Arnaud Bacros

Moeten we met zijn allen digitaal gaan consuminderen?

Arnaud Bacros Belux Country Manager van EMC

Is het tijd om onze keuzevrijheid op te geven en wat kariger om te gaan met onze data, vraagt Arnaud Bacros, Belux Country Manager van EMC.

Tegen 2020 zullen we nog slechts 15% van de door ons geproduceerde data – een geschatte 44 biljoen gigabytes – kunnen opslaan. Het grootste deel daarvan is afkomstig van consumenten, niet van bedrijven. Is het tijd om onze keuzevrijheid op te geven en wat kariger om te gaan met onze data, vraagt Arnaud Bacros, Belux Country Manager van EMC, zich af.

Het zal weinig verrassen dat ons digitaal universum – het aantal data dat jaarlijks wordt geproduceerd – tussen 2013 en 2020 zal vertienvoudigen: van 4,4 naar 44 biljoen gigabytes*. Wat weinigen echter lijken te beseffen is dat niet de bedrijven, maar consumenten de grootste dataproducenten zijn: tweederde daarvan wordt namelijk door hen gecreëerd. En hun verbruik komt op kruissnelheid. Een gemiddeld gezin maakt vandaag voldoende data aan om jaarlijks 65 iPhones mee te vullen. Als we zo blijven doorgaan zal dit volume tegen 2020 niet minder dan 318 iPhones bedragen.

Dat dit volume zo snel stijgt heeft uiteraard te maken met hoe ons (bewegend) beeldverbruik toeneemt en hoe de stijgende resolutie ervan steeds zwaarder weegt. Dé grote verantwoordelijke is echter het Internet der Dingen (IoT of ‘the Internet of Things’), bestaande uit miljarden alledaagse voorwerpen die uitgerust zijn met unieke identificatienummers en het mogelijk maken om gegevens automatisch op te nemen, te ontvangen en te rapporteren. De data van dergelijke geconnecteerde toestellen – zoals een sensor in een schoen die bijhoudt hoe snel je loopt – vertegenwoordigt vandaag 2% van alle data, maar zou tegen 2020 uitgroeien tot 10%.

Eén van de grootste – en meest onderschatte – uitdagingen die gepaard gaan met deze explosie in consumentendata betreft opslag. Langzaam maar zeker lopen we aan tegen de limieten daarvan. Vorig jaar hadden we ‘maar’ de capaciteit om 33% van de data fysiek op te slaan. Dit zal tegen 2020 slinken tot een luttele 15%. ‘Ach, maar tegen dan hebben we apparaten ontwikkeld die nog meer bits & bytes aankunnen’, hoor ik velen denken. Dat is ongetwijfeld waar…

Maar ligt de oplossing wel in ‘meer’? Moeten we niet gewoon anders met onze gegevens leren omgaan? Ik moet hierbij steevast denken aan Henry Fords oneliner ‘If I had asked people what they wanted, they would have said faster horses’. Eerder dan aan een nieuw paradigma – een auto – te denken, blijven we te vaak steken in ‘de huidige versie, maar dan op steroïden’. Gisteren vroegen we naar snellere paarden, vandaag naar meer dataopslagmogelijkheden. Maar is dat wel de juiste vraag?

Het onderliggende probleem is niet zozeer dat de opslagtechnologie – en de productie ervan – niet meer kan volgen, of dat massale opslag een behoorlijke impact heeft op ons energieverbruik en CO² uitstoot (ook al bestaan heel wat storage oplossingen die hier een excellent alternatief voor bieden). We moeten anders gaan handelen. We hebben een paradigmaverschuiving nodig. Een eenvoudig voorbeeld: we bekijken programma’s over extreme verzamelaars waarvan de huizen tot aan de nok gevuld zijn met nutteloze troep en schudden meewarig onze hoofden over hun gebrekkige opruimcapaciteiten. En toch doen we hetzelfde in de cloud, of op de harde schijven van onze tablets, smartphones en pc’s, die gevuld zijn met foto’s, films en documenten die we toch niet meer nodig hebben. Moeten we ons niet eerder afvragen: ‘heb ik écht 15 bijna identieke foto’s van mijn kat Fluffie nodig (waaronder 7 wazige)?’. Is de tijd niet aangebroken om wat selectiever te worden? Moeten we onze digitale voetafdruk binnen de perken beginnen houden, en ‘consuminderen’ op vlak van data?

Moeilijke vraag. Consumenten – die steeds kritischer, mondiger en minder loyaal worden – hebben er een hekel aan om beperkt te worden en keuzes te moeten maken. Ze willen alles. Ze willen een ‘en-en’ verhaal. Van ‘of-of’ worden ze bijzonder kregelig. Ze gaan niet akkoord wanneer hun digicorder aangeeft dat zijn harde schijf slechts 5% plaats beschikbaar heeft en ze zullen moeten kiezen tussen een aflevering van ‘Game of Thrones’ of de TV-première van ‘The Hobbit’. Ze willen een alternatief model dat hen wél toelaat om te doen wat ze willen. Zoals on demand kijken of live streaming. Een win-win voor beide partijen: geen opslag nodig en geen beperking in keuzevrijheid.

Ook al is het de consument die het meest data produceert, een groot deel daarvan is nog steeds de verantwoordelijkheid van bedrijven: 85% van alle gegevens. Ook zij hebben er dus belang bij om mee te denken in deze nijpende uitdaging. Het is minder een kwestie van de consument te vragen om beter stil te staan bij zijn dataproductie – hoewel dit uiteraard niet overbodig is – dan om bedrijven aan te sporen om alternatieven te zoeken voor het ter beschikking stellen van data (en, als bonus, nieuwe businessmodellen voor zichzelf te creëren). Zoals Twitter dat deed met de sterrenselfie van Ellen DeGeneres die op minder dan een uur 871.000 werd geretweet, maar uiteraard niet evenveel keer door het bedrijf werd opgeslagen. Of zoals Hulu dat doet met filmstreaming. Als het aankomt op opslag, is meer niet altijd beter. Wat nuttig is op vlak van analyse, moet inderdaad bijgehouden worden, maar voor de rest moeten we andere modellen bedenken. En ons – als consument dan – afvragen of we de ‘extreme verzamelaars’ van het digitale universum willen worden.

* Alle statistieken in dit artikel zijn afkomstig van EMC’s ‘2014 Digital Universe Study’, ontwikkeld op basis van onderzoek en analyse van IDC.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content