De mens en ict kunnen samen een groter geheel vormen, zo kan je de boodschap van Chris Dancy, director in het cto office van BMC, vertalen.
Een bedrijf als BMC heeft zijn faam gebouwd op producten die het beheer van systemen vereenvoudigen en efficiënter maken, zeg maar door het beheer van services. Zo werd recent nog de MyIT-software geïntroduceerd, die eindgebruikers een ‘self service’ mogelijkheid moet bezorgen inzake het beheer en de beschikbaarheid van ict diensten. Dat BMC dan ook Chris Dancy – een boegbeeld uit de wereld van it service management – wist te strikken als director in het BMC CTO Office was dan ook meer dan een goede zet. Maar Chris Dancy maakt wel duidelijk dat hij daarnaast ook nog doorgaat met zijn brede en uitbundige kijk op hoe ict-diensten en data voor en door mensen zullen evolueren. Met zelfs oog voor het ‘singularity’ gebeuren… of het versmelten van mens en machine. Een filosofische Dancy aan de praat.
Mens-machine toenadering
Data en mensen – dat lijkt wat een haat-liefde verhouding. “We hebben vandaag meer data en informatie ter beschikking dan bijvoorbeeld Bush ten tijde van 9/11”, stelt Dancy, maar tegelijkertijd “gooien we niets meer weg en worden we ‘digitale archeologen’.” Het bestaan van de mens zelf wordt steeds meer uitgedrukt in data en dat is niet alleen een kwestie van bedrijfs- of overheidsdata. Waar je bent, wat je doet (wellicht inclusief informatie over het aantal calorieën dat je verbruikt), met wie je communiceert, wat je eigenlijk zou moeten doen om bepaalde doelen te bereiken… je kan het allemaal weten en voor verdere verwerking opslaan. Dancy’s eigen agenda, met een grote verscheidenheid aan informatie-elementen (bijvoorbeeld met het oog op wat gewichtsverlies), is daarvan al een mooi voorbeeld. “Ik bezorg informatie over mijn slaapgewoonten aan NASA”, klinkt het zelfs.
Voorts wijst Dancy erop dat mens en machine/toestel meer en sneller naar elkaar toegroeien. Niet alleen interageren mensen vaak langere tijd met digitale toestellen dan met personen in levende lijve – niet altijd een pluspunt – maar voorts “technology augments us!” Zeg maar, technologie maakt ons beter, “maakt het mogelijk om meer mens te zijn.” Vandaag vind je dat al in meer ‘intelligente’ prothesen (inclusief ontwikkelingen in de richting van kunstmatige ogen en andere zintuigen), maar ook met projecten als ‘Google Glasses’, die informatie in de menselijke omgeving weten te versmelten.
Ook over je gedrag en positie ten opzichte van derden kan je meer te weten komen, zoals hoe en in welke mate je met ‘communities’ van allerlei aard (gezin, vrienden, bedrijven, overheid…) interageert. Met als instant nadeel dat derden je ook ‘automatisch’ (door toepassing van algoritmen) oordelen en eventueel afschrijven. “Je kan dan ook maar beter ‘social’ gaan, om je kansen te beschermen.”
Over een tiental jaar ziet Dancy een heleboel technologie die nu nog extern is, in het lichaam van de mens worden opgenomen. Ogen, elektronische benen, sturing door middel van hersenimpulsen,…. En uiteindelijk zal dan het ogenblik aanbreken waarop ‘technological singularity’ een realiteit wordt. Dat is een begrip dat door wiskundige en science fiction schrijver Vernor Vinge in 1993 werd gelanceerd, en beschrijft hoe met technologie een ‘superintelligentie’ kan worden gecreëerd, inclusief de mogelijkheid dat mensen in een dergelijke omgeving kunnen voortleven (een mogelijkheid waar Dancy toch ook een ironische kijk op heeft). Vanzelfsprekend is dit nog een sterk omstreden concept, waar evenwel een toekomst- en AI-goeroe als Ray Kurzweil – ondertussen werkzaam bij Google – sterk in gelooft. Afhankelijk van de bron zou deze singularity een feit kunnen zijn in de periode 2030-2045.
Ook in het bedrijf
Heel wat van de ‘metrics’ of meetgegevens die over een persoon worden geregistreerd, hebben ook equivalenten in het bedrijf. Dat leidt tot een ‘quantified self’, waarbij geweten is wat je doet, hoe je rendeert voor het bedrijf – zeg maar informatie over je ‘professional self’. Informatie over je gebruiksrechten, je locatie, het toestel waarop je werkt en dies meer bepalen nu al mee over welke diensten en informatie je kan beschikken (denk hierbij aan voorbeelden van ‘role based’ toegangscontrole en security). En ja, de mate waarin een werknemer kan en mag worden gemonitord hangt eveneens af van de lokale wetgevingen, erkent Dancy.
Ook hier dreigt het gevaar dat een dergelijke ‘kwantificatie’ van een persoon aan derden de mogelijkheid biedt om je volautomatisch, op basis van algoritmen te beoordelen en eventueel te verwerpen. Allicht is dat reeds het geval en “wat bedrijven ons laten weten inzake de informatie die ze over ons hebben, loopt toch een decennium achter op de realiteit.”
Een acuut probleem wordt daarbij verwoord door de uitspraak van EO Wilson, dat “we prehistorische emoties hebben, middeleeuwse instellingen en godgelijke technologie.” Dat maakt dat we een immatuur moreel en ethisch gedrag aan de dag leggen in de digitale wereld, en te vaak te technisch en onmenselijk brutaal omspringen met informatie. Iedereen zou meer controle moeten hebben over zijn ‘digitale persoon’ en een kijk hebben op welke informatie de bedrijven over die ‘persoon’ hebben. Of zoals ook Dancy het stelt: “Data is the new currency”, zeg maar het nieuwe goud.
In wezen zou je in conferenties vandaag moeten horen wat je over een aantal jaren zou moeten weten om nog aan de bak te kunnen komen. Vandaag spelen persoonlijke informatie en hoe je er gebruik van maakt al een belangrijke rol in het bedrijfsleven. Als lid van het cto wil Dancy er dan ook voor zorgen dat BMC ook over acht jaar nog een toekomst zal hebben (mede dankzij het gebruik en de kennis over MyIT). En iedereen kan maar beter vandaag al werk maken van een betere kijk en grip op de informatie over zijn of haar persoon die door zichzelf en door derden wordt gecapteerd, bewerkt, aangewend en verspreid. Een gesprek met Chris Dancy drukt iedereen stevig op de feiten.
Guy Kindermans
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier