Smartphone-apps maken afstandsbedieningen overbodig, vertellen ons hoeveel kilometer we hebben afgelegd en worden gebruikt als keukenhulp. Een recent fenomeen is dat ze nu ook worden ingezet in de health-sector. Schrijven dokters ons straks apps voor in plaats van pillen?
Het idee om apps voor te schrijven vindt snel opgang in de VS. Waarom zou je medicijnen niet kunnen vervangen door informatie of door connectiviteit, klinkt het daar. Het succes van toepassingen zoals Runkeeper, Nike+ en Strava (die overigens ook bij ons populair zijn) inspireert een hele generatie medische professionals en technologie-ondernemers. Softwareprogrammaatjes die prestaties opmeten en bijhouden kunnen mits kleine aanpassingen immers gemakkelijk worden ingezet in de gezondheidszorg.
Er valt wel wat voor te zeggen. Als dokters en verplegers dankzij de digitale uitwisseling van informatie hun patiënten minder vaak moeten zien, kan dat een goede zaak zijn voor de sociale zekerheid. Dat beseffen ook de mensen van de Human Interface Group, die in het kader van het Smarcos-project (deel van het Europese Artemis-programma) aan iets dergelijks werken.
“Mensen die te horen krijgen dat ze diabetes type 2 hebben, kunnen hun eerste insulinespuit maandenlang uitstellen als ze voldoende bewegen en de juiste medicatie nemen”, vertelt managing partner Kris Verstappen. “Het Smarcos-systeem, dat we in samenwerking met onder meer Philips en de Universiteit van Twente ontwikkelen, wil een soort coach zijn die patiënten daarbij helpt.”
Een elektronisch pillendoosje registreert het medicijngebruik, en een activiteitenmonitor houdt bij hoeveel de patiënt beweegt. “De gegevens worden verwerkt in de cloud, en wanneer de persoon in kwestie zijn medicatie vergeet krijgt hij een boodschap toegestuurd op zijn smartphone. Het is de bedoeling dat ook de dokter de therapie kan volgen, en dat hij kan bijsturen waar nodig.”
In de VS is er met ‘DiabetesManager’ al iets dergelijks op de markt. De app verzamelt info over het dieet van de patiënt, over zijn bloedsuikerspiegel en over zijn medicatie. Gebruikers kunnen gegevens manueel invoeren, of hun toestel linken aan een glucosemeter. De app geeft advies (over wat de cliënt best kan eten als zijn bloedspiegel aan de lage kant is bijvoorbeeld), gebruikt een speciaal algoritme om de medische data te analyseren, en stuurt klinische gegevens door naar de behandelende arts.
“Er duiken inderdaad glucosemeters op die met apps communiceren”, knikt consultant Jeroen Corthout van Across Health. “Het potentieel van apps die dienst doen als diagnosetool is dan ook gigantisch. Maar waardes uit een meter halen is één ding. Daar advies aan koppelen is iets anders. Kan je dat zomaar aan een app overlaten? Dokters die jarenlang gestudeerd hebben zullen zeggen van niet.”
Goedkeuring
Waarmee we aanbelanden aan het reguleringsvraagstuk. Een e-health toepassing mag niet haperen of mag geen foute informatie doorgeven. Maar wie controleert dat? Hoe kan gegarandeerd worden dat je met een kwalitatieve toepassing te maken krijgt?
“Er is nog veel discussie over dat onderwerp”, weet Corthout, “maar de algemene regel lijkt te zijn dat je onder de Medical Devices Directive van de Europese Commissie valt op het moment dat je advies begint te geven. Ook wanneer een app op één of andere manier aanzet tot actie, moet ze goedgekeurd worden door Europa. In de VS is het de FDA (Food and Drug Administration) die een systeem moet valideren als medical device. Met DiabetesManager is dat intussen al gebeurd.”
Vooral in de Angelsaksische landen gaat de consument er van uit dat een app een interessant alternatief kan zijn voor een klassiek geneesmiddel. Met als resultaat dat er vorig jaar maar liefst 140 miljoen dollar gespendeerd werd aan de health-gerelateerde programmaatjes in het land van Uncle Sam.
“Kanttekening is dat de Amerikaanse ziektezorg niet kan vergeleken worden met de Europese”, benadrukt ceo Pierre De Nayer van crm- en marketingspecialist Citobi. “Private bedrijven verzekeren er vaak pas obese mensen als die bereid zijn om een ‘digitale coach’ te gebruiken om af te vallen. Anderen geven flinke kortingen aan klanten als ze kunnen aantonen dat ze hun gezondheid op pijl houden met de hulp van apps.”
“Er zijn in de VS bijzonder sterke incentives om health gerelateerde toepassingen te gebruiken”, klinkt het. “Ook in Engeland is dat het geval. Met als gevolg dat disease management er een hoge vlucht neemt. In de rest van Europa leeft dat veel minder. Zelfs de grote farmabedrijven houden zich afzijdig. Zijn er soms te weinig richtlijnen? Of moeten er ook hier incentives worden uitgedacht?”
“Omdat gezondheidszorg een privéaangelegenheid is in de VS, worden nieuwe evoluties bliksemsnel opgepikt”, zegt ook Corthout. “Bij ons is de gezondheidszorg publiek, en is het moeilijker om snel te gaan. De wereld van de artsen is erg hiërarchisch opgebouwd, en nieuwe technologieën passen niet in de traditionele manier van werken. Artsen worden ook niet betaald om hun patiënten op te volgen met apps.”
“Bovendien voorzien het Riziv, de mutualiteiten en de verzekeraars nog geen terugbetaling van medische applicaties of van consultaties via webcam”, vult Olivier Lequenne van de Belgische specialist in ict voor de gezondheidszorgsector Xperthis aan. Hij oppert dat het goed zou zijn als die partijen eens rond de tafel zouden gaan zitten met vertegenwoordigers van patiënten en artsenorganisaties.
Complementair
Bij de Human Interface Group zien ze apps niet als vervangers van medicijnen, maar als een onderdeel van een efficiënte behandeling, complementair aan medicijnen. “Apps kunnen gebruikt worden om dokters meer inzicht te geven in wat er gebeurt tussen de doktersbezoeken door”, aldus nog Kris Verstappen.
“Door automatische metingen of door patiënten af en toe zelf metingen te laten invoeren (bloeddruk, glucosewaarden, etc) kunnen dokters een duidelijker beeld krijgen van de toestand van de zieke over een langere tijdspanne. Daardoor kunnen ze een beter advies geven, wat leidt tot een gezondheidszorg van hogere kwaliteit.”
“Applicaties zijn net zoals medicijnen een deel van de oplossing”, beaamt Corthout. “Maar de convergentie tussen apps en medicijnen zal ook bij ons aan belang winnen. Je kan de zwakke punten van een therapie (het gebrek aan opvolging en de gebrekkige kennis over de effecten) immers deels oplossen. En hoe meer data er verzameld wordt over de effecten van medicijnen en behandelingen, hoe beter voor de patiënt en voor de zorgsector in zijn geheel. Of hoe big data ook de healthsector op zijn kop zet. Het gaat ver hoor. Als je een genetisch profiel aanmaakt op een site zoals 23andMe, dan kan je al zien op welke medicatie je goed zal reageren en op welke niet.”
“Enkele weken geleden heeft de Amerikaanse FDA de applicatie van de start-up Proteus Digital Health goedgekeurd”, besluit De Nayer. “Dat bedrijf heeft een rfid-chip ontwikkeld die in pillen wordt verwerkt. De chip reageert op vloeistoffen in de maag, en geeft signalen door aan een pleister op de huid. De pleister verzendt de informatie vervolgens naar de mobiele telefoon van de patiënt. Zo kan er precies nagegaan worden of en wanneer iemand zijn medicatie heeft ingenomen.”
“Overigens hebben we bij Citobi iets gelijkaardigs ontwikkeld met onze Smartblister, een verpakking met ingebouwde chip die het moment registreert dat een tablet door de folie wordt gedrukt. Ook op die manier kan je perfect volgen of en wanneer een zieke zijn medicijnen slikt. Dat is handig voor zorgverstrekkers, die meer inzicht krijgen in therapietrouw. Deze voorbeelden maar om duidelijk te maken dat de grenzen tussen communicatie, informatie en e-health langzaam maar zeker vervagen.”
Frederik Tibau
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier