Het zal nooit goed komen tussen Nederlanders en de bewoners van de landen waar ze vakantie houden. In tal van Franse dorpen heerst een embargo op Nederlanders. Keep out. No Dutch.

Ze hebben het natuurlijk aan zichzelf te danken, dat cordon sanitaire. Het is niet alleen hun gierigheid die van hen onwelkome gasten maakt. Ze slepen al hun eten en drinken in hun sleurhut mee, zodat ze ter plaatse maar geen geld moeten uitgeven. Daar is de plaatselijke middenstand niet mee gediend. Het meest ergerlijke aan hun gedrag op vakantie is echter hun lawaaierigheid. Iedereen moet weten dat ze er zijn, en daarom roepen ze en schreeuwen ze voortdurend. Rustig praten is etnisch en genetisch onmogelijk. Je merkt dat aan het gesnater van de kinderen. Die worden opgeleid om zoveel mogelijk drukte te maken. Op school worden ze in praatvaardigheid getraind, niet in spelling of grammatica, maar in de kunst van het hoogste en het luidste woord te voeren. Met een zo guturaal en zo schurend mogelijke chhhh- klank en een zo Amerikaans mogelijk r-klank, die eigelijk geen r is maar een keiharde eu. Ik chhaa naaeu de baeu!!!

Bovenstaande vaststellingen zijn natuurlijk clichés die door verongelijkte Franse campinguitbaters in het leven geroepen zijn en door Belgen gretig doorverteld worden, en het is niet helemaal ontdaan van enig racisme.

Elk cliché heeft dan weer een grond van waarheid. Vorige week mocht ik een tafereeltje observeren dat de voorstanders van de negatieve beeldvorming rond Nederlands vakantiegedrag stevige ammunitie geeft. Je kan zelfs de macro-economische kost van de aanwezigheid van Hollanders in het buitenland berekenen.

Een mooi terrasje aan het Lago Maggiore, rond het middaguur. Wat oudere mensen, vooral gepensioneerde inwoners en bejaarde Engelse toeristen nippen aan hun capuccino’s of crodino’s en genieten van de rust en het uitzicht. Tot een Nederlands gezin neerstrijkt: vader, moeder en drie kinderen, tussen 7 en 3. Het menneke van 7 dat Jas(per) blijkt te heten, jengelt dat hij met oma wil praten. De twee anderen vinden dat een mieters idee en krijsen dat rond. Pap roept dat oma niet goed te been is en best een opkikkertje van de kids kan gebruiken. Hij neemt zijn Blackberry, legt die op het tafeltje en zet de geluidsfunctie maximaal op en op handsfree, zodat het ganse gezin lekker kan praten met oma. De mensen aan de andere tafels kijken wat verveeld op.

Het gedrein kan beginnen, want oma heeft de telefoon thuis opgenomen. Ze is net naar de Aldi geweest en het gaat wel maar het weer is niet zo goed. Maar je bent toch niet goed te been, snatert Jasper, vier keer na elkaar. Het tweede menneke, dat naar de naam Kas(per) luistert, roept om de minuut ‘ Hoe chaat het met oomaaa?‘ Het is niet duidelijk of hij naar de Blackberry roept, of naar zijn moeder. Die probeert inmiddels, door het gekwetter van haar kroost heen, een gesprek met haar moeder te voeren, over de prijs van de tomatenpuree bij de Aldi. Ik prijs me gelukkig door de informatie dat de halfvolle melk van het Aldi huismerk in promotie is. Een serveuse wil een bestelling opnemen, maar die wordt ruw weggestuurd door de vader, die te kennen geeft dat ze ongelegen komt want zijn gezin is in een belangrijk gesprek verwikkeld.

De mensen aan de andere tafels beginnen hun verveeldheid met deze Hollandse invasie te kennen te geven. Ze maken rollende oogbolbewegingen, kijken boos naar de druktemakers en geven teken aan de serveuse dat ze moet ingrijpen. Die haalt machteloos haar schouders op.

Het gesnater gaat onverminderd verder. Kas weet nog altijd niet hoe het nu met oma cchhaat en hij roept zijn vraag alsmaar harder. Twee mensen staan op van hun tafeltje en verlaten het terras, met een boze blik op die sociale autisten uit het land van Balkenende. Nog een tafeltje, en na een kwartier zit er buiten die Bataafse druktemakers niemand meer op het terras. De dienster heeft nog steeds geen bestelling kunnen opnemen.

Na een halfuur getetter en gekwetter meldt de vader dat de gsm-factuur van de zaak niet te hoog mag oplopen en hij breekt, na talrijke afscheidsformuleringen, het gezinsgesprek met oma af. Hij kijkt rond om een dienster aan te spreken, maar die is nergens te bekennen.

Wat een service, roept hij en hij maant zijn bende aan om op te staan en naar een ander terrasje te trekken.

Jan Flamend is consultant en auteur. Hij heeft een verleden als salesdirecteur bij onder meer HP en Ubizen.

Jan Flamend, consultant

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content