De ontstaansgeschiedenis van het World Wide Web weerspiegelt hoe ook vandaag nog heel wat technologieën het daglicht zien. Die les leerden we van Robert Cailliau, co-creator van het WWW, op een recent event van ip-communicatiespecialist Quantum ICT.
Dat Tim Berners-Lee en Robert Cailliau tijdens hun loopbaan aan het Europese onderzoekscentrum Cern het World Wide Web (www) hebben gecreëerd, zal genoegzaam bekend zijn bij iedereen. Weinigen beseffen wellicht hoezeer een aantal kenmerken van het alomtegenwoordige en commercieel cruciale Web veeleer toevallig en/of onder druk van invloeden van buitenaf vorm kregen. Wat dan weer voor problemen op langere termijn heeft gezorgd.
Spin-off van de LHC
Interessant was in ieder geval zijn opmerking dat het www eigenlijk de eerste spin-off was van Cern’s grootste en nieuwste deeltjesversneller, de Large Hadron Collider (LHC). Vaak worden dergelijke onderzoeksprojecten in vraag gesteld wegens hun hoge kostprijs en gering onmiddellijk praktisch nut, maar ondertussen zal niemand nog het belang van het web in de huidige economie ontkennen, integendeel! Het web zag oorspronkelijk het daglicht om te voorzien in de nood aan een omgeving voor de uitwisseling en raadpleging van complexe documenten zich aandiende. Zoals wel vaker hing de ontwikkeling van deze technologie al een tijdje in de lucht en oorspronkelijk dienden Berners-Lee en Cailliau allebei afzonderlijk een gelijkaardig voorstel in. Daarbij bouwden ze voort op ontwikkelingen op het gebied van netwerken (o.a. TCP/IP, Ethernet), personal computers (Xerox PARC Alto, Next) en concepten voor het koppelen van documenten (Xanadu, Hypercard). Heel wat van die elementen werden overigens (mede) uitgevonden door Xerox, waarover Cailliau droogjes opmerkte dat “het niets opbrengt al te innovatief te zijn, als je nooit wat verkoopt.”
Piggy-back
Oorspronkelijk kregen deze voorstellen geen budget of middelen, waarbij bijvoorbeeld de baas van Berners-Lee diens voorstel beoordeelde als “vague but exciting.” Uiteindelijk kreeg het Web toch een kans door op de kar van een ander project te springen – een lot van nog wel meer innovatieve ideeën. Er moest immers een test worden gedaan met de software-ontwikkelingsomgeving op een nieuw systeem, het Next werkstation van Steve Jobs’ NeXT bedrijf, en het www werd hiervoor als softwareproject gekozen. Over de ontwikkeling zelf merkte Cailliau op dat een en ander zonder veel oog voor design werd gestart, met heel wat tasten in het duister, en dat tegen heel wat diepgewortelde gewoonten moest worden gevochten.
Dank zij de mogelijkheden van de Next vormde de eerste wysiwyg browser/editor en server al meteen een functioneel bijzonder rijke omgeving. Maar hoe die op ruime schaal bekend maken en verspreiden, in het besef dat niet alle pc’s en werkschermen over dezelfde mogelijkheden beschikten als de Next? Er was nood aan een eenvoudiger versie en dat leidde in 1991 “tot onze grootste vergissing, de Line-Mode Browser,” aldus Cailliau. Die browser was puur monochroom en non-grafisch, had geen scherm-editor, en om door te klikken moest het getal van de hyperlink worden ingevuld op een ‘command line’. Anderen dachten dan ook beter te kunnen doen, en deden dat vaak zonder echt rekening te houden met de ideeën van Berners-Lee en Cailliau. Het gevolg? “We verloren de controle!” verzucht Cailliau. Er doken tientallen browsers op en lacunes werden niet altijd optimaal ingevuld. Zo werd in de ontbrekende programmeertaal voorzien door “de ergst mogelijke scriptingtaal, JavaScript, geschreven als een hoop op elkaar gestapelde rommel.” En niet dat een taal als php etc beter zou zijn. Anderzijds erkent Cailliau wat eigen schuld, want “we keken zelf ook niet wat de anderen deden.” De moraal van het verhaal is dan ook dat het naleven van standaarden een must is en helaas is dat zelfs vandaag maar amper het geval in een paar browsers, in casu “Safari en Firefox.” Cailliau adviseert dan ook dat het beter is eerst de volle specificaties te publiceren, vooraleer een en ander te bouwen. Raadgevingen die ook vandaag niet altijd door nieuwe technologieën in acht worden genomen.
Uiteindelijk haalde het www het van andere gelijkaardige omgevingen om bijzonder pragmatische redenen. Het bleek immers heel wat meer schaalbaar te zijn dan andere rijkere omgevingen (zoals Microcosm), terwijl het anderzijds meer functioneel was dan bijvoorbeeld Gopher (dat geen echte hyperlink bood). “Het Web was juist genoeg bruikbaar,” klinkt het, meteen nog een advies dat nieuwe technologieën best ter harte kunnen nemen.
Publiek domein
Op 30 april 1991 werd het www in het publiek domein geplaatst, waarna ook de aandacht in de bedrijfswereld opbloeide, in het bijzonder in de USA. Daar werd dan ook al snel aan browsers en dies meer gewerkt door een veelvoud van het aantal personen dat hieraan in Cern werkte, wat een bijkomende achterstand voor Europa opleverde.
Ook de overheid begreep niet zo best wat nodig was voor de ontwikkelingen van en rond het web. Zo kreeg Cailliau te horen van een vertegenwoordiger van de Europese Commissie dat deze ‘een groot commitment’ wou doen en zegge en schrijve vijf medewerkers wou financieren. Van zijn kant had Cailliau op minstens 20 en nog liever 100 medewerkers gehoopt. Van een vergelijkbaar kaliber was de zoektocht van het Witte Huis rond die tijd naar een zomerjobstudent, die op 90 dagen, voor een bedrag tussen 4 à 5.000 dollar de Witte Huis site moest opbouwen, maar wel ongeveer de helft van de tijd aan andere taken als telefoons beantwoorden, fotokopies maken en dergelijke moeten besteden. Het inschatten (lees: onderschatten) van wat nodig is om een site te bouwen, lijkt zelfs vandaag nog geregeld voor problemen te zorgen. Zelfs voor organisaties die beter zouden moeten weten.
De toekomst
Nu Robert Cailliau met pensioen is, heeft hij de fakkel van de ontwikkeling van het web aan anderen doorgegeven en volgt hij een en ander vanaf de zijlijn. Dat verhindert niet dat het hem verbaast te horen dat de toekomst van het web een versmelting van informatie uit gescheiden silo’s moet zijn. Immers, in het oorspronkelijke web waren alle servers met elkaar verbonden en wed de informatie gedeeld. Immers, de gebruikers maakten allemaal deel uit van een zelfde gemeenschap, die baat had bij een maximale gegevensuitwisseling. Dat werd natuurlijk anders wanneer bedrijven gebruik gingen mate van het web en natuurlijk niet alle bedrijfsinformatie met concurrenten wouden delen. Dat leidde tot een web van losgekoppelde servers, waarvoor een Google of andere zoekmachine nodig was om iets terug te vinden.
Van het ‘semantisch web’ als oplossing van het zoekprobleem verwacht Cailliau weinig heil, onder meer wegens schaalbaarheidsproblemen. Voorts ziet hij het huidige web en internet nog steeds leiden onder problemen als security, zekerheid inzake de identiteit van de gebruikers, gebrek aan vertrouwen (zelfs een https-link is niet te vertrouwen) en betaalsystemen (het ontbreken van systemen voor microbetalingen). Bovendien lijken heel wat web-services zich te gedragen als godsdiensten, klaagt Cailliau. Je kan er wel lid van worden, maar nooit meer volledig uittreden (zoals hij illustreerde met perikelen rond zijn Skype-account).
Bezin aleer ge begint
Het web illustreert mooi hoe een technologie die het daglicht zag voor het invullen van specifieke noden, uiteindelijk voor andere doeleinden werd aangewend en gigantisch aan belang won in het dagelijkse leven en de economie. En dan blijkt inderdaad dat lacunes, halve beslissingen of druk van buitenaf voor problemen op lange(re) termijn kunnen zorgen. Het niet naleven van ‘standaarden’ door heel wat browsers zorgt ook vandaag nog voor problemen die door ontwikkelaars én gebruikers aan den lijve worden gevoeld.
“Wees ‘open'” “gebruik standaarden,” en “verander van gedacht als de feiten dat vragen,” klinken de raadgevingen, die ook voor nieuwe en toekomstige technologie geldt. Hou daarbij ook rekening met wat de gebruikers zelf met die technologie en services aanvangen, respectievelijk voor welke toepassingen ze die technologie naar hun eigen hand zetten.
Steevast alle specificaties op voorhand uitwerken, zoals Robert Cailliau suggereert, is niet altijd een haalbare kaart. Maar soms zou je wensen dat personen met leuke ideeën toch even verder denken en dromen dan hun neus lang. Even bij derden binnen en buiten hun expertisegebied, kan helpen. Zeker wat betreft aspecten als security, governance, privacy en alle andere aspecten die te maken hebben met vertrouwen en dies meer. Meteen enthousiast er op los beginnen ontwikkelen, zonder design of wat, blijft toch niet zo’n best idee. Bezin (net een ietsje langer) vooraleer je begint, zou het spreekwoord kunnen zijn.
Guy Kindermans
“De baas van Berners-Lee beoordeelde diens voorstel als ‘vague but exciting.'”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier