Vaak stappen academici in het zakenleven. Erik Dejonghe maakte de omgekeerde beweging. Na een lange carrière als coo van Barco, ging hij doceren aan de Universiteit Gent. Daarnaast adviseert hij de Vlaamse minister van media.

Erik Dejonghe is afkomstig uit Lokeren. Als kleine jongen wist hij al heel vroeg dat hij ingenieur zou worden. “Spelen met Meccano zorgde voor een eerste Aha-erlebnis”, lacht hij. “En er bestond algemene consensus over: ik was het typevoorbeeld van de nerd, lang voor dat woord bestond.” Dejonghe studeerde elektronica en computerwetenschappen in Gent, met het plan om later aan onderzoek en ontwikkeling te doen. Nooit zou hij in de verkoop gaan, nooit zou hij voor een Duits bedrijf werken, en al helemaal niet voor de militaire industrie. Vier jaar later zat hij in een commerciële functie voor militaire projecten bij Siemens, waar hij tijdens zijn doctoraatsstudie al op een onderzoeksproject had gewerkt. “Over de streep getrokken omdat het om ict ging”, zegt hij. “Ik ben een techneut die verdwaalde in de verkoop, en van daaruit in managementfuncties terecht kwam.”

U ging bij Siemens aan de slag midden de jaren zeventig. De ict-markt was nog heel pril. Had u het gevoel een pioniersrol te spelen?

ERIK DEJONGHE: Het was een bijzondere tijd. Duitsland moest en zou zijn eigen it-reus hebben, een soort technologische survival unit, als tegengewicht voor onder meer IBM in Amerika. Bij de strijd tussen Siemens en IBM is mijn sympathie voor de underdog ontstaan. Ik zag er ook hoe hard concurrentie kan zijn. Intussen leerde ik van Andries Vlerick (oprichter van de managementschool, nvdr) dat je om carrière te maken zo dicht mogelijk bij het beslissingscentrum van het bedrijf moet blijven. Ik ben dan ook een tijd voor Siemens in Duitsland gaan werken, maar uiteindelijk woonde ik toch liever met mijn gezin in België.

U verliet Siemens toen voor Barco. Dat was op zijn minst een opmerkelijke keuze.

ERIK DEJONGHE: Mensen verklaarden mij gek, maar ik zag er een kans in. Ik zat als productmanager, en daarna als ceo van Barco Electronic onmiddellijk in de kern van de onderneming. Barco Electronic was een zieltogend bedrijf. Een producent van radio’s die zich op de tv-markt had gegooid, maar die moest vaststellen dat het vanaf de jaren ’70 in de consumentenmarkt niet zou lukken. Er bestond een plan om de consumentenactiviteiten te consolideren en een nieuwe koers te varen, met apparatuur voor de professionele markt. De consumentenmarkt voor Barco stortte echter in nog voor de professionele producten voldoende volume hadden. Het bedrijf was virtueel failliet.

Alles boomt

Met behulp van overheidssteun – onder meer via de GIMV – is het bedrijf toen geherkapitaliseerd. Wist u toen al welke richting het uit moest met Barco?

ERIK DEJONHE: Ieder bedrijf heeft om de tien jaar recht op een mirakel. Dat is precies wat er bij Barco gebeurde. Pure blue ocean. We hadden grootschermprojectoren waarmee we het beeldscherm van een pc konden projecteren. We stonden helemaal alleen in die markt en het idee sloeg aan. Na twee jaar was het bedrijf weer gezond. Na vijf jaar trokken we naar de beurs. Ook in de andere, kleinere markten kwam Barco opnieuw boven water, en toen gebeurde een tweede mirakel. De textielapparatuur en alle displayactiviteiten van de verschillende bedrijven van de groep pasten bij elkaar. De overname van het Amerikaanse Chromatics vormde de grote doorbraak in de VS. Toen ging het echt heel hard met Barco: alles boomde.

Barco kreeg veel navolging, en de projectoren groeiden uit tot een commodity. Wat was voor jullie de volgende stap?

ERIK DEJONGHE: De projectoren werden massaproducten. We zijn daarop overgestapt naar hoogwaardige entertainmentprojectoren. Ook dat idee sloeg meteen aan. In één klap zetten we met een krachtige lcd-projector de standaard neer voor de hele industrie.

In 1998 woedde er bij Barco een brand op de productielijn van de projectiesystemen in Kuurne. Achteraf beschouwd was dat wellicht het eindpunt van de topperiode van het bedrijf. Zelf stond u ook voor een keerpunt.

ERIK DEJONGHE: Ik had er toen zeventien jaar Barco op zitten. Als je ceo of coo bent van een beursgenoteerd bedrijf, dan heb je een olifantenhuid nodig. Ik heb die niet. De job vrat aan me, putte me helemaal uit. Ik kreeg een zware burn-out, in die mate dat ik – ook na een lange rustpauze – onmogelijk bij Barco kon blijven.

Was het een logische stap om terug te keren naar de universiteit?

ERIK DEJONGHE: Ik had voorheen al wat gastcolleges gegeven voor Vlerick en voor de universiteit. Ik deed dat graag en kreeg er ook heel positieve reacties op. Net op dat moment zocht de universiteit in Gent iemand om de werkgroep ICT van de vakgroep Communicatiewetenschappen te versterken. Sindsdien ben ik er gastprofessor en doceer ik een cursus over nieuwe communicatietechnologieën. Ik heb er ook de onderzoeksgroep Media en ICT – een samenwerkingsverband tussen UGent en IBBT – helpen uitbouwen.

Het genante duopolie

Sinds 2005 adviseert u de Vlaamse minister van media. Wat houdt die opdracht precies in?

ERIK DEJONGHE: Ik moest onder meer onderzoeken waarom de adoptie van breedband in België stagneerde. De verklaring die we toen hoorden was heel eenvoudig: er was te weinig dynamiek tussen de spelers, daardoor bleven de prijzen hoog en dat was een drempel voor nieuwe klanten. Ik nam dat niet zomaar voor waar aan. In de periode 2005-2007 heb ik het fenomeen onderzocht. Ik stelde vast dat breedbandpenetratie een drietrapsproces is. Eerst moet je een pc in huis hebben, dan een pc met internetverbinding, en dan pas stap je over op breedband. Bij ons hebben veel vijftigers afgehaakt wanneer hun werkgever de pc introduceerde. In het buitenland kregen die mensen net extra incentives om met de pc te leren werken. Ze hebben de pc daarna ook in huis genomen. Dat alleen al is een belangrijke reden waarom de pc-adoptie in België tien procent lager ligt dan in Nederland of Scandinavië. En zonder pc uiteraard geen breedband. Wat uit studies wel opvalt, is dat de Belgische consument met pc en internetverbinding bijna altijd met breedband werkt.

Zou een goedkoper alternatief voor het relatief dure breedbandaanbod van Telenet en Belgacom voor meer dynamiek kunnen zorgen in de markt?

ERIK DEJONGHE: Het duopolie in Vlaanderen verklaart niet alles. Er zijn landen met een quasi monopolie, zoals Denemarkten, waar de breedbandpenetratie hoger ligt. Het verschijnen van een kleine, onafhankelijke aanbieder van breedband tegen lage prijzen, zou de markt kunnen stimuleren. Maar toch: laat ons niet vergeten wat er met E-Leven en Scarlet is gebeurd. Wegen de risico’s op tegen de potentiële voordelen? Het is een illusie te denken dat de grote spelers hun prijzen laten zakken door de komst van een kleine vrijbuiter. Eigenlijk is het best genant dat er in Vlaanderen maar twee grote spelers zijn, maar in Wallonië was er tot 2007 maar één. De enige werkbare piste is dat de Waalse kabel een even krachtige aanbieder wordt als Telenet en dat er een derde op het toneel verschijnt voor de hele Belgische markt. Een bedrijf als KPN zou dat kunnen. Maar zo’n groot bedrijf ziet natuurlijk ook hoe Belgacom en Telenet nu al strijd voeren op het scherp van de snee. Niemand voelt zich geroepen zich in die strijd te mengen.

Wat is het gevolg voor de markt?

ERIK DEJONGHE: In Vlaanderen is er een zogenaamd Nash-evenwicht. Voor breedbandinternet kijken Telenet en Belgacom naar elkaar, meer niet. Mocht de ene een prijsverlaging doorvoeren, dan moet de andere volgen, zonder dat het marktaandeel substantieel verschuift. Dat heeft geen zin. En dus blijven de prijzen waar ze zijn. Zelfs als een kleine speler vijf procent van de markt zou inpikken, dan nog zouden Telenet en Belgacom niet bewegen, omdat ze er toch niets mee kunnen winnen. Maar voor het zogenaamde triple play-aanbod gaan ze wel keihard in de clinch, en dat aanbod proberen ze nog uit te breiden.

Weg met roaming

Pushen ze daarom zo hard richting mobiel internet?

ERIK DEJONGHE: Voor een stuk. Alleen stel ik vast dat mobiel internet gemaakt is op maat van mensen die nooit roamen, zoals Amerikanen, of die niet zelf hun rekening moeten betalen, zoals Duitse zakenlui. Bij ons werkt het huidige model niet, want Vlamingen reizen veel. Er is dringend een oplossing nodig voor het probleem van de roaming en de bijhorende monsterfacturen. Vandaag doen de leveranciers niets anders dan hun eigen SaaS de grond in boren.

Wat met digitale televisie? Hinkt België daar nog altijd achterop?

ERIK DEJONGHE: “Je kunt Vlaanderen totaal niet vergelijken met de rest van Europa. In de periode 2004-2005 keek veertig procent van de Europeanen nog tv met een dakantenne. Die hadden een dringende behoefte aan een betere ontvangst. Dat er bij ons tot 2008 minder digitale tv was dan elders in Europa, komt door de kwaliteit van de kabel. Tot voor een paar jaar had de Vlaamse consument geen behoefte aan digitale tv. De echte start kwam er pas toen Belgacom het voetbalcontract binnenhaalde en met IPTV startte. Telenet moest toen wel reageren met iDTV. De adoptie verloopt nu wel sneller naarmate meer consumenten een groot tv-scherm in huis halen. Dat is een goede incentive om naar digitale tv over te stappen.

Dries Van Damme

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content