Ideeën zijn goed, maar commercieel succes is een must. Intel-cto Justin Rattner werkt aan een innovatiemodel voor de 21ste eeuw.
Innovatie gaat over nieuwe ideeën en nieuwe producten, steekt Justin Rattner, Intel chief technical officer en managing director van Intel Labs, van wal. Het gevaar daarbij is ‘ideation’, zeg maar ‘wel ideeën hebben, maar daar geen commercieel succes mee halen’. En heel wat van de grootste uitvinderorganisaties in de 21ste eeuw, zoals BellLabs en Xerox’ PARC, zijn al te vaak in dat bedje ziek geweest. Niet zij, maar derden, zoals Apple, Microsoft en vele anderen haalden hen de kaas van het brood. Dichter bij huis verwijst Rattner naar de het succes van de transistor, dat niet uitvinder Shockley te beurt viel. maar de ‘acht verraders’ die Fairchild Semiconductor oprichtten (waaronder de latere Intel-stichters Robert Noyce en Gordon Moore).
Voorts worden ideeën niet echt door het risicokapitaal naar de markt gebracht, meent Rattner, maar door grote organisaties en bedrijven, want “die moeten innoveren om te overleven, zeker in de sector van informatietechnologie en communicatie.”
21ste eeuws model
Intel zelf week al van bij de aanvang af van de gevestigde onderzoeksaanpak die Bell Labs et alii aankleefden. Er was geen scheiding tussen productie en onderzoek, en onderzoekers werden op dezelfde wijze aangepakt als productiemedewerkers (inclusief prikklokken en problemen als je vijf minuten te laat kwam…). Pas na een 15 jaar werd er officieel aan ‘research’ gedaan, en dan nog met een sterke focus op hoe je ideeën naar de markt kon brengen.
Vaak bleek het probleem hierbij dat een idee wel goed was, maar de productiezijde van het bedrijf er geen tijd kon aan besteden om er een stabiel product van te maken. Zelfs een product als ‘virtualisatie’ was haast het slachtoffer van een dergelijke ‘timing difference’.
Intel lost dit op met een ‘path-finder’-aanpak. Die ‘verkenners’ bestaan uit gemengde teams van onderzoekers en productiemensen en hebben tot doel nieuwe ideeën ingang te laten vinden in toekomstige producten. Vandaag is die aanpak met een schier 100 % slaagratio zo succesvol, stelt Rattner, dat productontwikkelaars vechten om de beschikbare pathfinder slots. Circa een kwart van de Intel labs is permanent bij een ‘pathfinder’-track betrokken, waarbij Intels model wel een 50/50 verdeling tussen productgericht en puur onderzoek voorziet. Al dan niet in samenwerking met derden, zoals universiteiten en/of bedrijven.
Een niet onbelangrijk element van Intels model is tevens “voorkomen dat gebrekkige technologieën op de markt komen, dankzij een ‘failing fast’ aanpak. Mislukkingen zijn duur en dus liever een 1 of 10 miljoen dollar hit incasseren, dan een van een miljard dollar.”
Intel en ‘many cores’
Natuurlijk staat bij Intel het onderzoek naar nieuwe en geavanceerde processorarchitecturen nog bovenaan het lijstje, en dus ook bij Rattner. Vandaag beschikken processoren standaard over meerdere verwerkingskernen (‘cores’) en het aantal van die cores gaat in een snel stijgende lijn.
Maar hoe laat je toepassingen daar efficiënt gebruik van maken? Dat blijft een uitdaging, maar “er wordt al heel wat werk hierrond verricht,” aldus Rattner, “Er zal wel nooit één tool, of één enkele oplossing voor alle problemen zijn.”
In het bijzonder ziet hij problemen bij het aanwenden van grafische processoren (gpu’s) voor algemene doeleinden, in tegenstelling tot de Intel architectuur-aanpak, die door een enkele instructieset wordt gekenmerkt (en zo het overzetten van code moet eenvoudiger maken). “Onze ‘many integrated core’-architectuur vormt nu echt een alternatief,” met tools tot op het hoogste niveau. Helaas hebben “de academici het [parallelliserings/multicore-]probleem wat verwaarloosd, omdat Moore’s law het probleem voor zich uitschoof, zolang de performantie van single-core processoren bleef stijgen.”
Overigens blijkt Rattner niet echt een voorstander van ‘heterogene’ multicore omgevingen (cpu’s + gpu’s) zoals voorgesteld door de ‘heterogenous system architecture’ foundation (onder leiding van AMD…. en waar Intel geen lid van is). “Wij gaan veeleer voor een asymmetrische omgeving [zoals onder meer het DEEP-project], met processoren die kleine en grote aantallen kernen bevatten, maar wel een zelfde instructie set. Dat is al een voldoende grote opgave.” Heterogene systemen worden slechts zinvol als onderdelen van de verwerking zowel specifiek als stabiel (of gestandaardiseerd) zijn, zodat een gespecialiseerde processor nut heeft, zoals eventueel “een video decoderingschip in een mobiel systeem.”
Intels MIC-aanpak – met zeer grote aantallen kernen, een zelfde instructieset en een erg grote gedistribueerde cache – zal ook vaker als een zelfstandig systeem worden geïmplementeerd, en niet alleen voor puur wetenschappelijke/technische toepassingen. “Er wordt ook al veel rond niet-numerieke toepassingen gewerkt,” aldus Rattner, met ontwikkelingen rond in-memory databases. De eerste resultaten op dit gebied werden al gepubliceerd en de markt voor ‘big data’ – in het bijzonder in de financiële wereld – is hiermee al bedrijvig.
Guy Kindermans
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier