E-learning duwt hoger onderwijs richting commerciële diensten
De docenten en studenten van vijf Vlaamse hogeronderwijsinstellingen zullen vanaf dit academiejaar met een gloednieuwe elektronische leeromgeving te maken krijgen. Opvallend is dat die instellingen niet langer hun eigen digitaal platform ontwikkelen, maar voortaan beroep doen op commerciële diensten.
Exit Pointcarré, Minerva en Chamilo. Enter Canvas en Bright-space. De openbronplatformen die jarenlang aan Belgische onderwijsinstellingen ontwikkeld en gebruikt werden, worden vervangen door producten van Amerikaanse en Canadese bedrijven. De IT-diensten en onderwijsontwikkelaars van de VUB, de UGent, de HoWest, Arteveldehogeschool en de Karel de Grote-Hogeschool zijn momenteel volop bezig met die transformatie.
Welk soort systeem precies gebruikt wordt, is belangrijk: elektronische leeromgevingen krijgen een steeds grotere impact krijgen op het hoger onderwijs. Vroeger hadden studenten enkel hoorcolleges, boeken en syllabussen. Nu leren ze ook online.
Zo kunnen studenten van Arteveldehogeschool dit jaar via een nieuw digitaal leerplatform gepersonaliseerde feedback van hun docent krijgen, die snel in een kort opnameclipje nog iets kan uitleggen. Of ze kunnen er dat ene fragmentje herbekijken dat ze in het hoorcollege niet goed begrepen hadden.
Ook andere onderwijsinstellingen zijn in mindere of meerdere mate bezig met onderwijsinnovatie. Ze leggen daarbij hun eigen accenten (de VIVES-hogeschool experimenteerde al met examens op afstand, de VUB wil computerzalen vervangen door ‘bring your own device’ en Kulak introduceerde virtual classrooms), maar allemaal hebben ze nood aan een goede ‘ruggengraat’: één centrale leeromgeving waar alle tools om te leren met elkaar gekoppeld zijn.
Die ruggengraat werd oorspronkelijk niet ontwikkeld als interactieve leeromgeving, maar louter als een manier om cursussen te organiseren. De leeromgevingen hadden dus een update nodig. Opvallend is dat drie hogescholen en twee universiteiten daarvoor tegelijk overschakelen op een volledig nieuw systeem.
Voorgeschiedenis
De verschillende leerplatformen die nu vervangen worden, hebben allemaal dezelfde wortels. In het jaar 2000 ontwikkelde de Université Catholique de Louvain (UCL) het open-source-platform Claroline, een afkorting voor ‘classroom online’. Uit Claroline splitste Dokeos zich af, waarvan programmeurs aan de Universiteit Gent en de VUB hun eigen versies ontwikkelden. Rond 2004 doopten ze die platformen respectievelijk ‘Pointcarré’ en ‘Minerva’.
De oorspronkelijke ontwikkelaar van Dokeos richtte intussen het bedrijf Dokeos.com op, tot onvrede van een deel van de internationale Dokeosgemeenschap. Zij startten in 2010 hun eigen opensourceproject op: Chamilo.
‘De digitale revolutie in het hoger onderwijs gaat te snel om zelf nog een leerplatform te onderhouden’
“Chamilo is ontstaan als een soort hobbyproject van Vlaamse programmeurs na hun uren. Daarna is het verdergezet aan verschillende hogescholen”, vertelt Frederic Raes. Hij is stafmedewerker digitaal leren aan Arteveldehogeschool, een van de instellingen die tot vorig jaar nog dit systeem gebruikte. “Maar de community achter Chamilo is veel te klein en veel te beperkt om dat te kunnen blijven onderhouden. De digitale revolutie in het onderwijs gaat daarvoor veel te snel”, zegt hij.
Hetzelfde horen we over Minerva (HoWest, UGent) en PointCarré (VUB). “Pointcarré was gebouwd volgens de inzichten van tien, vijftien jaar geleden. Toen had het vooral administratieve functies”, zegt Karla Groen, coördinator Onderwijsinnovatie aan de VUB. “Vanuit de lesgevers kwam de vraag om Minerva een grote update te geven”, vertelt ook Frederik Gailly van de Universiteit Gent. “Eerst wilden we dat zelf doen, maar na onderzoek van wat daar zoal voor nodig was, zijn we op die beslissing teruggekomen en zijn we een aanbesteding gestart.”
Ook de HoWest, de Karel de Grote Hogeschool en de Arteveldehogeschool besloten de markt op te gaan in plaats van hun eigen leeromgeving verder uit te bouwen. “Het bleek qua mankracht onmogelijk om te gaan wedijveren met bedrijven waar tientallen programmeurs dag in dag uit zulke platformen ontwikkelen”, legt Frederic Raes uit. De drie hogescholen bundelden de krachten en dienden samen een aanbestedingsdossier in. Na gebruikerstesten bij studenten en gesprekken met de leveranciers kwam het Amerikaanse systeem Canvas er als beste uit de bus.
Opvallend: Canvas was ook een van de twee leveranciers die intekenden op de aanbesteding aan de UGent, maar daar werd uiteindelijk voor Brightspace van de Canadese leverancier D2L geopteerd. “Beide systemen liggen zeer dicht bij elkaar en scoorden allebei goed op gebruiksvriendelijkheid. Uiteindelijk komt het aan op de details”, klinkt het zowel aan Arteveldehogeschool als aan de UGent.
Zij zijn trouwens niet de eersten in Vlaanderen die voor één van deze producten kiezen. De Antwerp Management School maakt sinds vorig jaar gebruik van Brightspace, terwijl de Erasmushogeschool Brussel (EHB) vorig academiejaar al migreerde naar Canvas. De aanbesteding van de Erasmushogeschool verliep samen met de VUB, dat daardoor ook op Canvas overschakelt (zij het een jaar later dan haar associatiepartner).
Van Minerva naar Ufora
Aan de VUB, de HoWest, de KDG en Artevelde zullen vanaf september ineens alle studenten overstappen op het Canvas-platform. Aan de Universiteit Gent verloopt de implementering stapsgewijs en zullen de meeste studenten dit jaar nog met het oude Minerva-platform werken.
“De beslissing werd bij ons in juni genomen en toen zijn we het transformatieproject gestart”, zegt projectleider Frederik Gailly. “We beginnen in september met 21 pilootcursussen die al van Brightspace gebruik zullen maken. Het gaat vooral om cursussen van professoren die sowieso al met onderwijsvernieuwing bezig waren, meestal twee per faculteit. Na het eerste semester worden extra cursussen toegevoegd zodat dan 10 procent van de studenten het nieuwe platform zullen gebruiken. Vanaf april 2019 begint ook de opleiding voor alle docenten. Volgend jaar deze tijd wordt het echt spannend, want dan zullen álle studenten overstappen op Brightspace.”
De kans is groot dat onder die Gentse studenden de naam Brightspace nooit bekend geraakt. De universiteit koos voor Ufora als naam voor de opvolger van Minerva, na input van de UGent-gemeenschap.
Volgens Gailly was de switch een noodzakelijke stap: “Als we alle mogelijkheden van Brightspace in Minerva hadden moeten implementeren, dan had dat een gigantische investering gevraagd. We hebben wel mensen in huis die zaken kunnen toevoegen aan Minerva, maar de snelheid van een commerciële tool kunnen we niet volgen.”
Toledo blijft wél bestaan
Een ander geluid is te horen aan de KU Leuven, dat al sinds 2001 gebruikmaakt van Toledo en dat dit leerplatform verder zal blijven ontwikkelen. De kern van Toledo is Blackboard, het platform van de gelijknamige Amerikaanse marktleider. In tegenstelling tot de UGent heeft de KU Leuven dus altijd al een product van een externe leverancier in huis gehad. Daarrond heeft het haar eigen portaal, toetsomgeving en feedback-systeem ontwikkeld.
“Onze ontwikkelaars bouwen voor een deel extra modules bij, maar integreren vooral externe modules. Wij geloven niet in één systeem, we geloven in een verzameling van goede tools die vlot integreren”, zegt Annemie Depuydt, ICTS-manager aan de KU Leuven. “Sommige onderdelen staan daarbij in de cloud, sommige blijven op de servers van de KU Leuven staan.”
Hetzelfde geldt voor de hogescholen die deel uitmaken van de Associatie KU Leuven (Thomas More, Odisee, VIVES, etc.). “We hebben niet één digitaal leerplatform. We vertrekken van Toledo en combineren er andere systemen mee. Voor de student voelt dat als één geheel”, klinkt het aan de VIVES-hogeschool. Ook de universiteit Antwerpen maakt gebruik van een zelf ontwikkelde leeromgeving die gebaseerd is op Blackboard.
Groeiende markt
Dat na de Universiteit Antwerpen en de KULeuven nu ook de andere hogeronderwijsinstellingen beroep doen op een commerciële speler is geen toeval. Bedrijven investeren zwaar in educatieve technologie. Er komen nieuwe spelers op de markt en oudere spelers proberen via overnames hun positie te versterken. Volgens Forbes zal de e-learningmarkt groeien van 107 miljard in 2015 naar 325 miljard dollar in 2025.
Blackboard is al bijna twintig jaar marktleider, maar de concurrentie zit haar op de hielen. Dat Cornell University, de allereerste universiteit waar Blackboard gebruikt werd, in juli aankondigde dat het gaat overstappen op Canvas was een flinke dreun voor het bedrijf.
Cornell geeft twee redenen op voor de overstap: Canvas is gebruiksvriendelijker dan Blackboard en het wordt gemakkelijker om samen te werken met andere universiteiten die eerder al waren overgeschakeld op Canvas (waaronder Brown, Columbia, Dartmouth, Stanford en Yale University).
Die verschuiving weerspiegelt zich in de cijfers voor de Noord-Amerikaanse markt: Canvas (28 procent) heeft er Blackboard (28 procent) al bijgehaald. Daarnaast zien we in die markt dezelfde evolutie als in Vlaanderen: de ‘homegrown’ platformen zijn aan het verdwijnen. “Dit toont aan dat ook Amerikaanse hogeronderwijsinstellingen het zelf onderhouden van een e-learningplatform niet meer als de ideale oplossing zien”, zegt Thomas Claeys, onderwijsontwikkelaar aan de Arteveldehogeschool. Voor de Europese markt, waar Canvas pas sinds vorig jaar actief is, verwacht hij een gelijkaardige evolutie.
Open source
Opvallend is dat twee opkomende leerplatformen, Canvas en Moodle (sinds enkele jaren de opvolger van Claroline aan de ULB), bestaan uit vrije software. Canvas biedt die aan als Software-as-a-Service: de hogescholen betalen het bedrijf voor ondersteuning, uptime en bandbreedte. “Vroeger staken we veel meer tijd in het up-to-date houden van het platform, dat hier op de servers van Arteveldehogeschool draaide”, zegt onderwijsontwikkelaar Dries Vanacker. “Die tijd kunnen we nu investeren in andere dingen, zoals de functionaliteit en gebruikersondersteuning. Maar aangezien het platform open source is, zit er toch nog altijd een grote community van ontwikkelaars achter. Dat zorgt ervoor dat we zaken die niet native in Canvas zitten, gemakkelijk kunnen gaan aanpassen.”
Brightspace, de software die de UGent gebruikt, is niet open-source. “Het klopt dat er achter Canvas een grotere community zit”, geeft Frederik Gailly toe. “Maar of dat nu per se zou leiden tot gemakkelijkere aanpassingen? Dat gevoel hadden wij minder.”
Aanpassingen zijn in elk geval nodig: Canvas en Brightspace zijn ontworpen vanuit het Amerikaanse onderwijskundige kader en dat komt niet altijd overeen met de situatie in Vlaanderen.
Opdrachten indienen via de smartphone
Aan de Arteveldehogeschool speelde de vraag van de studenten naar een meer mobiel-vriendelijk platform ook een rol om naar Canvas over te schakelen. Via de app kunnen studenten onmiddellijk een notificatie krijgen wanneer een docent afwezig is of als er een lokaalwijziging is. En ze kunnen nu zelfs vanop café of vanop de trein hun opdracht indienen via hun smartphone. Naar verwachting zal dat ook voor studenten aan de UGent gemakkelijker worden: van Minerva bestond enkel een mobiele webversie, terwijl Brightspace een native app aanbiedt.
Van Toledo bestaat er geen native Apple- of Android-app. “Blackboard heeft wel een eigen app, maar Toledo is veel breder. Omdat daar verschillende systemen in geïntegreerd worden, is een aparte app ook moeilijk te realiseren”, legt Annemie Depuydt uit. Volgens haar vinden studenten dat ook geen prioriteit.
Wel biedt de KU Leuven al vijf jaar een mobiele webversie van Toledo aan, die zich aanpast aan de schermgrootte. Die kan nu snel geopend worden via de nieuwe KU Leuven-app, die de universiteit sinds dit academiejaar aanbiedt.
“Voor studenten die Toledo al kennen, valt er op zich niks op aan te merken aan de mobiele versie van Toledo. Voor nieuwe studenten die nog niet vertrouwd zijn met het online platform, is het wel altijd een zoektocht om daarin zaken terug te vinden”, zegt Robbe Van Hoof, voorzitter van de Studentenraad aan de KU Leuven.
Open standaarden
Eén woord komt bij ieder leerplatform terug: integratie. Dat externe applicaties naadloos geïntegreerd kunnen worden in de leeromgeving, is mogelijk omdat die steeds meer gebruik maken van open standaarden. De LTI-standaard ( Learning Tools Interoperability) laat bijvoorbeeld toe dat leermateriaal afgespeeld wordt in Canvas, terwijl het toch in de online omgeving van de externe aanbieder blijft. “Daardoor hoeven studenten maar een keer in te loggen, waarna ze meteen ook ingelogd zijn in alle achterliggende platformen”, legt Dries Vanacker uit.
Ook lesmateriaal dat gemaakt is aan andere instellingen kan gemakkelijk geïntegreerd worden in de eigen cursussen. “Er is heel veel informatie beschikbaar online. Alle instellingen over de hele wereld die Canvas gebruiken kunnen cursussen, oefeningen, quizjes, enzovoort delen met de Canvas-community. Met één klik kunnen docenten die externe modules dan toevoegen aan hun eigen cursus”, vertelt Thomas Claeys. “Omgekeerd kunnen ze, onder een creative commons licentie, hun eigen lesopdrachten meteen delen met hun vakgroep, met hun instelling, of met de rest van de wereld. Dat past in het verhaal van Open Educational Resources: waarom zouden docenten het warm water moeten uitvinden?””
Op dit moment zijn er vooral Engelstalige opdrachten in Canvas Commons te vinden en die kunnen niet zomaar overgenomen worden in Nederlandse cursussen. “Maar als we straks met vier Vlaamse instellingen en een aantal Nederlandse instellingen met Canvas starten, dan zal er steeds meer Nederlands materiaal bijkomen”, voorspelt Vanacker.
Op die manier kan de leeromgeving ook leiden tot samenwerking tussen docenten over de instellingen heen. “Als je als instelling hetzelfde platform gebruikt, dan wordt materiaal uitwisselen heel eenvoudig. Docenten van Artevelde, KDG en HoWest die willen samenwerken, kunnen dat daardoor gemakkelijker doen.”
Maar ook andere instellingen kunnen extern materiaal toevoegen als hun leeromgeving de LTI-standaard gebruikt. “In principe zouden wij in Toledo ook een cursus uit Canvas kunnen integreren”, zegt Annemie Depuydt. Bij de KU Leuven zit tegenwoordig ook het puntensysteem en de mailbox geïntegreerd in de leeromgeving – iets wat bijvoorbeeld aan de UGent of Arteveldehogeschool niet het geval is. “Studenten beginnen hun mailbox zelfs hun ‘Toledo-mail’ te noemen, omdat ze door de integratie niet meer beseffen dat het om een ander systeem gaat”, vertelt Depuydt.
Video
De nieuwe leeromgevingen en open standaarden maken het ook gemakkelijk om externe applicaties te integreren. Zo heeft Arteveldehogeschool sinds vorig jaar een licentie op Panopto, een toepassing voor video.
Docenten die snel iets willen uitleggen of ergens feedback op geven, kunnen daarmee gemakkelijk een filmpje toevoegen. Ze kunnen ook hun les volledig opnemen, zonder dat ze daar speciale leslokalen voor nodig hebben. “De docent moet enkel een mobiele set meenemen. Daarin zit een USB-microfoon die hij kan opspelden en een webcam die hij op zichzelf kan richten. Een minuut later kan de les starten. Op het einde van de les drukt de docent op ‘stop’, en wordt alles gecomprimeerd en naar de cloud gestuurd. De video wordt binnen de twintig minuten automatisch gemonteerd, met eventueel de bijhorende slides. Studenten kunnen achteraf persoonlijke of publieke nota’s toevoegen”, legt Dries Vanacker uit.
In grote auditoria experimenteert Arteveldehogeschool ook met robotcamera’s. De docent draagt dan een polsbandje dat daarmee in verbinding staat, zodat de camera’s diens bewegingen kunnen meevolgen.
“We merken veel positieve reacties”, zegt Thomas Claeys. “De vrees dat er door de lesopnames minder studenten naar de les zouden komen, bleek onterecht. Studenten blijken niet de hele les te herbekijken, maar gaan eerder zoek naar een bepaalde passage die ze nog eens willen zien.” Ze kunnen de opname niet enkel tekstueel doorzoeken, maar ook auditief. Al is de spraakherkenning voorlopig enkel in het Engels beschikbaar en komt ze pas later ook in het Nederlands.
Privacy
Een gevolg van de nieuwe online leermogelijkheden is dat er veel meer gegevens bijgehouden worden. De hogeschool zegt die data niet te analyseren. “We gaan geen consequenties verbinden aan wat een student doet of niet doet via het e-learningplatform. Enkel in het kader van onderzoek verwerken we die data, maar dan wordt die geanonimiseerd”, zegt Dries Vanacker.
Studenten hoeven er ook geen schrik voor te hebben dat de bedrijven achter de e-learningplatformen hun data gaan doorverkopen. “Platformen als Canvas en Panopto zijn GDPR-compliant”, zegt Thomas Claeys, verwijzend naar de nieuwe Europese privacywetgeving.
Maar wat als een student toch niet wil dat er gegevens bijgehouden worden? “Dat is een heel moeilijke kwestie. Technisch gezien kan een student er niet voor kiezen om niet gelogd te worden, want dan zou die alles op papier moeten krijgen.”
Het zal voor studenten ook moeilijker worden om nog naar de les te gaan zonder gefilmd te worden. Alle hogeronderwijsinstellingen hebben daar een artikel over opgenomen in hun onderwijs-en examenreglement. Daardoor geven studenten automatisch de toestemming als geportretteerde voor opnames van onderwijsactiviteiten (met de bedoeling om op elektronische leerplatformen te plaatsen).
De docent moet in het begin van de les de studenten wel verwittigen dat ze gefilmd zullen worden. Aan de Arteveldehogeschool, de KU Leuven en De Universiteit Antwerpen staat er in het reglement ook dat de student kan vragen om niet (gericht) in beeld gebracht te worden. Bij de UGent, de VUB en de HoWest staat dat er niet expliciet bij. “Maar studenten die niet gefilmd willen worden, hebben ook bij ons de mogelijkheid om daarvan af te zien. Daar hebben we procedures voor”, klinkt het aan de HoWest, dat ook experimenteert met lesopnames.
Als een student niet gefilmd wil worden, dan zal het er in de praktijk op neerkomen dat die zelf buiten het zichtveld van de camera moet gaan zitten. “Studenten die niet in beeld willen komen zijn daar voorlopig zelf verantwoordelijk voor”, zegt Frederic Raes. In grote aula’s kan dat gemakkelijk, maar bij kleine practica’s ligt dat wat moeilijker. “Als een student echt niet in beeld wil komen, kan een docent de opname wel even pauzeren. Maar in het anderhalf jaar dat we hiermee experimenteren hebben we daar nog geen bezorgdheden over gehoord bij onze studenten. Dat komt omdat ze er de meerwaarde van beseffen.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier