GELOOF NIET IN ‘BUILD IT AND THEY WILL COME’ !

Pieterjan Van Leemputten

De jaarlijkse hoogmis voor glasvezelspelers slaat zichzelf op de borst. Gigabitsnelheden liggen binnen handbereik en meer landen, zelfs België, zetten de stap. Maar terwijl grootsteden worden aangesloten rijst de vraag hoe ook afgelegen gebieden hypersnel internet krijgen. En hoe balanceert u miljardeninvesteringen met regulering om het zowel voor operatoren als klanten interessant te houden ?

We besparen u de superlatieven die we op de jaarlijkse FTTH Conference te horen krijgen. Fiber to the Home, glasvezel waarmee u vlot gigabitsnelheden haalt, is er de heilige graal die onze mobiliteit zal oplossen, brain drain kan tegenhouden, onze huizen slimmer maakt en wie weet, zelfs de vuilniszakken buitenzet. Maar dat verdient een stevige kanttekening. Waar landen als Frankrijk sukkelen om het merendeel van de bevolking 30 Mbps of meer te geven (Europa wil dat iedereen tegen 2020 30Mbps heeft, met de helft van de bevolking aan 100Mbps), staat België er een pak beter voor. Hier haalt tachtig procent van het land snelheden van meer dan 30 Mbps. Dat verklaart waarom landen als Letland, Estland, Rusland of Spanje vandaag Europese koplopers zijn in het uitrollen van glasvezel, waar Proximus pas in december aankondigde de komende jaren te investeren in FTTH. Specifiek in de laatste kilometer tussen de straatcabine en de modem in uw woonkamer, want er ligt al zo’n 21.000 kilometer glasvezel die de verbinding tot aan de straatcabine verzorgt. Dat initiatief, zo’n drie miljard euro aan investeringen, verdient applaus. Ook al komt het er pas nadat Telenet met zijn Netwerf tegen 2019 gigabitsnelheden beloofde. Concurrentie in een duopolie blijft een eigenaardig beestje.

FIBER TO THE FARM

Maar terwijl we op wekelijkse basis persberichten ontvangen over de eerste spadesteek in grootsteden als Antwerpen of Brussel, is een degelijk netwerk uitrollen in een landelijk gebied minder evident. Niemand wil investeren in een afgelegen dorp waar slechts honderd gezinnen telecomdiensten zullen afnemen. “Geloof niet in ‘build it and they will come'”, zegt Hartwig Tauber, ceo van het Oostenrijkse nöGIG, kort voor Niederösterreichische Glasfaserinfrastruktur Gesellschaft. “In landelijke gebieden hoor je enkel aan te leggen als er echt vraag naar is.”

Hij wijst er ook op dat een operator creatief moet zijn om de kosten laag te houden bij zulke projecten. “Het lijkt vreemd maar mensen in die gebieden zijn vaak bereid dingen zelf te doen. We kregen de vraag van een boerderij om glasvezel aan te leggen. Wel, die man had eerder al zelf zijn stroom- en waterlijn aangelegd omdat nutsbedrijven niet tot daar kwamen. Dus hebben we hebben we een afspraak gemaakt dat hij zelf ook glasvezel zou leggen tot aan zijn boerderij waarbij wij hem ondersteunden met materiaal en machines. Door zo’n dingen te overwegen kan je zelfs in landelijke gebieden FTTH brengen.”

FIBER TO THE ARDENNEN

De Belgische situatie is anders. Hoewel we bepaalde dorpen graag als landelijk bestempelen, is het slechts voor vijf procent van de bevolking een echt probleem om een deftige breedbandaansluiting te vinden. Het gaat om de zogenaamde witte zones waar geen goede 4G-verbinding is of het vast internet zich beperkt tot enkele megabits per seconde. Maar het voorstel van Tauber is ook niet zomaar uitvoerbaar. “Daar heb je vaak een hogere awareness voor nodig, en zelfs bereidheid van de inwoners om tot ? 2.000 zelf te betalen. Ook in Nederland heb je coöperatieven die glasvezel uitrollen”, zegt Axel Desmedt, raadslid van het BIPT. “Bij ons zien we dat het sociaal weefsel in die witte zones heel anders is. Ze liggen vooral in Wallonië en het gaat zelden om één gemeenschap maar om verschillende types van bewoners, bijvoorbeeld toeristen in vakantiehuisjes. Dat maakt het wellicht moeilijk om hen als groep te benaderen. We staan hoe dan ook in contact met de burgemeesters om oplossingen te zoeken.”

Toch wordt er ook voor hen momenteel gekeken naar een oplossing, stelt De- smedt. “We zijn begonnen met kaarten die de snelheid in beeld brengen en zo werken we aan een bottom-up en op maat gemaakte oplossing voor elke zone.” Een van de mogelijkheden is 4G en op termijn 5G. Al nuanceert Desmedt dat ook dit niet zaligmakend is.

“Zeker voor die laatste vijf procent van de bevolking denken we na over mobile. Maar de snelheid bij indoor coverage ligt heel anders en als we daar niets op vinden dan zal ook 5G niet de oplossing zijn waar we van dromen.” De concrete uitwerking zal maatwerk worden. “Op sommige plaatsen zal dat mobiel zijn, elders met satellietverbindingen, of we proberen alsnog bij een operator als Voo te horen wat hen kan overtuigen. Maar als er pakweg 200 huishoudens zich verenigen, kunnen ook zij proberen via een groepsaankoop een operator te overtuigen om een snellere lijn te leggen. We moeten kijken naar op maat gemaakte oplossingen met verschillende technologieën om dit kosten-efficiënt te benaderen.”

Desmedt benadrukt dat het belangrijk is om ook Belgen in afgelegen gebieden aan te sluiten. “We spreken graag over de gigabit society maar we moeten eerst huishoudens met 1-2 Mbps optrekken. Ik ben bezorgd dat we naar een situatie gaan waar gigabitnetwerken nieuwe diensten zullen leveren, bijvoorbeeld rond e-health, die op termijn misschien essentieel zullen worden. Maar op die manier creëren we mogelijk een digitale kloof die nog groter zal zijn dan wat we nu hebben.”

Tauber (nöGIG) volgt die redenering niet. Hij is van oordeel dat landelijke gebieden beter alles of niets krijgen. “Als je die groep nu wilt upgraden naar 100 Mbps, dan is de kans groot dat ze nadien weer in de kou blijven staan. Je kan ze niet geven wat ze nu nodig hebben en het binnen tien jaar nog eens aanpassen.” Dat klopt in theorie. Al lijkt het in praktijk realistischer dat dunbevolkte gebieden hun achterstand geleidelijk wegwerken in plaats van nog jaren te moeten wachten tot er iemand aan elke woning een glasvezelkabel in de grond stopt.

SNELHEID VS. SERVICES VS. NETNEUTRALITEIT

De mogelijkheden van het internet hingen de afgelopen twintig jaar vooral af van de beschikbare bandbreedte. Zaken als video in 4K drijven de vraag naar snelle netwerken, maar realistisch gezien is er vandaag (zeker bij consumenten) nog geen nood aan een gigabitverbinding. Dat beseft ook Ronan Kelly, voorzitter van de FTTH Council. “Operatoren zullen naar services moeten kijken om te concurreren. In België heb je triple en quadruple play (telefonie, vast internet, tv en mobile), maar bij het Spaanse Telefonica zie je al 6 or 7-play. Denk aan verbindingen met een zeer lage latency, of diensten rond smart homes. Veel mensen zouden het zien zitten mocht een operator zulke diensten kunnen aanbieden, zeker als de totale capaciteit toch virtueel onbeperkt is.”

Kelly ziet glasvezel als een eindpunt op snelheidsvlak, maar benadrukt dat er dan ook een nieuwe weg wordt ingeslagen. “Dankzij software defined networking kan je netwerk een serviceplatform worden. Je service provider wordt een services provider. Dat lijkt een detail, maar op zo’n flexibel netwerk kan een derde partij ook diensten aanbieden waar SLA’s aan vasthangen en dat zorgt voor nieuwe inkomstenmodellen.”

Het idee klinkt interessant, maar internetdiensten die bijbetalen voor een SLA van een lokale operator lijkt ook wel wat op schending van de netneutraliteit. Dat beseft Kelly, maar hij nuanceert dat dat nodig zal zijn. “Operatoren bieden vandaag ook tv aan. Maar dankzij OTT-services als Netflix, of het online bekijken van je lokale zenders, zie je ook meer cordcutters. In de huidige markt wordt je als operator dan een ‘dump pipe’. Dan lijkt het me beter dat je een zekere kwaliteit kunt aanbieden waar je inkomsten uit haalt. Anthony Whelan (director Electronic Communications Networks & Services bij de Europese Commissie, nvdr) zei op deze conferentie al dat je zo’n nieuwe modellen moet toelaten. Zo lang je als operator maar niet vervelend doet en diensten in zijn geheel blokkeert of vertraagt.”

Er valt een lans te breken voor de redenering van Kelly. Anderzijds zou een gigabitverbinding al die diensten sowieso moeten kunnen aanbieden. De definitie van een gigabitverbinding stelt immers dat er voldoende bandbreedte is om dergelijke diensten toe te laten. Het klinkt een beetje alsof u een treinticket koopt en in een lege wagon nog eens moet bijbetalen om een gegarandeerde zitplaats te krijgen.

Kelly beseft dat hij zich niet populair maakt met zo’n uitspraak. “Of je dat nu leuk vind of niet, de realiteit is dat operatoren investeerders nodig hebben die hen steunen in die uitrol. Om dat te doen is er wetgevende zekerheid nodig. Gelukkig erkennen de meeste regulatoren dat vandaag. Dat betekent dat je bepaalde mechanismen moet beperken, aanpassen of zelfs terugtrekken, of een beleid moet voeren waar die investeringen beschermd worden zodat investeerders vertrouwen hebben om te investeren in telecom. In Frankrijk laat de regulator momenteel ook meer toe dan vroeger om die investeringen een kans te geven. Zal dat eeuwig zo blijven ? Dat is lastig te zeggen. Eens glasvezel overal beschikbaar is, zit je in een ander landschap.”

Dan rest de vraag hoe het zit met toegang voor andere spelers, zoals Orange in België al liet verstaan dat het graag mee wil investeren in het netwerk van Proximus om ook toegang te krijgen tot die glasvezelverbindingen. Kelly ziet daar op technologisch vlak mogelijkheden maar hoopt dat die virtuele operatoren zullen inzetten op betere diensten in plaats van ‘ook snel internet’ aan te bieden. “Wholesale-ontwikkelingen in de sector rond fixed internet en network sharing kunnen derde partijen meer controle geven tot op een diep niveau. Dat geeft ruimte aan innovatieve diensten. Eens de snelheid voldoende is, moet je daarop inzetten.”

Maar of Orange snel toegang zou krijgen tot het glasvezelnetwerk van Proximus lijkt twijfelachtig. Het kostte de operator jaren om toegang te krijgen tot het kabelnetwerk van Telenet. Bovendien merkt Desmedt (BIPT) op dat Orange enkel zijn intentie heeft uitgesproken. Hoeveel geld het op tafel wil leggen, en of Proximus bereid is tot enige co-sponsoring is nog lang niet duidelijk.

Pieterjan Van Leemputten

“We moeten kijken naar op maat gemaakte oplossingen om dit kosten-efficiënt te benaderen”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content