Véronique Bockstal, de vrouw van één miljoen: ‘Laat de slinger maar eens goed doorslingeren’

Véronique Bockstal: 'Iedereen die een product gaat gebruiken, moet in principe mee aan de tekentafel zitten'.
Els Bellens
Els Bellens Technologiejournaliste bij Data News

Véronique Bockstal maakte er haar levenswerk van om vrouwen te helpen het te maken in tech en als onderneemster. Op het She Goes ICT event komt ze daarover praten, maar wij hadden al een gesprek.

Ondernemen, technologie en vrouwen zijn dingen die Bockstal nauw aan het hart liggen. “Ik moet je niet vertellen dat er minder vrouwen in de technologische sector zitten. Ook bij de ondernemers zijn er minder vrouwen dan mannen. En dat is spijtig, want op talent staat geen gender”, zegt Bockstal. “We zitten ook in een wereld waar er meer vrouwen afstuderen uit hogere studies dan mannelijke studenten, die komen alleen niet terecht in STEM, en gaan minder vaak ondernemingen opstarten.”

Dat daar verandering in moet komen draait overigens, zoals we verder nog lezen in dit blad, om meer dan een streven naar gelijkheid op de markt. “Als vrouwen niet meezitten aan de ontwerptafel, dan wordt er ook weinig rekening gehouden met hun eigenheden. Iedereen die een product gaat gebruiken, moet in principe mee aan de tekentafel zitten.”

Vrouwen en andere minder vertegenwoordigde groepen gebruiken al die technologie en apps wel, maar dat betekent nog niet dat er met hen als gebruiker rekening wordt gehouden, dat idee. Dat het kan om diverse teams uit te bouwen, daar is Bockstal alvast van overtuigd. “Ik heb een tijdje als CEO voor BeCentral gewerkt, de digitale campus in Brussel, en daar heb ik zelf gezien hoe fijn het is wanneer mannen en vrouwen samenwerken. Bij BeCode (de codeerschool van BeCentral, nvdr.) zag je een gezonde, diverse mix. Daar zaten ook veel vrouwen, omdat er hard werd gewerkt om hen daar te krijgen.”

Rolmodellen

Aan acties is er alvast geen gebrek. Denk maar aan initiatieven in scholen, codeerlessen, mentorships en campagnes om STEM aantrekkelijk te maken. Het percentage vrouwen in tech is daarmee de voorbije jaren echter niet gigantisch omhoog gegaan. Wat kunnen we dan nog doen, vragen we Bockstal? “Ik denk dat we enerzijds moeten aanvaarden dat er sowieso andere interesses leven bij meisjes dan bij jongens. Ik heb bij mijn eigen dochter bewust geprobeerd om haar alles voor te schotelen, van robots en lego tot meer traditionele meisjesdingen. En zij is ook echt een meisje, dat met poppen speelde en nu Latijn volgt. Coderen en STEM interesseren haar gewoon niet. Ik had haar graag in STEM gezien, maar als ze het niet wilt, so be it. Ik heb het wel met haar besproken. Ik vind het ook belangrijk dat je hen zo vroeg mogelijk alle opties voorschotelt, dat ze zelf kunnen proberen en zelf kunnen kiezen. Je kan en mag het hen niet opdringen.”

Ook rolmodellen kunnen inspireren, voegt Bockstal er aan toe: “Maar we moeten er wel voor zorgen dat daar genoeg diversiteit in zit. Bijvoorbeeld ook niet alleen jonge mensen, maar ook degenen die er op latere leeftijd ingerold zijn.”

Naar 1 miljoen

Bockstal was zelf al vijftig toen ze met haar eerste eigen start-up begon, die ze na een drietal jaar weer verkocht. Met de ervaringen die ze daar en in haar verdere carrière heeft opgedaan, besloot ze anderen te helpen hun bedrijf te doen groeien. “Ik zat met mijn eerste start-up in allerlei incubatoren waar ik ook goed kon observeren. Je zag dan bijvoorbeeld dat vrouwen worstelen met andere zaken dan mannen. Op basis daarvan, en van allerlei onderzoeken, heb ik dan een acceleratorprogramma ontwikkeld.” Daarmee begeleidt ze onderneemsters in groep. Met een eigen coachingbedrijf, outgrow, zet ze female founders dan weer individueel op weg, en er is ook een boek: ‘De Vrouw van 1 Miljoen’, een verwijzing naar de jaaromzet die je als doel voorop kunt stellen.

“Heel wat start-ups komen vast te zitten rond een omzet van 250.000 euro, wij destijds ook”, zegt Bockstal daarover. “Dat is het moment dat je alles nog zelf kunt bestieren. Maar als je verder wilt geraken, dan heb je mensen en geld nodig.” Dat groeien vergt dan investeringen, vaak van buitenaf, de juiste connecties en, welja, de juiste ‘mindset’, zegt ze. “Je moet tegen jezelf kunnen zeggen ‘ja, ik heb een bedrijf, ik wil dat doen groeien en ik beschouw mezelf als een onderneemster’. Bij vrouwen moet je dat vaak expliciteren. Ze zien zichzelf eerder als een uit de kluiten gewassen freelancer in plaats van bedrijfsleider. Vaak zijn dat ideeën die hen limiteren in hun mogelijkheden. Ze gaan dan denken dat ze nog niet klaar zijn, of dat ze eerst meer ervaring nodig hebben, voor ze de sprong kunnen wagen. We maken onszelf van alles wijs. Het idee van de coachingtrajecten is om daar anders mee om te gaan, en zo effectief voor dat (grotendeels symbolische) omzetcijfer te gaan.”

Die ideeën doen ook wat denken aan het ‘impostor syndrome’. Daarbij gaan mensen, voornamelijk vrouwen en minderheden, in bepaalde carrières het gevoel krijgen dat ze daar niet thuishoren of dat ze een ‘bedrieger’ zijn, ondanks hun expertise. “Die onzekerheid komt inderdaad vaker voor bij vrouwen, al hebben mannen er ook wel last van”, zegt Bockstal. “Bij vrouwen zie je dan wel dat als ze succes boeken, ze dat zelf gaan interpreteren als ‘ik heb geluk gehad, ik ben maar fake’. Ik heb dat zelf ook, trouwens. Als ik mijn boek ergens ga voorstellen, moet ik mezelf ook dwingen om ervoor te gaan en daar te staan. Ik ben niet de ultieme expert, maar ik weet wel voldoende om erover te praten, ik heb dat recht van spreken. Op zich is het overigens niet erg om wat onzeker te zijn, want je gaat er ook harder je best door doen. Maar het mag je niet afremmen. Als het je tegenhoudt om dingen op te starten, dan moet je ingrijpen.”

Funding

Kijken we naar die vrouwen die dan toch een eigen onderneming starten en voor externe investeringen gaan, dan zie je daar nog dat de hoeveelheid ‘funding’ die bedrijven geleid door vrouwen of minderheden krijgen, meestal een pak minder is dan voor bedrijven geleid door mannen. “Ik zie daar ook een beetje een gedeelde verantwoordelijkheid”, zegt Bockstal. “Enerzijds vragen vrouwen minder financiering. Ze gaan ook realistischer pitchen, gaan sneller de mogelijke problemen in hun plan vrijgeven. En dan zit je met investeerders die het gewend zijn dat er daar iemand staat die zijn prognoses aandikt. Investeerders doen automatisch wat van de omzetprognose en de financieringsvraag af, en als je dat bij vrouwen doet, blijft er niet veel meer over.” Anderzijds staan deze dames meestal wel voor een grotendeels mannelijk panel, dat hun levenswereld misschien niet altijd begrijpt. “Vrouwen zitten inderdaad vaak meer in sectoren als beauty, wellness of zorg, softere sectoren met producten waar mannelijke investeerders niet veel van afweten. Er is een verhaal over een vrouw die kwam met een app voor een menstruatiecyclus, die dat moest pitchen aan een volledig mannelijk investeerderspanel. Zij zagen er het nut niet van in, tot een van die mannen dat ‘s avonds aan zijn vrouw vertelde, en zag hoe enthousiast ze daarover was. Ze zijn dat gelukkig gaan vragen aan nog wat vrouwen, en dat bedrijf heeft zijn financiering gekregen en is een miljoenenbedrijf geworden. Maar als er één vrouw in dat investeringspanel had gezeten, dan was dat allemaal vlotter gegaan.”

Is dan een specifiek vrouwelijk VC-fonds, zoals We Are Jane dat zich focust op vrouwelijke ondernemingen, een oplossing? “Momenteel nog wel. Laat de slinger maar eens goed doorslingeren, dan komt die uiteindelijk wel terug in het midden. We zouden die fondsen niet mogen nodig hebben, maar laat ze er maar even zijn zodat er meer geld naar die bedrijven vloeit. Ik hoop wel dat ze uiteindelijk niet meer nodig zullen zijn, en dat je gewoon diverse investeringsfondsen hebt. Hoe diverser hoe beter.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content