Frederik Tibau expert Digital Innovation & Growth bij Agoria

Terwijl dit land één van de meest fundamentele crisissen uit zijn bestaan doormaakt, geven twee op en top Belgische ondernemers de politieke klasse een flinke veeg uit de pan. “Onze politici zijn niet geïnteresseerd in ondernemerschap”, sneert Pierre De Muelenaere, waarop Jan Callewaert: “Logisch toch, het zijn bijna allemaal juristen!”

De ‘boardroom’ van Option, ergens in het Leuvense. Peperdure chairs van Charles en Ray Eames in een trendy en strak interieur. Pierre De Muelenaere, topman van Iris, is een half uur te laat op de afspraak. Nog moe van het feestje de avond voordien. Immers, Didier Reynders en zelfs Yves Leterme tekenden present op de inhuldiging van de vernieuwde bedrijfscampus in Louvain-La-Neuve. Vooral Reynders bleef lang napraten. Noblesse oblige.

De Belgische specialist in elektronisch documentbeheer verwacht alweer een aanzienlijke stijging van de resultaten in vergelijking met het recordjaar 2007. Maar ook ceo Jan Callewaert van Option mag behoorlijk tevreden zijn.

Option heeft net zijn samenwerking met Acer uitgebreid, en gaat nu ook inbouwmodules leveren voor de Aspire One, de minilaptop van de Taiwanese computerbouwer. Dat is goed nieuws, omdat minilaptops bijzonder populair aan het worden zijn.

We zouden het over innovatie hebben. Een onderwerp dat beide heren nauw aan het hart ligt, zo blijkt uit de felheid waarmee ze onze vragen beantwoorden. “Jazeker, er zijn innovatieve spelers in België”, klinkt het unisono. “De vraag is alleen of die bedrijfjes het familiale niveau kunnen overstijgen. Willen ze de blik wel naar buiten richten? Op die vraag is het antwoord meestal negatief. Met als gevolg dat niemand ons kent. Nochtans moet je je in ons land al snel de internationale reflex toe-eigenen, anders maak je geen kans. Onze markt is veel te klein.”

Pierre De Muelenaere: “Het is voor een plaatselijk bedrijf zeker niet onmogelijk om het te maken in het buitenland. Als je goede producten op de markt brengt, dan lukt het normaal gezien wel. Anderzijds, in de it-sector kampen de Europeanen met een imagoprobleem. Amerika is nog steeds het absolute softwarewalhalla.”

“Toen ik enkele jaren geleden bij Ricoh op bezoek was, ben ik aan de praat geraakt met één van de directeur aldaar. Toen ik hem probeerde uit te leggen wat wij juist doen, begon hij plots te lachen. Niet uit onbeleefdheid, maar omdat hij niet kon vatten dat we in ons land software schrijven. Hij dacht dat België een landbouwregio was met akkers en koeien.”

“Als je in de rest van de wereld een dergelijk imago hebt, probeer dan maar eens om een product wereldwijd te lanceren. Zelfs in eigen land gaan we er van uit dat onze it-markt niet veel voorstelt. In Wallonië bijvoorbeeld, stimuleert het veelbesproken Marshallplan vijf verschillende sectoren. It is er niet bij, dat zegt toch genoeg?”

Jan Callewaert: “België heeft geen rolmodellen, zoals Silicon Valley of Cambridge die wel heeft. We ontberen kennis en ervaring. En als er dan eens een locomotief op de rails geraakt, dan heeft de Belg het daar moeilijk mee. Dan moet dat bedrijf volop bekritiseerd en zelfs neergehaald worden. Dat zie je keer op keer gebeuren, en heus niet alleen bij Option.”

“Maar om even terug te komen op wat Pierre zei: Europa heeft vooral een sterk researchimago, met dank aan de universiteiten. Daaruit ontstaan wel innovatieve projecten, maar te weinig onderzoek vertaalt zich naar concrete spin-offs of naar bedrijven die de ambitie hebben om een verhaal te schrijven op lange termijn.”

“Karakter is cruciaal, enkel de volhouder wint. En dan kom je automatisch bij het woord ‘ondernemer’ terecht. Je moet een ondernemersinstinct hebben om innovaties te kunnen vertalen naar bruikbare producten en diensten, die ook nog eens tegemoet komen aan een behoefte in de markt.”

“Een andere moeilijkheid voor ons is de juiste time to market. Soms zet je een product te snel in de markt. Hoe kan je je investeerders dan blijven overtuigen om nog mee te gaan in je verhaal? Ik las onlangs een artikel over de oprichter van SanDisk. De man die het flashgeheugen uitvond heeft gedurende tien jaar alle kleuren van de regenboog gezien. Maar vandaag duikt zijn geesteskind overal op: in digitale camera’s, in iPods, in laptops. Intussen draait SanDisk een omzet van meer dan drie miljard dollar per jaar.”

Doet de overheid genoeg om innovatie te stimuleren?

Callewaert: “Er zijn meer middelen beschikbaar dan vroeger, denk maar aan het Archimedes fonds in Vlaanderen, maar ik vraag me af waar de projecten blijven. Waar blijft de nieuwe generatie ondernemers? Jongeren hebben geen ambitie meer. Hogescholen en universiteiten gaan zeker niet vrijuit. Wanneer ik voor studenten mijn verhaal uit de doeken doe, zit de aula overvol. Maar zelf de stap zetten en iets opbouwen, ho maar, dat is een brug te ver.”

De Muelenaere: “Eén van de grote problemen is inderdaad dat de graad van ondernemerschap in België bedroevend laag is, zowel boven als beneden de taalgrens. Het is zelfs al zo ver gekomen, dat wanneer ik met politici of met mensen uit de financiële wereld praat over innovatie, zeg dat ze zich maar moeten richten tot bedrijven met een zekere staat van dienst.”

“Uiteraard is het belangrijk dat kleine spin-offs gesteund worden, maar ook spelers die al 20 jaar mee gaan kunnen vaak een duwtje in de rug gebruiken. Hen zou een internationale ambitie moeten opgedrongen worden. Ik ken ondernemingen waar briljante mensen bezig zijn, maar waar ze niet verder kijken dan hun neus lang is. Terwijl het erg belangrijk kan zijn voor de mentaliteit om op enkele jaren tijd van een omzet van 5 miljoen euro naar een omzet van 20 miljoen euro te gaan.”

De Muelenaere: “Echte subsidies zijn er bijna niet. Ik heb van het DGTRE ooit een voorschot gekregen dat ik heb moeten terugbetalen eens Iris opgestart was. Ons bedrijf is altijd privékapitaal gaan zoeken. We hebben nooit deelgenomen aan researchprojecten van de overheid. Al was het maar omdat het zo ingewikkeld was om een dossier samengesteld te krijgen.”

“Dit gezegd zijnde, heb ik geen problemen met het feit dat er geen grote incentives te rapen vallen. Waar ik wel mee inzit, en dat is een fundamenteel probleem, is dat in de VS vaak tien procent van de omzet naar R&D gaat. In Europa is dat bij eenzelfde soort van bedrijf drie tot vijf procent. Op termijn is dat nefast. Een Amerikaans technologiebedrijf kan gemakkelijk een researchafdeling van 200 man openen in China. Iris kan dat niet, en moet zijn onderzoek vooral in België doen, waar de loonlasten te hoog zijn.”

“Als overheid zou je moeten bewerkstelligen dat onze bedrijven even veel in R&D kunnen steken als onze Amerikaanse concurrenten. De overheid zou er voor moeten zorgen dat er een minimum aantal bedrijven is in België, dat tien procent van zijn omzet in R&D kan steken.”

Hoe kunnen de overheden dat doen?

De Muelenaere: “In Frankrijk heb je ‘le crédit d’impôt recherche’. Eender welk klein bedrijfje dat kan aantonen dat het zijn aandeel in R&D fors verhoogd heeft, geniet een flinke belastingvermindering. Je betaalt dus minder als je meer investeert: dat is een erg interessante piste.”

“Een ander voorbeeld komt uit Luxemburg. Daar heeft men een nieuwe wet voorgesteld die zegt dat bedrijven die inkomsten halen uit softwareproducten die in Luxemburg gemaakt zijn, ook minder moeten betalen. Zo creëer je een win-win situatie: door bedrijven te laten investeren in innovatieve softwareproducten, kan de overheid op termijn wél meer belastingen innen.”

Callewaert: “Innovatieve regio’s zijn een magneet voor talent. In China en Singapore, maar ook in Ierland of het Verenigd Koninkrijk, worden onderzoekers aangetrokken door middel van beurzen. In Europa moeten we ook die weg op gaan. Anders creëren we een brain drain in plaats in plaats van een brain gain. In het Vlaamse gewest worden wel initiatieven genomen om meer wetenschappers van buiten de landsgrenzen aan te zuigen, maar we zijn er nogal laat mee begonnen.” De Belgen moeten het voorlopig dus doen met mensen zoals Pierre en mezelf, ondernemers pur sang. Overigens hadden ook wij bijna geen geld tijdens onze eerste jaren. Zelfs durfkapitalisten lieten ons links liggen. Wij hebben in feite leren innoveren met schaarse middelen. Dat is belangrijk hoor: innovatie ontstaat ook uit schaarste. Met te veel geld smijten, is nergens goed voor.”

De Vlaamse onderzoekster Pattie Maes vertelt verderop in deze Guide dat er in de VS heel wat technologiebedrijven zijn die projecten aan het Massachusetts Institute of Technology (MIT) sponsoren. Is dat geen uitstekende manier om innovatie te stimuleren?

Callewaert: “Klopt, maar het zijn vooral de echt grote spelers die dat kunnen doen. Opnieuw: research moet je kunnen vertalen naar een concreet product. Als wij te veel geld zouden gestoken hebben in onderzoekprojecten met universiteiten, dan zou ons dat pakken geld gekost hebben, en dan zouden we daar op korte termijn weinig voordeel uit gehaald hebben.”

“Je moet die dingen ook doen op het juiste moment. Vandaag zie ik er het nut van in. Option hééft zopas een samenwerking opgestart voor een project met IMEC. We gaan onder meer samenwerken aan technologieën die nodig zijn voor de vierdegeneratie-netwerken.”

“IMEC werkt natuurlijk al langer samen met grote bedrijven zoals Samsung, LG en Motorola, de resultaten uit die projecten worden verdeeld via crosslicenties. Option bleef noodgedwongen aan de zijlijn staan. Tot vandaag. Ons bedrijf is volwassen geworden.”

De Muelenaere: “Grappig, want wij hebben hetzelfde meegemaakt. Iris heeft nog nooit researchprojecten gedaan met universiteiten, om exact dezelfde reden. We zijn wel op zoek naar interessante projecten, maar als we een leuk idee hebben, dan werken we dat zelf uit, of dan steken we daar zelf geld in.”

“Een kleine nuance misschien. In het proces van zoeken naar complementariteit vallen we dikwijls op bedrijven die niet in eigen land actief zijn, maar in Israël, Azië of de VS. Als een onderneming ergens goed in is, maakt niet uit waar, dan gaan we daar op af, en dan bekijken we de mogelijkheden tot samenwerking. Iris heeft intussen heel wat joint ventures opgezet met derden. Het probleem dat ik met de Belgische onderwijsinstellingen heb, is dat ze zich niet toespitsen op onze corebusiness. Ze kunnen geen resultaten voorleggen, en dus heeft het weinig zin om samen te werken.” “Ik kan me niet van de indruk ontdoen dat, wanneer politici aan het stimuleren van R&D denken, ze vaak terugplooien op de universiteiten. Persoonlijk denk ik nochtans dat het voor de waardecreatie in een land beter is dat je KMO’s en kleine bedrijfjes een duw in de rug geeft. Want dat zijn ten slotte de ondernemingen die een land vooruit helpen. Waar ligt de meerwaarde voor België, wanneer Motorola een project bij IMEC sponsort?”

Kijken Vlamingen en Walen anders aan tegen het innovatievraagstuk?

De Muelenaere: “In Vlaanderen staat men heel wat verder dan in Wallonië. Een tiental jaren geleden had ik ook de indruk dat er zich binnen het technologiewereldje een echte ondernemerscultuur aan het ontwikkelen was in Vlaanderen. Beneden de taalgrens waren er ook initiatieven, maar die bleven geïsoleerd en werden nauwelijks erkend. In Wallonië heeft men KMO’s altijd scheef bekeken. Dat is er nog altijd niet helemaal uit.”

“Zelfs nu nog vallen de ministeries uit de lucht als je hen er op wijst dat er heel wat interessante bedrijfjes zijn in het gewest. Men kan dat blijkbaar niet geloven. Onze overheid kent de bedrijfswereld niet.”

Callewaert: “Er gaapt een gigantische kloof tussen de politieke klasse en de economische sector, ook in Vlaanderen. Politici weten niet wat er leeft in de bedrijven en bij ondernemers. Hoe kan het ook anders, het zijn bijna allemaal juristen die de plak zwaaien. Maak de vergelijking eens met China. Hu Jintao, de president van China, is een ingenieur, When Jiabao, de eerste minister van China ook. Hen moet je het belang van informatica niet uitleggen hoor.” “In België staan we er alleen voor. Ook dat is één van de redenen waarom zo veel initiatieven kleinschalig en provincialistisch blijven. In Leuven is Option één van de stichters van ‘Leuven Inc.’ (werd 7 jaar geleden opgericht), een netwerk van alle ict-bedrijven uit Leuven en omgeving. Dat is een leuk initiatief, maar het moet veel meer zijn dan dat. Het grote probleem is dat onze politici een visie ontberen. Eén of andere missie naar weet ik veel waar gaat daar echt niets aan veranderen.”

De Muelenaere: “Eén van de redenen waarom de relatie tussen de politiek en bedrijfswereld soms zo koel is, is omdat de overheid onefficiënt te werk gaat. Hoe kan een bedrijf zich nu verder ontwikkelen, als het soms een jaar duurt voor dat enkele papieren in orde geraken? Dat is toch niet normaal?”

“Misschien is men zich gewoon niet goed bewust van het belang van waardecreatie. Is dat naïviteit? Voor een stuk wel. In Wallonië wordt er veel gepraat over de economie, maar daar blijft het vaak bij. Eigenlijk is de politieke klasse nauwelijks geïnteresseerd in onze sector. Pas op, men beseft wel dat er een probleem is. De situatie verbetert dus wel, maar er is nog heel wat werk aan de winkel.”z

Frederik Tibau

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content