In 1998 – aan de vooravond van de grote liberalisering – is Data News gestart met de telecomenquête. Toen was de hoop groot dat de telecommarkt zou worden opengetrokken en dat de concurrentie haar deel zou kunnen opeisen. Nu, elf jaar later, kunnen we niet anders dan vaststellen dat de heren uit de Twee Torens nog steeds de scepter zwaaien over de telecommarkt.
Ook in 2009 is Belgacom er andermaal in geslaagd om nauwelijks marktaandeel te verliezen. De cijfers uit de enquête – afgenomen bij meer dan 300 ict- en telecommanagers liegen er niet om. Alleen in mobiele communicatie krijgt Belgacom wat tegenwind, maar dan nog is het verlies erg beperkt. Bij internet en vaste telefonie is de dominantie van de historische operator met respectievelijk 61 en 71 procent bijzonder groot. Maar ook in de vaste datadiensten is Belgacom met 41 procent afgetekend marktleider. De concurrentie slaagt er dus maar niet in om een vuist te maken. De oorzaken – of zijn het excuses – zijn genoegzaam bekend: een onvoldoende gewapende toezichthouder (BIPT), de meerderheidsparticipatie van de staat in ‘s lands grootste telecombedrijf, een te moeilijke markt om zo-maar te betreden als nieuwe speler, enzovoort.
Geeft de concurrentie het op?
Luc Lornoy, verantwoordelijk voor alles wat telecom betreft bij de Federale Overheidsdienst Financiën, legt meteen de vinger op de wonde. “Volgens mij is de situatie ondertussen dermate erg dat de concurrenten het al bij voorbaat opgeven”, klinkt het. Lornoy trekt die conclusie uit een recente aanbestedingsprocedure voor telefonie die welgeteld…. één geïnteresseerde partij opleverde: Bel-gacom. “En dat terwijl we in de uitgeschreven overheidsopdracht heel nadrukkelijk iets concurrentieels trachten op te stellen met convergentiemogelijkheden tussen vast en mobiel, maar evengoed ook nog met een stuk pure analoge telefonie.” De opdracht van Financiën was ingedeeld in vier loten: analoog, vast, mobiel en geconvergeerd. In dat laatste geval is er maar één verbinding meer is met de dienstverlener. Wie belangstelling had, kon zich aanbieden voor ofwel vast, ofwel mobiel, of ervoor opteren om een geconvergeerd aanbod met optimalisaties naar voor te schuiven. “We hadden formules klaar om de afweging te kunnen maken of een geconvergeerd aanbod beter was dan de combinatie van een vaste en mobiele offerte, met de bedoeling om de concurrentie tussen de verschillende spelers maximaal te laten spelen. En dan zie je dat er maar één offerte voor een geconvergeerd aanbod binnenkomt. Voor analoge telefonie kwam er zelfs géén aanbod binnen! En bij een overheidsopdracht is dat het slechtste wat je kan doen: niet geschoten is altijd mis”, vertelt Lornoy. Volgens Lornoy is dit verhaal “typerend voor de huidige markt. Er is geen lef en onvoldoende ondernemingszin om iets te gaan doen aan dat onevenwicht en die grote discrepantie in de markt.” Een echte verklaring heeft Lornoy niet. En toch was er aanvankelijk interesse: op een informatiesessie tekenden alle grote operatoren present en waren ook integratoren zoals Nextira-One aanwezig. “Er was interesse voor de opdracht vanwege de integratoren en service providers. In de hele opdracht hadden we nergens uitdrukkelijk het woord telecomoperator in de mond genomen Heel interessant leek het ons om ook eens vanuit de integratiehoek telefoniediensten aangereikt te krijgen.”
Maar uiteindelijk haakten ze allemaal een voor een af. “Officieel vindt iedereen dat spijtig dat ze tot een ‘no bid’ gekomen zijn. Alle risico’s waren zelfs gekwantificeerd en ingecalculeerd, daar was een bedrag op geplakt. Dat de markt niet interessant is, weiger ik in ieder geval te geloven. Wij hebben telefonie voor 30.000 gebruikers, samen goed voor 4,5 miljoen belminuten per jaar, dertigduizend vaste telefoons en ongeveer 3.000 mobiele toestellen”, aldus nog Luc Lornoy die ietwat cynisch besluit dat “het heel erg teleurstellend was om te zien hoe ondernemend die Belgische telecommarkt wel is.”
“Alweer een perfecte illustratie van de cijfers uit de enquête,” voegt Danielle Jacobs (Beltug) daar nog aan toe.
Vrees voor verandering
Wat uit onze resultaten evengoed blijkt, is dat er ondanks die dominantie van Belgacom maar bitter weinig managers overwegen of bereid zijn om hun huidige operator in te ruilen voor een andere. Claude Rapoport (Portima): “Dat kan op een hoge tevredenheid wijzen. Als de kwaliteit van de diensten er is, ben je niet noodzakelijk aan het zoeken naar iets anders.”
Luc Lornoy ziet het iets anders: “Uit onderzoek van Test-Aankoop bleek onlangs nog dat de tevredenheid over internetproviders onder de 50 procent ligt. En toch wordt er niet massaal overgestapt. Overstappen is een randfenomeen.” Volgens Ignace Jacobs (Nexans) heeft veel te maken met problemen die je als eindgebruiker ondervindt wanneer je beslist om over te stappen. “Toen wij het Adsl@home project uitvoerden ( een breedband thuisaansluiting voor werknemers, nvdr), hingen we vast aan de BROBA2-akkoorden. Daarin is sprake van een aansluiting tot vijf kilometer van de verdeelkast in de straat. En ze gaan dus geen 100 meter verder. Maar als je dan via Skynet een aansluiting vraagt voor iemand die 7 kilometer van een centrale woont, dan doen die dat vreemd genoeg wel. Dan is die 2 extra kilometer plotseling geen probleem meer”, stelt Ignace Jacobs vast.
Kristof Van der Stadt
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier