Pieterjan Van Leemputten

Wie start met een bedrijf moet doorgaans op zoek naar kapitaal. Maar hoe stap je naar een investeerder, en wanneer is het handiger om je product te laten crowdfunden?

Er zijn verschillende manieren om je start-up te financieren. Maar als de bank niet staat te springen en je niet kan terugvallen op eigen middelen (of die in je omgeving), dan kan je op zoek naar risicokapitaal. Hier gaat het om een aanzienlijk bedrag van één of enkele investeerders met het oog om snel te groeien. Maar een injectie van een investeringsfonds of een venture capitalist is niet voor iedereen weggelegd. “Je kan perfect een goede en winstgevende business opbouwen die toch geen kans maakt op risicokapitaal”, legt Kester Goh uit. Hij is medeoprichter en medebestuurder van de Gentse startup CoScale, maar werkte in het verleden onder meer voor ParticipatieMaatschappij Vlaanderen (PMV) en Big Bang Ventures (vandaag bekend als Hummingbird Ventures) en heeft dus aan beide kanten van de tafel gezeten. Hij wijst er op dat bedrijven die voor risicokapitaal gaan een inherente schaalbaarheid moeten hebben. “Stel dat je als starter aan vijftig procent per jaar groeit. Dat is om van te dromen, maar voor een venture capitalist is dat niet genoeg, want dan duurt het jaren voor een risicovolle investering is terugverdiend. Hou daarom zeker rekening met de tijdsfactor.” Goh wijst er ook op dat fondsen doorgaans na een decennium in vereffening gaan. “De eerste vijf jaar wordt er geïnvesteerd. Nadien is er opvolging zodat ze na 10 à 12 jaar afsluiten. Daarom zijn venture capitalists vooral interessant wanneer je veel geld koppelt aan een snelle groei.”

Een goed product en een goed plan lijken cruciaal om in aanmerking te komen voor een investeerder. Maar volgens Goh is het team de belangrijkste factor. “Een goed team kan pivoteren en als het nodig is hun product of hun businessplan herzien. Je mag je niet vastpinnen op een idee want als start-up moet je agile zijn. Een groot bedrijf is niet zo wendbaar en daar moet je gebruik van maken. Al wil dat niet zeggen dat je als een kip zonder kop er tegenaan moet gaan.”

Onder meer op Startups.be kan je makkelijk opzoeken waar je in België geld kan ophalen. Maar de juiste mensen kennen speelt ook een rol. “Je moet weten hoe je met hen moet omgaan en wat ze verwachten. Voor je naar een investeerder stapt moet je je afvragen of je een geschikt dossier voor hen bent.” Dat kan gaan om de sector waarin je actief bent, maar zelfs binnen bijvoorbeeld it zijn er venture capitalists die een voorkeur hebben voor enterprise- of consumentgerichte bedrijven. Ook loont het om via via contacten te leggen. “In België kan je koud (zonder direct contact, nvdr) binnenkomen, maar in de VS ligt dat bijvoorbeeld moeilijker.” Wie dan toch zijn bedrijf kan pitchen voor een venture capitalist moet weten dat een investeerder geen koper is. “Vaak geven starters een verkoopspresentatie. Dat kan technisch zijn, voor iemand uit de sector. Maar dat is niet wat een venture capitalist verwacht. Een andere fout is niet uitleggen uit hoeveel mensen je team bestaat. Werk je er voltijds aan? Hoeveel geld heb je al? Of helemaal geen indicatie geven van het bedrag dat je wenst op te halen.” Nog een factor is het zogenaamde competitive advantage van je bedrijf. Daar komt doorgaans de intellectuele eigendom (ip) bij kijken. Zo kan technologie gebaseerd zijn op universitair onderzoek, “Maar bezit je dan de ip of heb je het in licentie, en is die licentie exclusief?” Als dat niet het geval is dan is er al een rode vlag, want er kan een concurrent komen met een product gebaseerd op dezelfde technologie. Het laatste wat je als investeerder wil vaststellen is dat je in de verkeerde organisatie investeerde. Voor CoScale ben ik naar geen enkele investeerder gestapt voor we de intellectuele eigendom volledig in handen hadden. Anders waren we zelfs niet voor venture capital gegaan.”

Maar het kan ook zonder uitgebreide zakelijke presentaties. Zeker als je een product aanbiedt dat tot de verbeelding spreekt, dan kan je gaan voor crowdfunding. Hierbij haal je geld op van (meestal) particulieren. In ruil krijgen zij een echt aandeel, een rendement of een beloning, wat vaak een eerste versie van het product kan zijn.

Luc Colebunders, zaakvoerder en oprichter van crowdfundingplatform CroFun, vindt de methode vooral interessant in de beginfase. “Vandaag is het moeilijkste punt om de eerste dertig-, vijftig-, of honderdduizend euro op te halen. Maar als de markt geïnteresseerd is, dan krijg je de centen binnen en weet je meteen of je product aanslaat.” Zodra je een flink aantal funders achter je hebt, is het makkelijker om bij andere kapitaalverstrekkers aan te tonen dat er een markt is voor je product.

Daar komt ook de kracht van sociale media bij kijken. “Vroeger haalde je dat geld op bij de drie f’s; friends, family & fools/fans. Maar vandaag kan de helft van de wereld je bedrijf volgen en steunen.” Omdat crowdfunders doorgaans een emotionele band hebben met het bedrijf of het product, ligt de druk minder hoog. “Bij venture capitalists of business angels zit je met het conflict dat ze vaak snel rendement willen, terwijl een ondernemer in de eerste maanden daar niet van wakker wil liggen. Dan is crowdfunding een oplossing. Als dat lukt en je hebt nood aan een andere geldschieter, dan is het risico dat je bedrijf het niet haalt al kleiner geworden.” Crowdfunding is een en-en-verhaal gecombineerd met andere geldverschaffers zoals de banken, business angels en venture capitalists.

HELDERE COMMUNICATIE

Crowdfunding is vaak het eerste kapitaal voor een onderneming. Maar wat als het dan al mislukt en mensen hun geld dreigen te verliezen? “Het blijft belangrijk dat je je crowd informeert over de stand van zaken. Als dingen niet lopen zoals gepland, leg dan duidelijk uit waarom. Vertraging wil ook niet zeggen dat mensen hun geld kwijt zijn. Toen Pebble zijn smartwatch op Kickstarter zette, werden er tienduizenden besteld. Toen heeft het bedrijf ook moeten laten weten dat de leveringen wat later zouden komen.” Als het bedrijf zijn beloftes niet nakomt moet er natuurlijk worden terugbetaald, behalve bij een faillissement. “Maar de bedragen zijn relatief klein, dus de schade per gezin blijft beperkt. Bovendien investeert men hier in iets wat men leuk vindt. Men wil er deel van uitmaken omdat ze het idee leuk vinden of de oprichters kennen. Als het dan toch niet lukt, dan gaan ze dat nog steeds erg vinden, maar niet om er kwaad om te worden.”

Naar de toekomst toe verwacht Colebunders dat crowdfunding aan belang zal toenemen. “Zeker na 2015, wanneer de regels voor financiële instellingen rond reserves strenger worden. Op dat moment wordt crowdfunding een interessant alternatief. Het is tegelijk een test om te kijken of de massa interesse heeft in je product. Het hoeft overigens niet alleen om een bedrijf te gaan. We hebben pas nog iemand gehad die een schilderij wil restaureren en een van de beloningen is dat je voor dat schilderij een foto mag laten nemen door een fotograaf. Ook daar tekenen mensen op in.” In België komt daar nog bij dat de regering recent de regels voor crowdfunding heeft uitgebreid. Daardoor mag je voortaan tot driehonderdduizend euro ophalen, met een maximum van duizend euro per persoon. Wie meer dan driehonderdduizend euro wil ophalen, moet een prospectus opstellen en zo extra informatie geven aan potentiële investeerders.

Colebunders wijst er tot slot op dat er via crowdfunding geld in de economie komt. “Elke particulier moet zich bewust zijn dat als we creatieve ideëen en succesvolle zakelijke initiatieven niet ondersteunen, dat de welvaart binnen tien jaar een pak minder is. Als twee tot drie procent van de spaargelden naar crowdfunding gaat, dan geeft dat een enorme economische impuls. De gelden worden onmiddellijk in lokale initiatieven geïnvesteerd. Beeld je eens in hoeveel werkgelegenheid vijfhonderd projecten al met zich meebrengen?”

Pieterjan Van Leemputten

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content