Pieterjan Van Leemputten

De tijd van de website als visitekaartje is voorbij. De tijd van apps te bouwen om apps te bouwen ook. En wat met de tijd van webagentschappen met double digit growth?

De top-tien van grootste webbouwers blijft grotendeels intact, al gebeurt er hier en daar wel een position switch. Emakina is met net geen 28 miljoen euro omzet veruit het grootste agentschap. Met 147,6 werknemers is het ook de grootste werkgever in de sector. Voor de winst staat het bedrijf met een half miljoen euro op de tweede plaats. Die eer is voor Proximedia dat op de tweede plaats staat en anderhalf miljoen euro winst maakte in 2012, gepaard met 1,7 miljoen euro minder omzet en 108 werknemers. Amplexor wisselt van plaats met The Reference en LBi Belgium behoudt zijn positie, hetzij met een half miljoen euro verlies. Het Gentse Wijs stoot door naar de zesde plaats ten koste van AnaXis, Design Is Dead en Globule Bleu die elk een plaats zakken. Uniway en Nascom wisselen van plaats waardoor die laatste net buiten de top-tien valt. Wie de lijst nader bekijkt, leert dat personeel en omzet niet altijd even strak gelinkt zijn aan elkaar. Een van de redenen kan zijn dat sommige bedrijven voor hun projecten beroep doen op freelancers of ontwikkelaars, al dan niet aan een goedkoper tarief in het buitenland.

MEER DAN EEN WEBSITE

Webbouwers beschouwen zichzelf graag als een vooruitstrevende, steeds evoluerende en dus snel veranderende sector. Vandaag gaat dat vooral om verbreding. “Je ziet dat meer webbouwers er bijvoorbeeld online marketing gaan bijnemen, of search“, zegt Bart De Waele, ceo van Wijs. Volgens hem is het niet overbodig om een geïntegreerd aanbod aan te bieden. “Dat heeft ook te maken met de maturiteit van de klanten. Die beseffen vandaag dat je geen website bouwt om er eentje te hebben. Een website heeft businessdoelstellingen. Build it and they will come, dat werkt niet meer. Je moet zorgen voor conversion optimalisation en trafiek. De tijd van het online visitekaartje is voorbij.” Als klanten volwassen worden, dan wordt hun vraag ook veeleisender. Iets wat Brice Le Blévennec, ceo van de Emakina-groep bevestigt. “Vandaag vragen klanten bijna altijd om responsive design waar het vroeger de uitzondering was. Dat vraagt natuurlijk meer werk, zowel qua design als architectuur, en dus ook meer geld. Maar de vraag bij grote organisaties is er zeker.” Al is het vaak geen keuze van smaak maar van budgetten en timing. “Er zijn bedrijven die een goed functionerende website hebben en dan mobiel willen gaan. Maar het is veel complexer om een bestaande site responsive te maken, dan van in het begin die aanpak te hanteren”, vult Marc Vanhouttegem, medeoprichter en managing partner van Uniway aan. Een bestaande site responsive maken is te veeleisend qua budget en inspanning. Dan kan je bijvoorbeeld wel voor een mobiele applicatie gaan. ”

“We merken dat responsive design gemeengoed wordt”, zegt De Waele. “We maken sowieso geen sites meer die niet responsive zijn. Al is niet iedereen er even goed in en soms zie je nog wel wat rare beslissingen. Newsmonkey.be heeft bijvoorbeeld een m.-website voor mobiele toestellen, een strategie van twee jaar geleden.”

SKILLS & (GEEN) OPLEIDING

Als we onze webbouwers vragen naar de skills die vandaag nodig zijn, of net niet meer, dan klinkt het bijna unaniem dat Adobe’s Flash heeft afgedaan. De Waele: “Flash is dood. Ik denk dat technologie meer op de achtergrond geraakt. De belangrijkste skill is hoe je nadenkt over het vormgeven en de user interface. Dat wordt heel complex omdat je niet alleen dekstops, laptops, tablets en smartphones bedient, maar ook smart-tv’s, horloges, Google Glass en andere wearables. Die golf gaat een enorme impact hebben en daar moet je over nadenken. Dan pas komen de vragen als ‘ga je voor een webapp of een native app’? Is het haalbaar om voor elk platform te ontwikkelen of ga je naar een gemeenschappelijke deler als webtechnologie die minder kan, maar wel overal gelijk loopt.” Aan de front-end gaat het dan over html5. “Aan de back-end maakt het niet uit of dat php,. Net of Java is. Er is wel nood aan goede JavaScripters. Die komen te weinig aan bod. Ze zouden bij de front-end developers moeten zitten, maar ze zitten tussen de designers en backenders. Je hebt er die eigenlijk liever een designer willen zijn, en die liever een developer willen zijn. Want het is nu eenmaal geen toffe taal om in te ontwikkelen.”

Emakina zette vorig jaar zijn Flash-developers aan de deur. “Wij doen er zelf nog maar weinig mee”, zegt Le Blévennec. “Wel zetten we apps in Adobe Air om naar native apps, maar Flash voor het web is dood. We zien bij front-end developers de nood aan html5 en JavaScript en de bestaande frameworks. JavaScript is de enige taal die je echt moet kennen. Het is een alternatief voor ActiveScript in Flash. Het gaan dan ook om Jquery, dat een goede gebruikservaring toelaat of Mustache, Angular (responsive database queries) of Bootstrap. Er is dus veel technologie voor front end developers. Aan onze koffiemachines gaat het niet langer over Flash maar over de nieuwste JavaScript library.” Le Blévennec bevestigt ook het dilemma dat De Waele stelt over mensen die met JavaScript bezig zijn. “We zien vaak hetzelfde als bij Flash-mensen. Het zijn vaak designers die developer willen worden of omgekeerd. We hadden hier tot voor kort Flash-developers en Flash-designers.” Daarbij benadrukt hij de nood om te blijven evolueren. “Maar het probleem is dat je veel zaken niet op school kan leren. Je moet designers hebben die gepassioneerd zijn door coding en ontwikkelaars die passie hebben voor design. Vaak gaat het om mensen die het op eigen houtje aanleren.”

De Waele wijst er ook op dat bepaalde zaken stilaan commodities worden. “Hoe verder cms-systemen evolueren, hoe meer Oostblokdevelopers er als productiecapaciteit bijkomen en je voor het bouwen zelf de prijsdruk voelt. Dat merk je in de sector.”

JavaScript is dus belangrijk, maar niet populair. Daar komt nog bij dat een goede webbouwer niet zomaar van de schoolbanken te plukken is. “Op een hogeschool of unief zijn mensen getraind op basis van drie peilers:. Net, Java en opensource”, legt Marc Vanhoutteghem van Uniway uit. “Maar daarop zijn er meer en meer platformen die daarop gebaseerd zijn, maar wel hun eigen api en configuratie en datamodel hebben. Mensen die op de markt komen met een goede kennis van de gewone mechanismen, moeten dan nog leren om met zaken als Magento of Hector te werken, want dat hebben we in ons bedrijf nodig.”

APPS VS. WEB

Zeven jaar na de eerste iPhone hebben vele bedrijven zich gehaast om een app te hebben, al bleek dat vaak weinig meer dan een veredelde website of zoekfunctie. “Je gebruikt een app voor heel andere dingen dan een website”, zegt Le Blévennec; “ik zie apps van bedrijven waar niemand nood aan heeft, maar de markt denkt er vandaag wel beter over na. Kijk nu naar banking. Niemand heeft nood aan een app met het adres van de dichtstbijzijnde bank. Ze willen een app die de betaling doet. Apps dienen voor lokalisatie, notificaties, betalingen, je stroomverbruik controleren of zelfs als afstandsbediening. Niet gewoon als vertaling van de website.”

De Waele: “Het besef begint nu wel te komen dat apps als marketingtool niet werken. Dat was een hype, maar ik noem het de Second Life fase. Vroeger was het ook cool om te zeggen dat je als bedrijf op Second Life zit, ongeacht wat je er dan wel deed. Voor apps komen we nu stilaan in de periode dat we naar b2b en productiviteit evolueren. De communicatie met het publiek zal op het web zitten.”

Vanhoutteghem wijst op de nood om onderscheid te maken tussen de technologie en de behoeftes. “Apps die goed geïntegreerd zijn in het toestel en regelmatig worden gebruikt door de gebruiker bijvoorbeeld. Maar neem nu e-commerce bij Vandenborre bijvoorbeeld. Hier zou een e-commerce app weinig zin hebben. Je wil iets kopen en dan merk je dat je eerst een app moet downloaden voor je de bestelling maakt. Hier is een mobiele site stukken handiger. Een app kan afhankelijk van de behoefte nuttig zijn, maar een mobiele website is vaak de beste oplossing.”

HOE GEZOND IS DE SECTOR?

Het web evolueert en ook de spelers in de sector worden groter of verdwijnen. We horen bij onze gesprekspartners geen gejuich als het over groei en winst gaat. Maar hoe evolueert de sector en hoe zit het op financieel vlak? Knalt de champagne of was het een fles limonade uit de Aldi? “Ik denk dat er een aantal op hun tandvlees hebben gezeten afgelopen jaar”, zegt De Waele. “Niet noodzakelijk voor slechte cijfers. Maar we leven al jaren met een double digit growth waarbij je elk jaar je groei voor het komende jaar voorbereidt. Als dat stagneert, dan heb je geïnvesteerd terwijl de groei uitblijft.” Hij wijst er op dat de sector in het algemeen last heeft van lage marges. “Een ebita van vijf procent is niet abnormaal, maar het is niet gezond om een mature sector op te bouwen.” Drie factoren zijn volgens hem de zogenaamde Oostblokdevelopers en freelancers die onder de prijs werken, de nood om te investeren in r&d. “Dat zijn niet noodzakelijk dure opleidingen, maar wel eerder experimenteren en dingen proberen om je voorsprong te houden. Als derde factor is er de te hoge verwachting van de klant. “Bij een poster kan je zeggen ‘zet dat deel daar’ en dat is twee minuten in Photoshop. Op een website heeft zoiets een veel grotere impact. Je klant continu daarover opvoeden vraagt tijd en die drie gecombineerd zorgen voor een lage marge.

Op vlak van overnames en fusies lijken twee van de drie webbouwers geen grote golven te verwachten. “Ik denk dat de meeste consolidaties intussen achter de rug zijn”, zegt Le Blévennec. “Er zijn genoeg spelers op de markt voor alle noden. In mobile kan dat wel. Net zoals er allerlei social media-bedrijven zijn opgekocht door grotere agentschappen. Zelf blijven we bij onze strategie, een agentschap dat ook in Frankrijk, Nederland en Zwitserland actief is en we blijven natuurlijk kijken naar nieuwe markten. Vanhoutteghem verwacht ook niet meteen een consolidatiegolf. “Bedrijven die zeer gespecialiseerd werken, kunnen altijd worden overgenomen door grotere spelers. Maar ik geloof niet in grote bedrijven die beweren alles te kunnen. Daarvoor verandert alles te snel. Op dat vlak geloof ik eerder in een ecosysteem van kleine bedrijven die samenwerken.” Dat model hanteert Bart De Waele intussen met Heaven Can Wait, dat momenteel dertien bedrijven telt. Hij gaat zich voortaan meer toeleggen op strategie nu de operationele leiding bij Wijs in handen is van Anneleen Demasure. “Hier gaan we in 2014 nog meer gas bijgeven”, zegt De Waele. “Ik geloof in een markt waarin vele kleine bedrijven verschillende expertises kunnen leveren. Veel meer dan wat Wijs alleen kan geven. Je kan als klant kiezen tussen één groot bedrijf dat alles kan, of veel nichespelers die een soort ‘best of breed’ kunnen vormen, onafhankelijk van elkaar, maar wel met de mogelijkheid om samen te werken. Mijn prioriteit is om dat ecosysteem uit te breiden en zo talenten te ontwikkelen.”

De Waele verwacht (in de sector, niet noodzakelijk zelf) wel nog overnames. De sectoren om als bureau op te focussen zijn volgens hem retail en finance, wat Vanhoutteghem deels bevestigt: “Alles rond e-commerce is aan het groeien. We zien dat vooral bij de retailers. Eerst waren het de pure e-commerce-spelers. Vandaag zien we daar ook bestaande merken opduiken.”

Pieterjan Van Leemputten

“Een website heeft business-doelstellingen. De tijd van het online visitekaartje is voorbij” Bart De Waele, ceo Wijs

“Niemand heeft nood aan een app met het adres van de dichtstbijzijnde bank. Ze willen een app die de betaling doet” Brice Le Blévennec, ceo Emakina

“Alles rond e-commerce is aan het groeien. We zien dat vooral bij de retailers. Eerst waren het de pure e-commerce-spelers. Vandaag zien we bestaande merken daar opduiken.” Marc Vanhoutteghem, managing partner Uniway

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content