Niemand kan zich nog selectie-, oriëntatie- of certificeringsproeven voorstellen zonder de computer. Dat geldt zeker voor Selor, het selectiebureau van de overheid. En aangezien de meeste nieuwe projecten uit de business komen, moeten IT en business op elkaar afgestemd zijn.
Zeven jaar geleden kreeg Selor een nieuwe gedelegeerd bestuurder, Marc Van Hemelrijck. Was dat een grote ommekeer?
STEVE MEYNS: Voor 2001 heette Selor nog het Vast Wervingssecretariaat (VWS) en duurde het bijna een jaar om een selectie te voltooien. Toen Marc Van Hemel-rijck hier aankwam, vond hij die situatie onaanvaardbaar. Selor moest en zou op digitale leest geschoeid worden. Wij hadden al een back-office, maar sindsdien hebben we vooral de tests geautomatiseerd. Toen werkten we met een enkele server voor tests, nu hebben we niet minder dan 48 testplatformen. We gebruiken een combinatie van op maat ontwikkelde testbatterijen en tests die we bij externe leveranciers kopen. In dat laatste geval moeten we koppelingen naar het back-office en het systeem voor de publicatie van de resultaten inbouwen. Onze klanten zijn vooral federale overheidsdiensten. Ze vragen onze accountmanagers om het type van de vacatures te definiëren en daarna de juiste tests voor de gezochte competenties te kiezen. Wij stellen een testbatterij samen en bepalen hoe de tests moeten worden uitgevoerd. Als een klant bijvoorbeeld 500 kandidaten zoekt, is een testbatterij op de computer interessanter dan mondelinge proeven. Vervolgens worden de tests opgenomen in ons back-office, dat voor de planning en voor de publicatie van de resultaten zorgt. Het is altijd een erg systematische workflow die afhangt van het type van kandidaten dat zo’n overheidsdienst zoekt en van de wensen van de klant. De wetgeving rond de rekrutering is natuurlijk bijzonder streng. Op termijn zullen wij bepaalde klanten certificeren, zodat zij onze tests zelf kunnen gebruiken, met een gedecentraliseerde aanpak. We zullen hen zelfs het hele proces kunnen toevertrouwen.
Het internet en het web spelen een steeds groter rol in de rekrutering en de selectie.
STEVE MEYNS: Wij evolueren inderdaad naar een ‘push and pull’ principe, waarbij de kandidaat zijn profiel op de site zelf kan beheren, terwijl Selor de verzoeken van de klanten koppelt aan de competenties van de kandidaten. De wet bepaalt welke soorten betrekkingen verplicht gepubliceerd moeten worden, maar voor de interne markt [de vacatures voor benoemde federale ambtenaren, nvdr.] bijvoorbeeld kunnen wij een matching uitvoeren en de kandidaten uitnodigen die beantwoorden aan het gezochte profiel. U moet weten dat er niet minder dan acht verschillende inschrijvingskanalen bestaan. Wij willen de workflows voor al die kanalen zo coherent mogelijk maken, ervan uitgaand dat de wettelijk verplichte inschrijving op papier altijd mogelijk moet blijven. We gebruiken de elektronische identiteitskaart of het Rijksregister, via een webservice die de identiteit van de kandidaten controleert.
Wanneer de cv’s van de kandidaten in onze databank zitten, voeren wij een aantal verificaties uit om kandidaten te vinden met de bekwaamheden en het profiel die precies overeenkomen met de gezochte functie. Maar we moeten wel voorkomen dat een kandidaat met een te hoog diploma examens aflegt voor een lagere functie. Het is bijvoorbeeld niet de bedoeling dat een universitair deelneemt aan een examen voor een functie van niveau 2. Het wordt ingewikkelder wanneer het om functies gaat waarvoor het aanbod schaars is, zoals it’ers. Dan moeten we rekening houden met minder evidente criteria, wat wij de “elders verworven bekwaamheden” noemen.
Ten slotte moeten de kandidaten om redenen van transparantie hun cv in het systeem en natuurlijk de resultaten van de afgelegde examens kunnen raadplegen.
Maar de kandidaten moeten nog altijd naar u toe komen als ze willen getest worden?
STEVE MEYNS: Dat spreekt vanzelf, maar we hoeven niet langer de Heizel af te huren. Dankzij de computer kunnen wij bijvoorbeeld in een enkel weekend 8.000 mensen testen, in sessies van 2 uur met telkens 500 kandidaten. We beschikken over ongeveer 500 pc’s, verdeeld over zeven zalen. Om er zeker van te zijn dat alle kandidaten gelijke kansen krijgen, controleren wij heel zorgvuldig de gebruiksvriendelijkheid van onze testbatterijen. We houden ook rekening met mindervaliden, bijvoorbeeld slechtzienden of dyslectici. Bovendien zorgen we ervoor dat we elke vorm van discriminatie, ook culturele, uit de weg gaan. Met dat doel hebben we een team dat “de tests test”.
In de huidige stand van zaken leggen alle kandidaten dezelfde test op de computer af. Maar is dat altijd de beste oplossing?
STEVE MEYNS: Daarom hebben wij plannen voor een project dat we intern ‘Kinepolis’ gedoopt hebben [naar het model dat de groep Kinepolis hanteert voor de reservering van zitplaatsen in haar bioscoopzalen, nvdr.] en dat het mogelijk zal maken om op elke werkpost een verschillende testbatterij te laten draaien. Op die manier hoeven we geen hele zaal voor een enkel type van tests te blokkeren. Dat is technisch mogelijk op het applicatieniveau en zal een optimale benutting van de infrastructuur mogelijk maken. Maar dan moeten we het wel eerst eens geraken met een deel van de business dat liever alle kandidaten op hetzelfde ogenblik getest ziet. Een bijkomend voordeel van dit ‘Kinepolismodel’ is dat het voorkomt dat een te groot aantal gebruikers een test doet crashen. Dat kan gebeuren met tests die we buitenshuis hebben gekocht. Wij zullen de kandidaten binnenkort trouwens de mogelijkheid geven om bepaalde proeven, zoals de persoonlijkheidstest, thuis af te leggen. Ze zullen zich dan met hun eID identificeren. Het grote probleem is de certificering, die misbruiken in het kader van het Selor Proximity-project moet voorkomen.
Over welke it-infrastructuur beschikt Selor?
STEVE MEYNS: Aangezien onze servers verouderd waren, hebben we onze infrastructuur gevirtualiseerd met Hyper-V en zijn we overgestapt naar in totaal 16 bladeservers van Dell. Die klus met VMware klaren was een uitdaging en we beschikten overigens intern over de nodige kennis. De kosten waren vergelijkbaar, maar het monitoring-aspect en het interne verzoek om voor Hyper-V te gaan, hebben de doorslag gegeven. Het is een feit dat wij ernstig rekening moeten houden met doorgroeimogelijkheden en het kritieke aspect van onze it-infrastructuur. En we kunnen nu ook aan provisioning met onze servers denken. Daarnaast hebben wij onze opslag vernieuwd. We hebben voor Equalogic gekozen, vanwege de interface en de eenvoud. En we kunnen een beroep doen op de shared services van Fedict voor de back-up van de gegevens met een verdubbeld datacenter.
Vorig jaar is er ook werk gemaakt van een upgrade van het netwerk: de aan 2 stacks gekoppelde core switches zijn vervangen.
We zijn ook begonnen met de vervanging van het pc-park voor onze 160 interne medewerkers. De mensen kunnen kiezen tussen een desktop en een laptop met Windows Vista en Office 2007. Voor de migratie naar de bladeservers hebben we geprobeerd de applicaties te virtualiseren maar dat is geen succes geworden. Toch was het de bedoeling dat we dezelfde techniek zouden gebruiken voor de migratie van de pc’s voor de examens. Nu is het mogelijk dat we van pc’s op thin clients overstappen. We zullen hoe dan ook dit jaar een gedeelte van het park moeten vervangen.
U moet weten dat wij een SQL Server cluster en een IIS 7 webcluster gebruiken, met 8 externe en 3 interne knooppunten. Het enige probleem is dat de applicaties webbased en dus niet “rijk” zijn. Daarom wordt nu overwogen om een volledig nieuwe architectuur in te voeren waarmee we rijkere applicaties zouden kunnen gebruiken.
Is de alignering van business en it een prioriteit?
STEVE MEYNS: In het kader van het strategisch plan dat Marc Van Hemelrijck voorgelegd heeft met het oog op zijn tweede mandaat, dus tot in 2014, is het op elkaar afstemmen van business en it inderdaad een prioriteit. Wij moeten onder meer een analyse uitvoeren om de visie van de gedelegeerd bestuurder te vertalen in praktische projecten voor de it en de business. Het is een feit dat veel projecten uit de business komen en dat de it niet langer systematisch het voortouw neemt. We hebben een heel horizontale structuur ingevoerd.
Het plan, dat momenteel uitgedokterd wordt, voorziet diverse it-projecten, zoals de invoering van een nieuwe, volledig op patterns en best practices gebaseerde architectuur, samen met een bus service voor de gegevens. We zullen ook het domain model in een businessoptiek aanpassen. Dat betekent dat we grotere budgetten moeten krijgen en meer mensen moeten aanwerven. Maar het staat wel vast dat deze architectuur niet tot een big bang zal leiden.
Marc Husquinet
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier