Het Consortium des Equipements de Calcul Intensif, dat in november 2010 werd geopend en de infrastructuur voor supercomputing van de vijf universiteiten van de Franse Gemeenschap wil verbinden, krijgt stilaan vaste vorm. De UCL nam onlangs de eerste echte CÉCI-machine in gebruik.
Begin november 2010 beloofden de rectors van de 5 Franstalige universiteiten – UCL, ULg, ULB, UMons en FUNDP – om hun intensieve rekenmiddelen samen te voegen voor hun zowat 500 onderzoekers. Daarnaast besloten ze de informaticaopleidingen van de gebruikers van dit soort uitrusting te promoten en een plaats voor de uitwisseling van informatie en ervaringen over dit onderwerp te creëren.
Dit CÉCI-project – gelanceerd op initiatief van FNRS – trok een investering uit van 1 miljoen euro per jaar op 5 jaar, te verdelen tussen de verschillende universiteiten. Voor de eerste 2 jaar werd het budget als volgt verdeeld: voor 2011 werd het bedrag 50/50 gesplitst tussen de UCL en de ULB; en voor 2012 wordt er 600.000 euro vrijgemaakt voor Luik, 200.000 euro voor Namen en 200.000 euro voor Bergen.
Verwezenlijkingen
Voortaan zijn er 2 logistieke medewerkers bij dit project betrokken en er werd een log-insysteem ingevoerd zodat de onderzoekers van de Franse Gemeenschap toegang krijgen tot de middelen die genetwerkt worden via Belnet. “Tegen 2013 zou het CÉCI-netwerk potentieel 6.000 tot 7.000 cores moeten tellen, tegenover amper 816 in 2011”, aldus Thomas Keutgen, verantwoordelijke voor CISM (Calcul intensif et stockage de masse) aan de UCL.
Dankzij de CÉCI-financiering heeft de UCL pas nog een machine met 1.344 cores aan boord in gebruik genomen, die onderling verbonden zijn via Infiniband, met een vermogen van 13,6 Tflops (zie ook Data News nr. 2 op pagina 7). Deze infrastructuur vervangt het systeem Lemaitre van 2006, en krijgt een plaats naast de platformen Green (816 cores, UCL) en HME M (ook 816 cores, UCL/CÉCI).
De ULB is dan weer van plan om “binnenkort” een Europese aanbesteding te lanceren voor zijn supercomputer, aldus cio Paul Raeymaekers.
Als elke universiteit instaat voor het beheer van haar eigen infra-structuur, dan zorgt het CÉCI voor de coördinatie van de aanvragen en overweegt het om elke universiteit te specialiseren in functie van de behoeften. Zo heeft de UCL haar eerste infrastructuur gericht op geheugen met hoge capaciteit. Op dezelfde manier zou een systeem met gemeenschappelijke bestanden kunnen worden ingevoerd om de uitwisseling van gegevens te vergemakkelijken (vaak zeer grote volumes) en zo te voorkomen dat het netwerk overbelast geraakt. Daarnaast voorziet het CÉCI in hulp aan de onderzoekers zodat ze hun code beter kunnen parallelliseren en optimaliseren, en wordt er ook technologisch toezicht gehouden.
Opening
“Het CÉCI toont duidelijk zijn nut aan bij de onderzoeksgemeenschap”, zegt Thomas Keutgen verheugd en hij verduidelijkt dat deze onderzoekers de beschikbare middelen nu zo goed mogelijk kunnen benutten.
Maar de wetenschappelijke wereld zou nog een stapje verder kunnen gaan. Want als de onderlinge verbinding tussen de Franse universiteiten een feit is, dan bestaan er zeker ook nog andere mogelijkheden. Zo kreeg het VSC (Vlaams Supercomputer Centrum) een budget van 5 miljoen euro om een eerste hpc-infrastructuur (high performance computing) in te voeren. “In het kader van het CÉCI houden we de evolutie van het VSC goed in de gaten, dat werkt op een model dat vrij sterk aanleunt bij het onze”, aldus de CISM-verantwoordelijke.
Ook het Europese programma PRACE (Partnership for Advanced Computing in Europe) biedt een pan-Europese onderzoeksinfra-structuur die verschillende supercomputers in Europa combineert, meer bepaald een tier-0 cluster met 3 systemen aan boord, goed voor een totaal vermogen van 3,6 pflops voor 500.000 cores en verschillende tier-1 systemen. En er is al sprake van een capaciteit van het type exaflops… Jammer genoeg blijft ons land een van de weinige in Europa dat geen deel uitmaakt van PRACE. Nochtans “zou een vertegenwoordiging van België in het PRACE-netwerk alleen maar gunstig zijn voor de Belgische wetenschappelijke computing,” vindt Thomas Keutgen.
Tot slot heeft Cenaero (specialist in simulatie voor de luchtvaartindustrie, gevestigd in Charleroi) zich in juni 2011 uitgerust met een supercomputer van 3.300 cores, goed voor 40 tflops, waarvan de capaciteit ook zou kunnen worden benut door de academische wereld. “Een tussenmachine van ongeveer 10.000 cores ontbreekt nog in de Franse Gemeenschap om de verbinding te maken tussen onze installaties binnen het CÉCI en infrastructuren zoals PRACE”, aldus Thomas Keutgen.
Marc Husquinet
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier