Beste Pieter Cornelis,
Ontslagen worden is een beetje als doodgaan. Er is iets dat sterft, dat nooit meer terugkomt. De werkkring waar je probeerde te excelleren, de cijfers en deals die je wilde realiseren, de collega’s met wie je vooruit wilde, allemaal weg. Wat je te horen krijgt zijn de lege formules: rationalisering, slechte conjunctuur, herstructurering, dalende winstmarges. Anonieme frases die je goed kent, maar die altijd betrekking zouden hebben op anderen, niet op jezelf.
Mij kan niks gebeuren, ik lever prachtige resultaten af, mijn cv ziet er schitterend uit, mijn ervaring is onbetaalbaar, mijn klanten dragen mij op handen. Tot je bij de afgevaardigd bestuurder wordt geroepen. Een ruwe domme man die door de aandeelhouders werd ingehuurd om schoon schip te maken. Hij feliciteert je met de cijfers die je met je team gerealiseerd hebt, de omzetgroei die je bewerkstelligde in een stagnerende markt, de gezonde winstmarge die je door kostenbeheersing kon voorleggen. Mij trof dus geen blaam, hij had er vannacht niet van kunnen slapen, ik mocht hem altijd als referentie opgeven. De aandeelhouders hadden beslist een aantal divisies samen te voegen, aan hem de ondankbare taak om dat uit te voeren. Ik vroeg hem om de hypocriete sympathiebetuigingen achterwege te laten. Ik wist immers dat de ontslagvergoeding een lang juridisch gevecht met zich mee zou brengen. Bedrijf in kwestie is immers berucht om zijn bedenkelijke interpretatie van de formule Claeys. Ik trek mijn plan wel, dank u wel.
Hodie mihi, cras tibi.
Zo gaat dat, je gaat een beetje dood. Je gaat rouwen. Elisabeth Kübler-Ross, die bewonderenswaardig werk heeft verricht in de begeleiding van terminale patiënten, onderkent een aantal fasen die voorkomen bij een groot verlies. Of het nu gaat om een echtscheiding, het faillisement van je bedrijf, je zoon die in de gevangenis terecht komt, de dood van je moeder, of het verlies van je job; je komt onvermijdelijk in een rouwproces terecht. In dat rouwproces heb je de fase van de ontkenning, je weigert het te geloven en je sluit je af van de realiteit van het verlies. Er is de fase van de woede, de machteloosheid ten opzichte van het onrecht dat je aangedaan werd, de radeloosheid die je moeilijk kunt uiten. Er komt ook een moment van depressie, algehele lusteloosheid, een diep besef van zinloosheid, met een sterk gedaalde zelfwaardering. En dan is er eindelijk de aanvaarding, je accepteert het verlies als een gegeven, je komt er niet meer tegen in opstand. Het gemis doet nog wel pijn, maar je kan en je wil opnieuw normaal functioneren.
In mijn geval was de machteloze woede wel erg groot. Ik voelde me als vuilnis op straat gezet, terwijl waardeloze kerels rustig verder konden boeren in het bedrijf. Waarom ik? Ik was ook verbijsterd over de anonimiteit waarmee zo’n beslissing wordt uitgevoerd. Hup, ga maar, je bent een overbodige kostenpost. Je wordt een beetje rancuneus, je maakt niet altijd het juiste verschil tussen het zakelijke en het persoonlijke. De zelfwaardering wordt er hoe dan ook door aangetast. Momenten van lusteloosheid zijn dan ook legio, je zit thuis maar wat te zitten, te tobben. Ontkennen kun je het moeilijk, je vraagt je wel af welke uitleg je aan je ontslag zult geven als je weer gaat solliciteren. Je hebt tijd genoeg om te praktiseren. Het duurt wel even voor je het nuchter kunt aanvaarden, zonder er nog kwaad of verdrietig bij te worden. Ik heb het altijd normaal gevonden dat mensen ontslagen worden. Het deed mij eigenlijk niets als iemand in mijn omgeving de bons kreeg. Ik moet nu dus ook niet rekenen op veel sympathie, of op leedgevoel.
Wat is er eigenlijk zo erg om ontslagen te worden? Het kan iedereen overkomen. Het is geen schande. Je krijgt een aantal maanden loon meteen op je rekening gestort. Een lange, verplichte maar betaalde vakantie. Wie zou dat niet willen? Tijd om te lezen, om in de tuin te werken, met de kinderen te spelen, je ouders te bezoeken. Even verlost van de stress van de prestatiedwang. Je zou er vroeger geld voor gegeven hebben, om een paar weken uit de mallemolen te kunnen stappen. Het teveel aan tijd geeft echter een gevoel van verlorenheid. Vroeger structureerde het werk je bestaan. Nu moet je zelf die tijd opvullen. Je kan niet genieten van die onverwachte zee van tijd. Je dreigt met jezelf geconfronteerd te worden. Je zelf-gevoel viel immers samen met de functie die je uitoefende, nu ben je die sociale identiteit kwijt. Je hebt geen duidelijke plaats meer in deze prestatiegerichte maatschappij. Je werkt niet, je draagt niet bij tot de economie, je bent er gewoon zonder enig nut. Tijd voor een persoonlijke crisis dus. Zit ik fout, of zit de samenleving fout? Is het niet krankzinnig dat je met je werk ook je zelfrespect kwijtraakt? Hoe pervers is die arbeidsethiek wel niet?
Langzaam maar zeker kom je er achter welke je prioriteiten zijn. Werkte je omwille van het geld, koos je die job omdat je daar zoveel mee kon verdienen, op termijn nog zoveel meer, deed je het omwille van het prestige van de functiebenaming, of deed je het graag? Vanaf het moment dat je die vraag stelt, heb je het verlies aanvaard. Dan heb je onwillekeurig voor jezelf beslist dat je opnieuw kan en wil functioneren. Maar dan begint het pas.
Als je het niet erg vindt, beste PC, laat ik het hierbij voor vandaag. Het lucht me wel op, zo mijn gedachten op papier te zetten. Je bent een aandachtige lezer. Bedankt voor je begrip. Volgende week schrijf ik je opnieuw, als je het niet erg vindt.
Hartelijke groet,
Paul Lateur
DOOR JAN FLAMEND
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier