De digitale transformatie is overal. De opkomst van nieuwe technologieën, de groeiende mogelijkheden van mobiel internet en de sociale media hebben grondige veranderingen in het zakelijke landschap met zich meegebracht, met nieuwe producten en zakelijke modellen tot gevolg.
De e-commerce, de app economie, het gebruik van de cloud, de deeleconomie, 3D printing, en steeds slimmer wordende hardware (bijvoorbeeld in de vorm van zelfrijdende auto’s, wearables, enz.), zijn slechts enkele voorbeelden van hoe de digitale economie zich langzamerhand integreert in de klassieke economie en in onze dagelijkse samenleving.
De opkomst van puur digitale bedrijven naast de toenemende digitalisering van traditionele bedrijven in diverse sectoren transformeren niet alleen de manier waarop wij goederen en diensten consumeren en betalen, maar leiden ook tot nieuwe regelgevende en fiscale uitdagingen, zowel op het vlak van de directe fiscaliteit als inzake btw.
Gecombineerd met het actuele debat rond fiscale billijkheid, stelt zich dan ook de vraag hoe de belangen van consumenten, bedrijven en overheden te verzoenen in dit nieuwe digitale tijdperk.
BEPS EN DE DIGITALE ECONOMIE
In de context van fiscale billijkheid hebben de OESO en de G20 met het “Base Erosion and Profit Shifting” (BEPS) project een 15-punten actieplan ontwikkeld om een internationale fiscale hervorming door te voeren. In dit kader wordt bijzondere aandacht besteedt aan de fiscale aandachtspunten van een steeds meer globaliserende economie en de bijkomende effecten daarop van de digitale economie.
Actie-item 1 van het BEPS project (“Adressing the tax challenges of the digital economy”) en het daaropvolgend rapport hebben duidelijk gemaakt dat landen vanuit een verschillende fiscale invalshoek kijken naar de ontwikkelingen in de digitale economie.
Tegelijkertijd blijkt uit het rapport dat de huidige fiscale wetgeving in vele landen niet of nauwelijks aansluit bij de huidige digitaliseringstrends. Dit alles leidt tot rechtsonzekerheid voor zowel consumenten, bedrijven en overheden en de daarbij horende fiscale risico’s, gaande van niet-belastingheffing tot situaties van dubbele belastingheffing, met concurrentieverstoring tot gevolg.
Tegen het jaareinde wordt een bijkomend rapport verwacht met concrete voorstellen om problemen eigen aan de digitale economie aan te pakken. In dit kader wordt gedacht aan de aanpassing van het begrip vaste inrichting, wijzigingen qua transferpricing en/of op het gebied van btw.
RETAILING IN HET DIGITALE TIJDPERK : ONLINE OVER DE GRENS
Een industrie die duidelijk kansen heeft gezien in de digitale revolutie is de eens zo gezellige wereld van de retail. Met digitale technologie worden consumenten uit hun comfortzone gehaald en kunnen ze de eigen shopervaring ontwikkelen, van onderzoek over aankoop tot terugzendingen, zowel online als in de winkel (ook wel ‘omnichannel’ genoemd).
Waar de retailer met traditionele winkels (en de fiscus) veelal een duidelijk aanknopingspunt heeft voor de vraag in welk land (minstens een deel van) zijn winst zal worden belast en de omzetbelasting (btw) zal worden geheven (namelijk het land waar de fysieke winkel is gevestigd dan wel de producten zijn afgeleverd), geldt dat niet per sé voor de retailer met online- activiteiten. Fysieke aanwezigheid als online-retailer in het land van de consument is immers niet altijd nodig. De website en de plaats van verzending kunnen zich volledig buiten het land van de afnemer bevinden. Omdat het aandeel grensoverschrijdende online retail-activiteiten continu stijgt, neemt het belang van de vraag wie de winsten mag belasten en aan welk land de omzetbelasting toekomt steeds toe.
FISCALE ASPECTEN VAN “DE DEELECONOMIE”
Met de opkomst van de digitale platformen is de ‘sharing economy’- de deeleconomie – aan een serieuze opmars bezig en krijgt ze steeds meer aandacht in het publieke debat (denk aan Uber en Airbnb als meest bekende voorbeelden in België). De principes van delen, samenwerken en lenen leiden tot nieuwe business modellen en zetten de klassieke fiscale en juridische principes op hun kop.
Hierbij stelt zich de vraag wie wat levert aan wie tegen welke prijs. Er zijn verschillende actoren aan zet, gaande van de bedrijven die een it-platform ter beschikking stellen, de particulieren die een bepaalde dienst of goed leveren en/of consumeren, tot diverse tussenpersonen die de boekingen faciliteren, de betalingen verzorgen, enz.
Met de deeleconomie verdwijnen klassieke concepten en kan een it-platform worden aanzien als een zuivere it-provider, een agent, of volgens sommigen zelfs een werkgever en kan de consument tegelijk produceren en consumeren – ook wel ‘prosumenten’ genoemd. Een goed inzicht in de rollen en verantwoordelijkheden van deze verschillende actoren is van cruciaal belang om te bepalen waar en bij wie winsten kunnen worden belast, hoeveel omzetbelasting toekomt aan welk land maar ook welke sociale en juridische verplichtingen rusten op wie.
CONCLUSIE : MIND THE GAP
De digitaliseringstrend heeft een groot potentieel en de wereldeconomie verandert met rasse schreden. Maar aangezien de relevante wetgeving maar met mondjesmaat volgt, blijven er heel wat aandachtspunten op juridisch en fiscaal gebied, in het bijzonder voor ondernemingen die grensoverschrijdend en zowel online als offline handelen.
Naast het locatie-debat, vormen het bepalen van wie wat verkoopt aan (of deelt met) wie en tegen welke prijs vragen die bedrijven, consumenten/prosumenten en overheden zich moeten stellen in het licht van de verdere ontwikkeling van de digitale eengemaakte markt. Verder is één van de belangrijkste taken en uitdagingen van het huidige fiscaal beleid – in België, Europa én wereldwijd – het ontwerp van een up-to-date, eenvoudig en misbruikbestendig belastingstelsel. Dit brengt voordelen aan de overheden, en is ook gunstig voor bedrijven en particulieren.
“Aan welk land komt de omzet-belasting toe bij grensoverschrijdende online retail?”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier