Werner was gisteren meegesleurd door zijn vriendin naar een concert van het filharmonisch orkest van de stad. Het was een concert voor jongeren, maar ook de ouderen wilden het niet missen. De dirigent was immers een briljant didacticus. Hij omkaderde elk stuk dat werd gespeeld met informatie over de componist, de tijd waarin het stuk was geschreven en wat de bedoeling ervan was. Zo vertelde hij over ritme en klemtonen. De dirigent verklaarde een vakjargon dat Werner niet kende. En plots was de muziek niet zomaar een herkenbaar melodietje meer. Hij begreep nu ook wat er met het lied gezegd werd. Als je begreep waarom welk instrument wat deed op welk moment, verstond je het plots allemaal. Hij had een nieuwe taal, of beter, nieuwe woorden van de taal geleerd en kon plots nieuwe dingen waarnemen.

Met die ervaring had hij een bijzondere beslissing genomen. Zijn afdeling was recent uitgebreid met een tiental nieuwe programmeurs en analisten. En ook de testafdeling was gevoelig uitgebreid. Groeipijnen alom. Foute communicatie, misverstanden, vooroordelen, spanningen. De informatici begrepen de gebruikers niet. De testers begrepen de informatici niet. Zou het kunnen dat ook zij woorden tekort kwamen om elkaar te begrijpen? Misschien bestonden er meer woorden dan ‘lastig’, ‘onmogelijk’, ‘dom’, ‘gebruiker’, ‘functie’. Hij had een bus gehuurd en er zijn hele afdeling op gezet. Ze waren naar Nederland gereden. 200 km. Naar de dichtstbijzijnde fabriek van het bedrijf waar hij en zijn medewerkers voor werkten. Ze maakten er ontbijtgranen. Hij had een uitgebreide rondleiding geregeld met de plantmanager van de site. De meeste it-specialisten die op het hoofdkantoor in Brussel werkten hadden nog nooit een fabriek van binnen gezien. Ze wisten amper voor wie ze hun software maakten. Ze kenden de analysedossiers wel. Maar zeg nu zelf, een analyse is nog niet hetzelfde als een ervaring. Je kan wel schrijven ‘ik zie je graag’, maar daarmee weet je nog niet hoe een kus aanvoelt. Veertig it’ers liepen met gekke witte hoedjes door de hal waar de granen werden gezuiverd, geplet, geroosterd, gemengd en ingepakt. Een begeesterde gids leidde hen rond. De fabriek had een eigen gids, want er was wel elke week een groep die wou zien hoe het werkte. De gids was een gepensioneerd en vooral gepassioneerd medewerker van weleer. Hij vertelde over muizen in het schip dat de granen aanbracht en hoe die eruit moesten worden gezeefd. Vandaar dat die rare functionaliteit om muizen te vangen in de software moest zitten…. Hij keek uit over de landschapskantoren en zag overal de witte hoedjes op de hoeken van de schotjes hangen. Ze hadden die mogen houden als souvenir. Hier en daar stond een doos granen op een bureau. Meestal een variant die niet op de lokale markt beschikbaar was. De dozen voor Griekenland leken het meest populair. Wellicht omwille van de spaarpunten voor een beeldje van Afrodite. De schoolreis had voor een collectieve leerervaring gezorgd. Allemaal, ook de seniormedewerkers, begrepen ze plots waar de business het altijd al over had. Er waren wel twintig soorten cornflakes. En onderling hadden ze mekaar leren kennen. Ze hadden elkaars taal geleerd. Ook die van de fabrieksarbeider die een zak kokosschilfers moest kunnen selecteren, wegen en verdelen. Met hun software. Ze zagen voor het eerst wat er altijd al was maar wat ze al die tijd niet konden zien.

Jens Pas is verhalenverteller en adviseur over innovatie en mensvriendelijk ondernemen. Meer over Jens Pas vindt u op www.jenspas.be

Jens Pas

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content