Na de introductie van de spotgoedkope Raspberry Pi computer, werd de productie ervan uit het Verre Oosten naar Groot Brittannië overgeheveld. Ondertussen werden er daar al 1 miljoen stuks geproduceerd.
De spotgoedkope – ca. 35 euro – Raspberry Pi computer werd ondertussen al in meer dan 1,75 miljoen stuks geproduceerd, en blijkt bijzonder populair te zijn bij ict-knutselaars. Dagelijks worden er ca. 12.000 stuks geproduceerd, en dat voor een product dat de analisten als ‘onverkoopbaar’ afdeden.
Ondertussen is gebleken dat dit ARM-processor gesteund toestel voor een bijzonder breed spectrum aan toepassingen kan worden ingezet. Op het recente JavaOne in San Francisco werd zelfs een zelfbouw tablet – de DukePad (foto) – getoond, waarvan de bouwplannen beschikbaar zijn in het internet (de onderdelen samen zouden ca. 300 dollar kosten). Aan de universiteit van Southampton werd zelfs een cluster van 64 Raspberry Pi’s met ‘supercomputing’ vermogen gebouwd (met een behuizing uit Lego, gebouwd door het zoontje van de ontwerper). Voorts werden Raspberry Pi’s voor een veelheid aan sturingstoepassingen ingezet (vergelijkbaar met de evenzeer populaire Arduino kaart).
Het doel van de Raspberry Pi was in eerste instantie kinderen en jongeren meer smaak te geven in informatica, dan het makke gebruik van tablets of computers mogelijk maakt. Daarom circuleren in onder meer Groot Brittannië al heel wat bouwideeën en projecten die in klasverband of individueel kunnen worden uitgewerkt. Ondertussen zijn ook al heel wat klassieke talen en omgevingen op de Raspberry Pi beschikbaar, zoals Python en Java.
Allicht zou het geen kwaad idee zijn in elke school een zak Raspberry Pi’s uit te gieten en tegen de kinderen en jongeren te zeggen “amuseer je ermee!” Kwestie van jongeren echt weer de smaak te geven van informatica, zoals hun (groot)ouders die kregen in de jaren tachtig met de vroege huiscomputers als de (Britse) Sinclair Spectrum en de Commodore C64.
