Guy Kindermans Guy Kindermans is freelance journalist bij Data News.

De architect van dertig jaar geleden zou amper de werkplek van de huidige generatie collega’s herkennen, met dank aan de informatica. Natuurlijk blijft de aard en het doel van het werk gelijk, maar het creatieproces wordt nu in belangrijke mate ondersteund door elektronische middelen.

We spraken met twee architecten, An Cornelis en Piet Geirnaert, over hun kijk op de ict-kant van hun creatief beroep. Met respectievelijk ca. zes en vijftien jaar ervaring onder de riem, hebben ze die middelen wel in de vingers, naast nog wat wensen en verzuchtingen terzake.

Ooit waren ‘kalkeerpapier’ en Rotring-tekenpennen zo goed als synoniem met de job van architect, naast karton en andere makkelijk bewerkbare materialen voor het bouwen van 3D-modellen, aangevuld met sierlijke schetsen. Vandaag worden ‘plannen’ vlotjes op een scherm gecreëerd en aangepast, en kan een bouwheer desgewenst nog voor een spade in de grond werd gestoken, virtueel doorheen het bouwwerk kuieren en een fotorealistische aanblik ervan bewonderen. Op zijn beurt maakte ook de informatica ten dienste van de architect een snelle evolutie door. De eerste doorbraak op grote(re) schaal kwam er jaren geleden met 286-gesteunde PC AT’s (met AutoCAD), Mac II’s (met o.a. ArchiCAD) en zware Unix werkschermen, terwijl vandaag pc’s en Macs een brede panoplie aan programma’s en tools draaien voor zowel het individueel creatieproces als de samenwerking met derden.

Van bij de aanvang

Vandaag groeien de architecten als het ware op met ict, en wordt hieraan al tijdens de opleiding aandacht besteed. Hoewel ook dat een evolutie heeft doorlopen, zoals onze gesprekspartners duidelijk maken. Voor An Cornelis betekende de inschrijving voor haar studies in Hasselt, meteen ook haar eerste eigen pc. “Het tekenen met de hand werd de eerste twee jaren nog geoefend, maar nadien was het wel de computer die de klok sloeg.” Piet Geirnaert had dan weer zijn eerste computercontact met de machine van zijn broer, maar zag tijdens de opleiding op Sint-Lucas het gebruik van de computer wat meer beperkt tot het gedeeld gebruik van een paar Unix-systemen (IBM AIX met 3D-soft).

In beide gevallen werd wel gebruik gemaakt van volwaardige software, die evenwel niet meteen in het reële beroepsleven populair was. Niet dat zulks Piet Geirnaert afschrikte, want “ik heb ook altijd alternatieven gezocht.” Een bewijs dat architectuur hoedanook een creatief beroep blijft waar de eigenheid van de beoefenaar toch een belangrijke rol blijft spelen, die de aangewende middelen overstijgt. Ook voor architecten blijft het zaak om mee te blijven groeien met de ontwikkelingen, wat vandaag allicht meer het volgen van cursussen vereist dan voorheen. En waarvoor in het beroepsleven blijkbaar ook hier al te vaak te weinig tijd wordt voor uitgetrokken.

In de praktijk

Architecten beschikken vandaag bovendien over een breed palet aan tools en middelen, zij het dat de basis nog steeds hetzelfde is. “Het tekenprogramma is en blijft centraal,” aldus Cornelis, “en dat is gewoonlijk nog 2D.” Op basis daarvan kunnen dan de gewenste documenten en plannen worden afgeleid.

Maar ook 3D heeft al lang zijn intrede gedaan, waarbij niet meteen aan toestanden als 3D-films moet worden gedacht. Veeleer betreft het hier het ontwerpen met behulp van 3D-elementen, en de mogelijkheid om het ontwerp als een 3D-object te bestuderen. Zo kan met een product als SketchUp een 3D-voorstelling worden gecreëerd, die met tools (als Studio Max of Photoshop) een fotorealistische aanblik kan worden gegeven. Met dergelijke producten kan ook een wandeling doorheen het gebouw worden gecreëerd, voor een virtueel bezoek. “Zien is makkelijker te verkopen dan iets te vertellen,” aldus Cornelis. “Het kan ook een element in de onderhandelingen met zakelijke opdrachtgevers zijn. Het is makkelijker om iets te veranderen, te testen en zo dus ook voor minder verrassingen te zorgen. In dat kader wordt het wel meer en meer gedaan, en in een groot bureau is daar ook wel de ruimte voor.” Lees: middelen en de bereidheid om er de nodige tijd in te investeren.

Een belangrijke ontwikkeling betreft de BIM-software. BIM staat voor ‘Building Information Model’, wat in een (Amerikaanse) definitie wordt omschreven als “een digitale weergave van de fysieke en functionele eigenschappen van een gebouw – een gedeelde informatiebron als betrouwbare basis voor het maken van beslissingen doorheen de hele levensduur van het gebouw, vanaf de vroegste concepten tot de afbraak.” In plaats van een 2D-tekening betreft het een database van 3D-elementen, met naast de tekeninformatie ook nog een hele rist bijkomende gegevens over dat object. Een voorbeeld van deze software is Revit (nu van AutoDESK, producent van AutoCAD).

Alles wordt meteen in 3D getekend, en op basis daarvan worden de gewenste plannen, overzichten en doorsneden gegenereerd. Als een verandering wordt aangebracht, kan die worden doorgegeven in de verschillende afgeleide documenten. Zo kan men zeker zijn dat iedereen steeds van de nieuwste correcte plannen gebruik maakt doorheen het levend bouwproces, door te putten uit een zelfde informatiebron, zeg maar ‘a single source of truth’.

Een dergelijke aanpak hangt overigens ook wel af van de omvang van het project, en/of de grootte van het betrokken architectenbureau. Een klein bureau zal vaak gewoon kort met derden, zoals de ingenieur praten met het oog op de nodige input, en de aannemer een document met het nodige materiaal bezorgen, dat alles voorzien van een ‘OK’ op basis van de persoonlijke expertise. “Hoe geavanceerder de werkwijze, hoe beter die past in zo’n BIM-aanpak, maar dan “moeten alle betrokkenen het wel doen.” Dat kan ook voor het architectenbureau zelf een uitdaging zijn, zeker als hier doorheen de jaren eigen conventies zijn gegroeid.

Relativeren

Een interessante ontwikkeling die BIM, dat wel, maar niet zonder nadelen. Zo “kruipt er veel tijd in het creëren van die modellen.” aldus Cornelis, die tevens beperkingen ziet voor wie een architectuur met veel en kleine eigen details nastreeft. Bovendien “worden die modellen te zwaar en te traag, als er zich teveel details in bevinden”, waarschuwt Geirnaert. “Dus blijft er nood aan abstractie.” Zo wordt een muur niet beschreven als een verzameling individuele bakstenen, maar als een verzameling van enkele elementen. Ook is het niet altijd mogelijk om informatie in te voeren op de wijze die in de praktijk wordt gehanteerd. Wat doe je bijvoorbeeld met een plint van een aantal lopende meters, die je niet als een object kan modelleren (want dat zou teveel inspanning vergen). En voorts is een bouwproces continu in beweging en moet het mogelijk zijn om de nodige wijzigingen in te voeren, op basis van de reële bouw. Voor Geirnaert is papier en schetsen dan ook nog vaak de makkelijkere aanpak (tenzij er veel veranderingen worden verwacht). “Het blijft steeds een afweging! Soms is het de moeite niet waard om er de tijd in te stoppen.”

Het gevolg is dan ook dat het vaak nog 2D is dat de klok slaat, met als bijkomend voordeel dat hier een schier universele uitwisselbaarheid tussen architecten, ingenieurs en bouwondernemingen mogelijk is (met AutoCAD-bestandsformaten als standaarden). Overigens moet vaak toch van verschillende toepassingen gebruik worden gemaakt, ook in de BIM-wereld (zoals software voor de berekening van de energieprestatie van een gebouw).

Ook fotorealistische weergaven van bouwontwerpen kennen beperkingen. Dat kost tijd en dus geld en dat kan te duur zijn voor de bouwmeester. Voor kleinere projecten van particulieren, voor wie het gewone bouwproces al duur genoeg is, is het dan niet altijd haalbaar. Geirnaert ziet in heel wat bureaus dan ook het bouwen van veel maquettes en het maken van fotocollages. Computer rendering e.d. duurt soms ook langer dan gedacht met meer nood aan computercapaciteit dan verwacht, en is dan nog niet echt realistisch (wegens vereenvoudigingen in textuur etc).

In de toekomst

Er zijn dan ook nog wel toekomstverzuchtingen rond 3D en BIM. Zo hoopt An Cornelis in de toekomst in 3D “even makkelijk op detailniveau te kunnen werken als met 2D-pakketten, bijvoorbeeld door alles in 2D te creëren en dan met een vingerknip in 3D om te zetten. Belangrijk is dan wel dat je meteen in 3D denkt.” Piet Geirnaert zou op zijn beurt graag een gebouw optimaliseren door meer precieze berekeningen, zonder het gebruik van vuistregeltjes zoals vandaag wel vaker nog het geval is. Ook ziet hij graag de mogelijkheid meer aanpassingen aan te brengen door middel van parameters, of met een vorm van grafisch programmeren.

De mogelijkheid van 3D om verschillende soorten plannen te creëren voor de verschillende betrokken partijen, kan de architect ook helpen bij zijn rol die “vaak de coördinatie van verschillende elementen in het bouwproces betreft,” aldus Geirnaert. Immers, zo kan makkelijker op grafische wijze worden getoond welke taken in welke volgorde moet worden uitgevoerd, allicht vergelijkbaar met de tekeningen die tonen “hoe iets met Lego-stenen te bouwen, in plaats van teksten te schrijven hoe alles moet gebeuren.” Daarbij moet het ook makkelijk(er) zijn om de in de praktijk nodig gebleken aanpassingen (zoals een beslissing op de werf om iets toch net even wat anders uit te voeren) in de plannen in te voeren, in samenwerking met de uitvoerders. “Ik ontwerp soms iets, maar dat moet dan worden uitgevoerd met de middelen die er zijn,” klinkt Geirnaert nuchter.

Voorts blijft er ook ruimte om de software nog beter te laten aansluiten op de reële werkwijze van de architect, evenals nog een beter gebruik van de onderliggende systeemmogelijkheden. Dat geldt ook voor de gebruikersinterfaces, met bijvoorbeeld graag een gelijktijdig gebruik van ‘touch’ en een ‘pen/stylus’ op het scherm.

Is (en blijft) al die ict dan wel haalbaar voor een zelfstandige architect, kan je dan vragen? “Als zelfstandige architect is er in het begin weinig betaalbaar,” klinkt het bijzonder droog bij An Cornelis. Beaamt Piet Geirnaert, dat dit “niet het enige probleem is om als zelfstandig architect aan de slag te zijn!”

An Cornelis en Piet Geirnaert zijn allebei architect, met respectievelijk ca. zes en vijftien ervaring. Beiden zijn werkzaam in een architectenbureau, maar spreken hier uit eigen naam, op basis van hun eigen ervaring.

Guy Kindermans

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content