Jan Vannieuwenhuyse
ZZal Icann erin slagen om meer diversiteit in de domeinnaamruimte te creëren? Het afgelegde parcours de laatste 2 jaar is weinig bemoedigend. Naast een uiterst traag proces valt vooral te vrezen dat de drempels te hoog worden voor bepaalde waardevolle initiatieven.
Icann, een privéorganisatie zonder winstoogmerk naar Californisch recht, is verantwoordelijk voor het internationaal beheer van het domeinnaamsysteem. Het is een multistakeholder organisatie en werkt “bottom up” vanuit de verschillende interessegroepen: de beheerders van de generieke topniveaudomeinen zoals .com en van de landencode topniveaudomeinnamen zoals .be, de groep gebruikers en de Overheden. Deze laatste zijn slechts één van de vele stakeholders waarbij de rol van de Overheden vorig jaar werd versterkt door de bijzondere rol die ze innemen in het recentelijk ingevoerde systeem van audits van Icann.
Het Icann governance model is eind jaren negentig opgezet door de Clinton-administratie vanuit de overtuiging dat door de manier waarop het internet groeit een ander model van internationale coördinatie vereist is dan een traditionele gespecialiseerd agentschap van de Verenigde Naties (zoals Itu, Wipo,…). Intergouvernementele processen duren te lang en zijn te bureaucratisch en missen flexibiliteit in deze nieuwe wereld, was de veelgehoorde motivatie.
Sinds de ontstaansgeschiedenis van Icann werd door de Amerikaanse Overheid de creatie van meer concurrentie in de gTLD ruimte vooropgesteld als een van de belangrijkste missies van Icann. Pas in juni 2008 werd door Icann in Parijs aangekondigd dat er geen beperkingen meer zouden worden opgelegd aan het aantal gTLD’s. De totale liberalisering (m.a.w. zonder beperkingen) was eerder een verrassing, maar diende om innovatie en creativiteit te bevorderen. Toen werd vooropgesteld dat in 2010 duizenden nieuwe gTLD’s actief zouden zijn, hoofdzakelijk in drie categorieën: culturele, linguïstieke en geopolitieke (zoals .vlaanderen, .paris), merken en handelsnamen (.ibm) en generieke (.shop, .bank, .health, .sport).
Als men hierop terugkijkt kan men enkel tot de vaststelling komen dat het beslissingsproces niet transparant was en slecht doordacht. Zo werd geen impact assessment gemaakt om te evalueren of het liberaliseren zonder limieten wel een globale netto economische return heeft. Dit doet vermoeden dat de besluitvorming van Icann vooral werd gestuurd om de economische belangen van bepaalde deeltakken in de domeinnaamindustrie te dienen (lees: de commercieel ingestelde registry’s) en dat het algemeen belang uit het oog werd verloren. Al snel kwamen de houders van de grote internationale merken en handelsnamen in opstand. Ze argumenteerden dat de bestaande misbruiken zouden verergeren en dat ze zeer veel kosten zouden moeten maken om hun rechten te vrijwaren. Ook werd vlug duidelijk dat het aanvraagproces zeer complex en duur is (zeker een probleem voor niet commerciële partijen) en daarenboven bleek midden 2009 uit een technische studie dat de gelijktijdige introductie van teveel nieuwe topniveaudomeinen de stabiliteit en continuïteit van het internet in gevaar brengt. Al deze problemen hebben voor enorme vertragingen gezorgd zodat de introductie van de nieuwe gTLD’s ten vroegste kan midden 2012.
Nogal optimistisch als je het mij vraagt, want er blijven nog talrijke problemen over als gevolg van de one size fits all aanpak. De problemen die zich stellen bij merk-TLD’s zijn totaal anders dan deze bij regio-TLD’s. Toch probeert Icann om alles via een regime op te lossen. Gelet op de enorme diversiteit aan nieuwe gTLD’s is het volgens mij aangewezen om deelcategorieën te creëren zoals een categorie van stads- of regio-TLD’s met aangepaste criteria. Dit zou de complexiteit (en de kosten) van het proces sterk verminderen. Ook zou men voor bepaalde categorieën minder technisch vereisten (dus minder kosten en beter haalbaar voor niet commerciële initiatieven) en lagere licentietarieven moeten hanteren. Men kan de liberalisering dan gefaseerd en sneller doorvoeren waarbij eerst de categorie die het gemakkelijkst is aan de beurt komt zoals stads- of regio-TLD’s. Ook dient Icann op te letten om niet te veel artificiële barrières op te leggen. Anders bestaat het reële gevaar dat de verhoopte diversificatie faalt.
Er is een duidelijke botsing van twee verschillende modellen: het Icann-model is opgezet als een gedecentraliseerd multi-stakeholder model versus een traditioneel internationaal en gecentraliseerd multilanden model. Icann is als organisatie aan het opschuiven naar iets daartussen. Binnen deze structuur bestaat het reële gevaar dat de commerciële eigenbelangen van de domeinnaamindustrie en Icann (maximaliseren van eigen groei gevoed door de licentietarieven) zelf meer doorwegen dan het algemeen belang in het beslissingsproces. Ook zijn de beslissingsprocessen uiterst traag en duur. Daarom blijft de ultieme vraag: wat is het optimum om in het algemeen belang het domeinnaambeleid te voeren? Icann blijft als internationaal domeinnaamreguleringsinstantie een uniek experiment.
Binnen deze structuur bestaat het reële gevaar dat de commerciële eigenbelangen van de domeinnaamindustrie en Icann zelf meer doorwegen dan het algemeen belang in het beslissingsproces.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier