Universiteitscolleges online zetten? Het kwam onlangs in het nieuws, met de plannen van de Universiteit Gent in die richting. Meteen liep het land vol voor- en tegenstanders, hoewel de plannen duidelijk veel genuanceerder waren dan uit de korte nieuwsberichten bleek.
Vandaar ook het ‘gemengd’ in de titel, dat zeer zeker niet slaat op het samenzitten van jongens en meisjes in een zelfde les of college. ‘Gemengd’ staat hier voor ‘blended learning’, of het gezamenlijk aanwenden van een reeks middelen en onderwijswijzen om een leer-inhoud optimaal over te brengen. Dat blijkt uit een gesprek met Kris Versluys, directeur onderwijsaangelegenheden aan de UGent, maar evengoed uit de gesprekken met zijn homologen in andere universiteiten.
Nog keuzes te over
Zo blijken de plannen in Gent nog voor heel wat keuzes te staan. Immers, er kan worden besloten om een college live te streamen en dat op te nemen, of de colleges kunnen als het ware in een studio ‘zonder publiek’ worden opgenomen. Ook klopt het niet dat overvolle aula’s of verveeld gapende studenten de redenen zijn om tot online colleges over te gaan.
“Het doel is een grotere leerefficiëntie en het optimaliseren van de kennisoverdracht,” aldus Versluys. “Daarbij zal zeker voor ‘blended learning worden gegaan, met steeds contact tussen de betrokkenen, in seminaries of wekelijkse, regelmatige samenkomsten, liefst in kleine groepjes.”
Nieuw is een en ander overigens niet, want “tien jaar geleden werden er al opnamen gemaakt.” Nu gaat het evenwel systematisch en wetenschappelijk worden aangepakt, als “een gecontroleerd experiment, pedagogisch begeleid. Wat is de ideale mengvorm? Met oog voor alle vakken, alle soorten cursus. En tevens met een beter inzicht in de kosten en baten.” De UGent zal daarvoor zes pilootprojecten starten, waarvoor de cursussen nog moeten worden geselecteerd. Wel zullen telkens twee cursussen uit de menswetenschappen, de exacte en de medische wetenschappen worden gekozen. “We streven naar voldoende variëteit, uit verschillende clusters, zowel vakken met veel en minder studenten, om een voldoende representativiteit te hebben.” De opnamen zullen wel nog dit jaar van start gaan.
De professoren zullen hieraan deelnemen op vrijwillige basis, en hiervoor over assistentie beschikken. Daarnaast is er tevens budget voorzien voor een begeleiding op gebied van ict en onderwijsaangelegenheden. “Elke verandering vergt grote inspanningen en dit moet serieus worden aangepakt, met onder meer het creëren van een projectteam. Dat moet garanderen dat zowel qua vormgeving als pedagogiek het project goed zit, met het oog op een maximale informatieoverdracht.”
Het actualiseren en aanpassen van online colleges brengt overigens bijkomende kosten en inspanningen mee, zodat met deze colleges eerst “op introductiecursussen, die door heel veel studenten worden gevolgd, wordt gemikt. Gespecialiseerde cursussen veranderen te vaak van inhoud.”
Persoonlijk contact
Zo hoeven ook niet alle cursussen noodzakelijkerwijze worden opgenomen, met eventuele weerbarstige professoren die dan toch over de streep worden gehaald. “Zo’n activerende leervorm is ook veeleisend van de student, en hij moet daarmee ook niet worden overladen.”
Telkens weer wordt onderstreept dat blended learning “een grote component van ‘contactonderwijs’ bevat,” aldus Versluys. “Het rechtstreeks contact met de aanspreekbare lesgever is onvervangbaar. Daarnaast is er ook het sociaal contact tussen de studenten onderling. Dat is belangrijk omdat ze leren van elkaar.”
De online colleges hebben uiteindelijk “precies de bedoeling om de studie- en pedagogische begeleiding van de studenten te intensifiëren.” Grote hoorcolleges met grote aantallen studenten situeren zich vaak in het eerste jaar, en door deze colleges op te nemen, kan er meer personeel worden ingezet om die lezingen in kleine groepjes te complementeren. “Op die wijze kan ook de overstap uit het middelbaar beter worden opgevangen.”
Een 100 % online universiteit ziet Versluys dan ook niet zitten, ook al omdat zoiets haast zou kunnen leiden tot één enkele universiteit over de hele wereld. “Natuurlijk volgen we wel met aandacht wat elders gebeurt,” stelt Versluys, “en het is niet onmogelijk dat een aantal online elementen [van derden] in onze cursussen terechtkomen. Als iets goed is, moet je het niet heruitvinden,” klinkt het behoorlijk pragmatisch.
Gelijke opinies elders
Vanzelfsprekend wordt ook op andere universiteiten aan gelijkaardige projecten gewerkt, zoals een niet-exhaustieve rondvraag ons leert. In de recente berichtgeving werd onder meer ook uitdrukkelijk verwezen naar een proefproject aan de KU Leuven. Ook daar kan het nog verschillende kanten uit, zoals de opname van een ‘live’ college, of opgenomen in een studio of een live streaming van een college.
Professor Ludo Melis, vice-rector van onderwijsbeleid aan de KU Leuven, wijst op nog andere voordelen van het opnemen van colleges. Die kunnen immers ten goede komen aan “buitenlandse studenten, zieke of werkstudenten. Ook voor wie een college nog eens wil doornemen, en liever kijkt in plaats van lezen. Voorts kan het ook een oplossing zijn voor cursussen die op meerdere plaatsen worden gegeven, en zo vanuit één plaats kunnen worden aangeboden. Of soms worden vakken op het zelfde ogenblik gegeven.”
De keuze van de vakken in het kader van het doelproject zal afhangen van elementen als de interesse van de lesgever, of het een cursus betreft die op verscheidene plaatsen wordt gegeven, dan wel of het druk bezochte colleges betreft. “In het cursusprogramma van Master in verpleeg- en vroedkunde wordt er al vrij systematisch gebruik van gemaakt, omdat hier vaak werken en studeren wordt gecombineerd.”
Het project gaat nu van start – na een paar jaar geleden een minder succesvol initiatief op dit gebied – niet zozeer omwille van besparingen, “zeker niet in de startfase. De ontwikkeling en het op punt stellen van een dergelijk college kost meer dan een ‘live’ college.” Tegen eind 2013, begin 2014 moet het mogelijk zijn tot een strategie te komen.
Een factor in het nieuwe project betreft in ieder geval verbeteringen in de technologie, zoals video-conferenties en dies meer. En het wordt meer gedreven door technologie en onderwijsdeskundigen. Het kader van ‘blended learning’ moet progressief worden ontwikkeld, met het oog op wat de beste leerresultaten geeft. Ook hier zal een vergelijking tussen ‘voor’ en ‘na’ worden gemaakt, terwijl sommige cursussen zowel ‘live’ als elektronisch (en dus met de mogelijkheid tot vergelijken) worden gedoceerd.
Overigens heeft professor Melis wel zijn bedenkingen over online en andere vormen van elektronisch onderwijs. “Geldt deze aanpak voor alle 18 jarige studenten, of voor alle potentiële studenten? ‘Alles online’ is wellicht slechts geschikt voor een minderheid van mensen. Soms is de ict-ongeletterdheid nog groot, ook vandaag nog!” Anderzijds kan het zeker bijdragen tot een democratisering van het onderwijs.
Aan de VUB wordt van opnames gebruik gemaakt om onder meer werkstudenten van dienst te zijn. Immers, in syntheselessen kan niet alles in detail worden aangebracht of ligt het tempo allicht te hoog. De VUB heeft ondertussen al een 16-tal volledige lessenreeksen opgenomen, met in totaal al 205 lesopnames. De VUB maakt hiervoor gebruik van vier mobiele en één vaste installatie, met in de toekomst nog drie vaste installaties en één lokaal in Jette in de planning.
Aan de Universiteit van Luik wordt dan weer een beroep gedaan op een systeem van podcasts, waarbij het initiatief aan de docent wordt gelaten. Hij of zij kan bij de aanvang van het college beslissen de opname te starten, waarna de hele procedure automatisch verloopt, zonder verder ingrijpen van de docent. De opgenomen colleges worden uitsluitend ter beschikking gesteld van de betrokken studenten, om hen eventueel het college opnieuw te laten bekijken. Op het einde van het semester of het academiejaar worden de opnames dan gewist. Het gebruik ervan is niet verplicht en ondertussen zijn al een vijftigtal zalen uitgerust met de nodige apparatuur. Het is dan ook zeer zeker niet de bedoeling om de klassieke hoorcolleges te vervangen door pure online colleges.
Aan de universiteit van Bergen stelt Rudy Potdevin, van de ‘Cellule pédagogie universitaire en qualité’ dat docenten die een college wensen op te nemen, worden aanbevolen dit bij voorkeur in een studio op te nemen, en niet zozeer een ‘live’ college’. “We verkiezen een goed geconcipieerde video,” klinkt het, “met een herdachte structuur van de cursus. In plaats van een ononderbroken sessie van meer dan een uur, wordt gekozen voor een opsplitsen in kortere modules van 10 à 15 minuten.” Een dergelijke aanpassing is al behoorlijk wat werk. Opgenomen colleges worden overigens niet als prioritair gezien, met meer aandacht voor een efficiënt gebruik van de Moodle-gesteunde virtuele onderwijsomgeving. “Video is erg specifiek en er is geen beleid om dit in het bijzonder aan te moedigen. We willen de hele cursus met alle bijhorende activiteiten online hebben.” Dat omvat alle voorziene pedagogische hulpmiddelen, zoals cursusteksten, zoals overigens voorzien in het decreet van de Franse gemeenschap inzake de democratisering van het onderwijs uit 2010.
Kortom, het opnemen van colleges en die vervolgens online ter beschikking stellen, lijkt zeker geen doel op zichzelf. Laat staan dat het zelfs op langere termijn het klassieke contactonderwijs zou vervangen. Maar duidelijk is wel dat online colleges een rol kunnen spelen in het geheel van ‘gemengd’ onderwijs, en dat de Belgische universiteiten zoetjesaan het tijdperk voorbij de eerste vingeroefeningen voorbereiden.
Guy Kindermans
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier