Solidariteit op sociale media heeft ook een keerzijde

Kristof Van der Stadt
Kristof Van der Stadt Hoofdredacteur bij Data News

“Toch wel onder de indruk van de manier waarop via Twitter hulp aangeboden wordt aan de Pukkelpopgangers. Hartverwarmend die #Hasselthelpt”, gooide ik gisterenavond zelf op Twitter. Nu, 12 uur later, meen ik dat nog steeds, maar een kanttekening lijkt mij toch op zijn plaats.

“Toch wel onder de indruk van de manier waarop via Twitter hulp aangeboden wordt aan de Pukkelpopgangers. Hartverwarmend die #Hasselthelpt”, gooide ik gisterenavond zelf op Twitter. Nu, 12 uur later, meen ik dat nog steeds, maar een kanttekening lijkt mij toch op zijn plaats.

Solidariteit is iets hartverwarmend, maar heeft ook een voor een stuk verblindend effect. Het is nobel om anderen te willen helpen – het brengt het mooie in de mensheid naar boven – maar de kans bestaat dat je midden in die goede bedoelingen vergeet om het grotere plaatje te zien. Anders gezegd: helpen die tweets ook écht? En komen ze überhaupt wel aan bij de mensen waarvoor ze bedoeld zijn?

Begrijp me niet verkeerd. Het was mooi om zien hoe de Belgische Twitterpopulatie spontaan slaapplaatsen aanbood aan gestrande Pukkelpopgangers. En het nut wil ik zelfs niet in twijfel trekken. Zelfs al vonden slechts enkelen ook effectief onderdak via Twitter, dan nog was het al de moeite waard. Maar dan komt daar die andere kant van solidariteit bovenop. Een van de middelen om op Twitter je solidariteit te betonen, is bijvoorbeeld het retweeten van berichten van anderen. Om te tonen dat je achter de hulp van die mensen staat, of om ook een bescheiden steentje te willen bijdragen. Toen ik vanochtend de tijdslijn met tweets met hashtag #hasselthelpt nog eens opengooide, viel het mij pas echt op hoe een en dezelfde slaapplaats soms honderden keren de revue passeerde. Enkele bekende Twitteraars met een horde followers achter zich besloten bijvoorbeeld om alle hulp die aangeboden wordt via het netwerk meteen te retweeten, met als achterliggende redenering dat via hun uitgebreide netwerk aan volgers de aangeboden hulp verder kon reiken.

Nogmaals, heel erg nobel allemaal, maar werd daar dan niet het concept ‘hashtag’ voor uitgevonden? Was het dan niet beter geweest om gewoon de boodschap te blijven verspreiden dat via hashtag #hasselthelpt de aangeboden hulp gekanaliseerd wordt? Iemand die écht in nood is, heeft er maar weinig aan dat via die hashtag dezelfde slaapplaats maar blijft terugkeren door mensen die retweeten – soms tot zelfs uren na de initiële tweet. Een cynicus zou zich bij zo’n tweets misschien zelfs durven afvragen of het dan nog wel om solidariteit of louter narcisme gaat.

Maar eerlijk is eerlijk: ook mijn tweet had allicht een negatief effect. Het is eigen aan de mens om zijn emoties te willen uiten. Maar door gewoon maar te zeggen hoe hartverwarmend ik al die steun vond zorgde ik misschien ook voor vervuiling én irritatie bij wie dringend hulp nodig had en die zocht in #hasselthelpt. Ach, het illustreert eigenlijk allemaal hoe instinctief en onbeholpen we met z’n allen toch nog steeds omgaan met sociale media en iedereen weet dat je instinct volgen niet altijd tot constructieve oplossingen leidt.

Los daarvan moet mij toch nog iets van het hart. Wat maakt het immers uit hoe hard je roept als er niemand luistert? Ongeveer één op de vijf Belgen beschikt over een smartphone. Zo’n 75.000 Belgen zitten op Twitter en uit zowat elk onderzoek blijkt keer op keer dat het gebruik van mobiel internet in ons land achterop hinkt. Wat is dan nog het percentage twitterende festivalgangers met een smartphone en – werkende! – mobiele internetconnectie? Ik weet het niet, maar ik maak mij toch sterk dat dit nog steeds bijzonder beperkt is.

Wat voor mij nu wel een uitgemaakte zaak is, is dat de bestaande rampenplannen meer en meer richtlijnen voor sociale media gaan moeten bevatten. De traditionele aanpak rond crisiscommunicatie – met mondjesmaat communiceren om zeker geen paniek te veroorzaken – staat immers haaks op de manier waarop sociale media werken: hypersnel en overvloedig. Twitter mag dan nog niet zo wijdverspreid zijn als de bekendste Twitteraars het wel zouden willen: het is wel duidelijk dat het een bijkomend kanaal is waarlangs hulpdiensten kunnen of moeten werken om noodzakelijke informatie te verspreiden, het thuisfront te waarschuwen, maar even goed ook om hardnekkige geruchten van bij de bron te kunnen ontkrachten.

Om al die redenen is het blijven negeren van sociale media geen optie meer, en moeten ze ook opgenomen worden in plannen rond crisiscommunicatie met duidelijke richtlijnen. Het communiceren via sociale media naar zowel het thuisfront als de getroffen personen moet gestroomlijnd worden via duidelijke, gedetailleerde richtlijnen. Wie communiceert welke boodschappen en hoe? Via welke hashtag? Via welk netwerk? Maar telkens met solidariteit in het achterhoofd. Want mensen als u en ik zullen altijd wel hun medeleven willen blijven betuigen, en ook dat moet gekanaliseerd worden. Zodat hulp terecht komt bij de juiste personen, niet gehinderd door het noodzakelijke en begrijpbare gerouw en medeleven van zowel getroffenen als toevallige digitale passanten. Zodat achteraf geen pijnlijke discussies meer hoeven te ontstaan tussen zelfverklaarde ‘social media experten’, communicatiediensten, festivalgangers en Twitteraars. En zodat een goedbedoeld artikel als dit ook niet meer nodig is.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content