Op 20 en 21 september jl was ik op de Open Source Think Tank (twitter: #OSTT) in Parijs. Microsoft, Qualcomm, Black Duck, Adobe, CSC, AOL, Cisco, Red Hat, SAP en Yahoo! waren enkele van de belangrijkste bedrijven die ook vertegenwoordigd waren.

Open source software (oss) groeit. Spectaculair zelfs. Uit studies zoals gepresenteerd op de Transfer Summit in Oxford eerder in september dit jaar, blijkt dat de economische waarde van oss in Europa tientallen miljarden Euro bedraagt. 35 % van elke code die vandaag ontwikkeld wordt zou oss zijn. Wat betekent dit praktisch?

1. OSS is strategisch.

Elk bedrijf moet bij het beoordelen van zijn markt- en product- en Intellectuele Eigendoms (IE) – strategie rekening houden met oss. Aangezien oss gebaseerd is op auteursrecht, dient het beschouwd te worden als een zeer specifieke vorm van IE.

En aangezien software steeds belangrijker wordt, zowel als onderdeel van producten of diensten die worden aangeboden, als voor de interne werking van elke organisatie, dient IE steeds een essentieel deel uit te maken van elke product- en marktstrategie.

Een organisatie die oss niet opneemt als deel van zijn strategie, kan je eigenlijk vergelijken met een bestuurder die zelf een dode hoek van meer dan 120° creëert, door enkele ruiten van zijn wagen ondoorzichtig te maken en één of meerdere spiegels af te breken.

2. OSS gaat over het project, eerder dan de code.

Oss is gebaseerd op waarden, zoals transparantie, wederkerigheid en meritocratie. Het succes van een oss- project is afhankelijk van het bestaan van een bloeiende “community”, een gemeenschap van mensen en organisaties die bijdragen leveren.

Vergeet echter het stereotype van de programmeur die na z’n uren wat code schrijft. SAP, een bedrijf met 50.000 werknemers, heeft meer dan 2.000.000 (twee miljoen!) leden in z’n “SAP Community Network”. Allemaal klanten, gebruikers, partners – die er zelf belang bij hebben om hun SAP product te verbeteren, en hun bijdrage te delen met de community. Het extrapolatie-effect is potentieel spectaculair.

Bovendien blijken bedrijven er beter in te slagen om hun meest waardevolle werknemers aan zich te binden als ze deelnemen aan oss-projecten. De openheid en interactie zorgen ervoor dat deelnemers meer, en andere, appreciatie krijgen. Bovendien krijg je als organisatie die oss toepast, toegang tot mensen die anders nooit voor jou zouden werken, maar die eventueel wel enkele uren/dagen bijdragen kunnen leveren.

Gratis is dit alles niet; enkel het betaalmiddel verandert. Het delen van informatie, kennis, technologie en, ja, waarden, leveren soms substantieel meer op dan een zuiver financiële benadering.

En dus enkel de softwarecode van een product in een oss-licentie zoals gpl zetten, heeft niet zoveel zin – oss gaat over het project, niet enkel de softwarecode.

Ook voor overheden kan oss zeer interessant zijn – transparantie, meritocratie en wederkerigheid lijken goed te passen in een democratische rechtstaat – maar dan moet wel van het adagio van “alle IE en controle van ons” afgestapt worden.

Invloed wordt belangrijker dan eigendom. En een overheid zou best wel eens meer invloed kunnen uitoefenen op een oss-project dan op de ontwikkeling van een gesloten, proprietary project.

3. De criteria om te bepalen of OSS kan werken beginnen stilaan duidelijker te worden.

Oss bevat aspecten van risico (supply chain controle, verplichtingen bij distributie, conflicten tussen licenties), maar vooral ook opportuniteiten.

Stilaan beginnen een aantal criteria duidelijk te worden om te zien of een organisatie er belang bij heeft om geheel of gedeeltelijk op oss over te schakelen.

Het eerste criterium is kost. De instapkost voor oss is zo goed als altijd lager, maar volgens Gartner kan ook de maintenance-kost bij goed gerunde oss-projecten tot 75 % lager.

Het tweede criterium is de openheid zelf, die kan dienen om bij voorbeeld “vendor lock-in” of afhankelijkheid van een verkoper te vermijden.

Een derde is van meer technische aard. Of een it-product of -project in oss kan geplaatst worden hangt af van een gedetailleerde overweging of de meerwaarde van een aanbieding ligt in de technologische dimensie (van vernieuwend/innovatief tot kostenbesparend, of product vs process), in de functionele dimensie (van specifiek tot generiek, of klant- dan wel producent-gericht) of in content (van kennis tot data). Afhankelijk waar een project zich bevindt op die drie assen, zal oss meer of minder geschikt zijn als model.

Een vierde criterium is de community. Zoals eerder aangehaald kan dit zeer breed opgevat worden, en kan dit zowel klanten als leveranciers als partners omvatten. In sommige gevallen zelfs concurrenten.

Een laatste criterium is het businessmodel. Intrinsiek is oss meer gericht op het leveren van diensten, eerder dan het verkopen van producten of licenties.

Misschien moeten we de uitdrukking “nobody gets fired for hiring IBM” vervangen door “nobody gets fired for using open source”?

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content