“Zeg, PC.”
“Ja, Marc, je klinkt zorgelijk.”
“Ik heb een groot probleem.”
“Lucht je hart.”
“Ik weet hoe je gaat reageren.”
“Ah bon. Test mij.”
“Goed, eum, het probleem is, ik weet niet wat ik met mijn geld moet doen.”
“Whoea !”
“Zie je wel.”
“Zeg nu zelf, Marc. Wat is dat nu voor een probleem ?”
“Het klinkt belachelijk, maar voor mij is het heel zorgwekkend.”
“Er zijn honderden miljoenen arme, hongerige mensen die dat niet zorgwekkend zouden vinden. Die zouden eten kopen met dat geld van jou.”
“Dat is heel unfair, PC.”
“Het is een antwoord op je vraag, wat je met je geld moet doen. Weggeven.”
“Je weet dat ik dat niet kan doen.”
“Wie houdt je tegen ?”
“Mijn vrouw en mijn kinderen, bijvoorbeeld.”
“Die zullen ook wel zonder jouw poen overleven.”
“Mijn probleem is eigenlijk of ik al dat geld op de bank moet laten staan, of het moet uitgeven.”
“Ik volg je niet.”
“Op de bank brengt het niks op, ik kan er beter immobiliën mee kopen. Maar dat creëert dan weer andere problemen. Huizen zijn luizen, zei mijn vader altijd.”
“Zeg, Marc. Als je dood gaat, ga je dan al dat geld, of al die huizen, mee nemen naar het hiernamaals, zoals de farao’s ?”
“Euh, nee. Waarschijnlijk niet ?”
“Als je dood gaat, is het belangrijk hoeveel geld je opgepot hebt, of hoeveel huizen je verzameld hebt ?”
“Euh, nee, ik heb er dan waarschijnlijk niks meer aan ?”
“Kijk, waarschijnlijk gaat het dan om het gevoel dat je hebt over wat je betekend hebt. Ben je succesvol geweest, ben je een goed mens geweest, heb je een waardevol leven geleid.”
“Het finale bilan, wil je zeggen.”
“Ja, wat zal dan het belangrijkste zijn ?”
“Waw, dat is een diepe, PC.”
“Mensen die genoeg geld hebben..”
“Wat is genoeg, PC ?”
“Laat me uitspreken, Marc.”
“Mensen die genoeg geld hebben, die doen soms vreemde dingen. Je hebt de wilde weldoeners, je hebt de fanatieke oppotters, je hebt de onverbeterlijke stoefers, je hebt de zorgelijke twijfelaars, zoals jij.”
“Geen geld hebben is ellendig, maar teveel is nog ellendiger, PC.”
“Ik zou dat toch niet te luid zeggen, Marc. Het is bovendien hoogst ongepast.”
“OK, maar zo voel ik me erbij.”
“Arme sukkel.”
“Wat zou jij doen in mijn plaats ?”
“Ik zou twee dingen doen. Ik zou mijn fortuin in drie delen. Ik zou een stuk opzij zetten voor het noodzakelijke levensonderhoud. Ik zou een ander stuk gebruiken om zoveel mogelijk ervaringen op te doen. Het uitgeven aan reizen, avonturen, gekke dingen. Experientieel kapitaliseren heet dat. Een fortuin aan ervaringen opbouwen. Maakt je een interessanter en wijze mens.”
“En de rest ?”
“Weggeven.”
“Ja. Aan goede doelen.”
“Ontwikkelingsprojecten in Malawi, huisvesting voor vluchtelingen in Brussel, ondersteunen van jonge ondernemers, projecten genoeg.”
“Dat klinkt goed. Maar mijn vrouw en kinderen. Die rekenen op een dikke erfenis.”
“Hebben ze niks aan, Marc. Ze hebben meer aan een vader die hen wijst hoe ze een goed mens kunnen zijn.”
“Waw.”
“Mensen die goed doen, zijn veel gelukkiger dan vrekken, of rijke stinkers. Neurologen hebben bewezen dat gelukkige makende stoffen in je hersenen aangemaakt worden als je goed doet, Marc.”
“En bij het finale bilan zal ik tevreden zijn.”
“Je koopt jezelf een mooi einde.”
“Potverdorie.”
“Het kan simpel zijn.”
DOOR JAN FLAMEND
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier