere hogeschoolcampussen achter de rug. Zelfs in het secundair onderwijs lopen meer en meer leerlingen met een laptop in hun boekentas. “Het wordt nu al als normaal beschouwd dat studenten, en stilaan ook middelbare scholieren, een eigen laptop hebben”, zegt Dirk Daelemans, ex-leerkracht en tot afgelopen zomer verantwoordelijke voor het ‘Anytime Anywhere Learning’ (AAL)-project, waarin verschillende ict-bedrijven hun consumentenproducten met een aanzienlijke korting aan het onderwijs afleveren.

De afgelopen vijf jaar zijn scholen zwaar beginnen investeren in laptops. Sommige scholen kopen een speciale kast met laptops aan, die via het AAL-project wordt verkocht en die een soort ‘mobiele computerklas’ wordt. Sommige scholen hanteren een leasingformule: ouders kunnen een computer via de school aanschaffen, maar de kostprijs kan worden afgeschreven over verschillende jaren. Scholengroep Adite in Tessenderlo lanceert vanaf dit schooljaar een vrij origineel initiatief: de onderwijsinstelling kocht zelf laptops aan voor de eerste- en tweedejaarsleerlingen in haar secundaire school, maar vanaf het derde jaar moeten ouders van ASO- en TSO-leerlingen hun eigen computer kopen. Dat kan via de school, die zo’n hoger vernoemde leasingformule hanteert. “Maar binnenkort is zelfs een tussenkomst van het ict-budget van een school niet meer nodig”, zegt Daelemans. “Elke scholier heeft ook thuis een pc, en dat is in toenemende mate een laptop. Zeker in het vierde, vijfde en zesde jaar hebben scholieren er thuis een staan, om er games mee te spelen, te surfen of te chatten. Daar worden geen vragen meer over gesteld: ouders investeren in een computer voor hun kinderen. Die kan dus ook worden gebruikt om mee naar school te nemen.”

Opmerkelijk genoeg wordt er vooral in lagere scholen zwaar geïnvesteerd in laptops. “Ze kopen die dingen dan vooral aan om hun computerklas te vervangen”, zegt Daelemans. “Het houdt meer steek om een aantal laptops op te slaan dan om een computerklas te onderhouden. Dat neemt onnodig plaats in, dat wordt veel te weinig gebruikt, en dat kost geld.”

De fabrikanten spelen het spelletje uiteraard mee. Het Japanse Toshiba, bijvoorbeeld, dat enkele jaren geleden stopte met de fabricage van desktoppc’s, verkoopt zijn laptops met een aanzienlijke korting van 25 procent aan studenten en scholieren. Ook andere fabrikanten, zoals Apple, hanteren een aanzienlijke korting voor het onderwijs. “Je snapt natuurlijk meteen waarom ze het doen”, zegt Daelemans. “Voor scholieren gaat het om een toestel dat een heel eind van hun schoolloopbaan moet meegaan, dus ze leren over meerdere jaren erg goed kennismaken met materiaal van die ene fabrikant.”

Wat ook meespeelt is de algemene winkelprijs van de toestellen, die de laatste jaren stevig is gezakt. Ondertussen kost een gemiddelde laptop ongeveer 750 euro, enkele jaren geleden lag die prijs nog boven de 1.000 euro. Ouders die dat niet kunnen betalen, moeten de traditionele paden van sociale bijstand bewandelen. “Zij kunnen aankloppen bij de ‘socius’, de sociale dienst van de school”, zegt Selis. “Net zoals dat het geval is voor studieboeken en cursussen.”

Tien jaar evolutie

Met de invasie van laptops in het onderwijs geraakt een evolutie die aan het einde van de jaren ’90 al van start ging in een stroomversnelling. Het Anytime Anywhere Learning-project kreeg vorm op het einde van schooljaar 1999, toen de partners van het project (aan technologiekant Toshiba, Packard Bell, Microsoft en Digikids, een distributeur van educatieve software) een eerste proefproject opstartten in een zeventigtal scholen. Op basis daarvan werd een commercieel model uitgewerkt, dat zowel aan (de ouders van) individuele scholieren als aan scholen werd aangeboden. Ondertussen zitten ook leveranciers van educatieve software in het project. Want ook dat laatste was een pertinente vraag in het onderwijs: bij de aankoop van een schoolboek kan een leerkracht bij een eerste aanblik al uitmaken of de kwaliteit van de inhoud beantwoordt aan de vereisten om er les mee te kunnen geven. Bij software is dat niet zo, en is dus een externe autoriteit, die als een keurmerk dienst kan doen, welgekomen.

Net als bij digitale schoolborden verandert de laptop de manier van lesgeven volledig. De docent of leerkracht wordt een coach, die opdrachten geeft, stimuleert, bijstuurt. “Er wordt gemigreerd van een ‘ex cathedra’-onderwijsmodel naar een dat veel dynamischer is”, zegt Selis. “De docent geeft een opdracht, en de studenten gaan zelf op zoek naar oplossingen. Daar komen bijvoorbeeld internetopzoekingen via Google of Wikipedia aan te pas. Het stimuleert zelfstudie, probleemoplossend denken.”

Dat betekent niet noodzakelijk dat de laptop de klassieke schoolboeken en cursussen op papier vervangt. Het is op dit moment vooral een communicatiemiddel. Cursussen worden slechts uiterst zeldzaam uitsluitend via digitale weg gegeven. Maar communicatie met de leerkracht of docent, buiten de les, gebeurt via e-mail, en huistaken, werkjes of papers worden digitaal doorgestuurd.

“Boeken en papieren cursussen zijn handzamer, dus er wordt nog altijd grotendeels met de twee gewerkt”, zegt Selis. “Dat zal ook nog wel een tijd zo blijven. Maar de laptops vervangen wel andere dingen. Onze school heeft bijvoorbeeld geen valvas meer: die is vervangen door een intranet.” Een hoop scholen die laptops aankopen voor hun leerlingen of studenten investeren meteen ook in een draadloos netwerk. Opnieuw heeft de Provinciale Hogeschool Limburg daar een pioniersrol in gespeeld: de instelling bouwde in 2001 al, toen het grote publiek nog nooit gehoord had van wifi, een draadloos netwerk uit dat de vier campussen overspant. “Dat nieuwe onderwijsmodel werkt uitsluitend als de leerlingen constant met het internet verbonden zijn”, zegt Selis. “Daarom was de komst van draadloos internet een zegen: een student hoeft niets meer te doen om ingelogd te zijn, hij moet zich gewoon op een van de campussen bevinden. Daar kan hij het netwerk van de school gebruiken om zijn opdrachten uit te voeren.” Of om illegale software, films of muziek te downloaden? “We hebben twaalf mensen in dienst om het verkeer op het netwerk in de gaten te houden”, zegt Selis. “Als er studenten zijn die dat soort activiteiten uitvoeren op het netwerk, dan zien zij dat. Uiteraard kunnen we studenten niet verbieden om creatieve oplossingen tegen die netwerksurveillantie te verzinnen: het is niet onze taak om boswachter te spelen.”

Ronald Meeus

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content