Als je in Brussel rondrijdt, zie je dat de opvallende gele fiets zijn plaats in het verkeer veroverd heeft. Dankzij de informaticatechnologie is het Villo!-systeem nu 24/24 en 7/7 beschikbaar en is er binnenkort een grotere interactiviteit met de gebruiker mogelijk. Een gesprek met Jérôme Blanchevoye, it- en financieel directeur van JCDecaux België.
Hoe ziet de informatica-infrastructuur van JCDecaux eruit?
JEROME BLANCHEVOYE: De informatica wordt zowel op lokaal als op wereldwijd niveau gevolgd. Voor België beheren we de burotica, zoals Outlook en Office, van zowat 100 gebruikers, en daarnaast de verschillende specifieke of op de markt gekochte software, en een park van 15 gevirtualiseerde servers met VMware op 4 fysieke machines. Bovendien steunt de groep ons voor applicaties als SAP of verschillende specifieke beroepsgebonden software. Ik heb het dan over Monitor voor het weergavebeheer, een oplossing die gaat van de inplanting van borden tot de verkoop van ruimten, met bijvoorbeeld geïntegreerde tools voor geolocalisatie.
De groep ondersteunt dus logischerwijze de hele Villo!-infrastructuur. Alle software die bedoeld is voor Villo! werd dus voor de hele groep ontwikkeld, maar we hebben ook enkele lokale aanpassingen doorgevoerd, namelijk om de ergonomie van de schermen en van de internetsite te verbeteren.
De dochteronderneming bouwt verder op de ontwikkelingen van de groep, die dan weer de lokale expertise kan toepassen op internationaal vlak. Zo speelt de groep een belangrijke centraliserende rol en kan ze in de dochterondernemingen vernieuwingen doorvoeren die door een land werden aangebracht. Elke dochteronderneming kan ook bogen op experts van de groep, bijvoorbeeld voor de validering van de Windows-patches. Dit kan soms voor wat vertraging zorgen, maar waarborgt ons wel een grote veiligheid.
De netwerkinfrastructuur wordt lokaal beheerd, en is gestructureerd volgens de normen en best practices van de groep.
Hoe ziet meer bepaald de Villo!-omgeving eruit?
JEROME BLANCHEVOYE: Elk station is uitgerust met een computer die voor dit gebruik werd ontwikkeld, en een gprs-modem. Het station is aangesloten op een apn-operator en via een beveiligde verbinding kan het communiceren met de servers van de groep en met de bankterminals als er met een kaart betaald wordt. We werken samen met de gsm-operators om ervoor te zorgen dat iedereen 2 open apn naar onze servers heeft, zodat er voldoende redundantie is. We werken met chips van Mobistar en Proximus, en met een Franse operator op het vlak van roaming. Deze roaming is belangrijk want als er een storing is in het netwerk van een van de lokale operators, schakelt het systeem automatisch over op het netwerk van de lokale operator dat wel werkt, zodat risico’s tot het minimum beperkt blijven. Deze idee van roaming is ontstaan na onderhandelingen met de operators, waarbij we zagen dat de roaming- en lokale kosten in ons geval ongeveer gelijk konden zijn.
Daarbij moet gezegd worden dat gprs een heuse uitdaging vormt in de uitwerking van het systeem omdat permanente beschikbaarheid een must is. Een kleine anekdote: in het begin (2005) gebeurde het wel eens dat we de operator belden om te melden dat zijn netwerk plat lag in een bepaalde geografische zone, terwijl hij dat intern nog niet gemerkt had. Met de komst van de iPhone beheersen de operators deze technologie nu veel beter.
De interface van de computer wordt gestuurd door het toetsenbord van de bankkaartlezer of door een gelijkaardig toetsenbord, terwijl je je in de menu’s verplaatst door middel van nummers, en op termijn zelfs met cartografische tools. We gaan in de stations immers een kaart integreren waarmee het station, de stations in de buurt en hun status kunnen worden weergegeven. Centraal beschikken we immers over tools om de status van elk station op elk ogenblik weer te geven.
Wat is de onderliggende infrastructuur?
JEROME BLANCHEVOYE: Elke apn is aangesloten op een aparte centrale operator, die op zijn beurt is aangesloten op de database. Bij een onderbreking van een apn of bij een storing van een van de twee servers, neemt de server en/of de redundante apn onmiddellijk de fakkel over. De twee servers bevinden zich niet op dezelfde plaats. Daarnaast zijn er twee datacenters die permanent draaien, een hoofddatacenter en een back-up, die worden gevoed door replicatie of door load balancing. Dankzij deze structuur kan een hoog beschikbaarheidsniveau gehandhaafd worden. Gaande van de internetsite via de iPhone of de tools die ter beschikking gesteld worden van onze onderhoudsteams, tot de gebruikersinterface op het station, zorgen er maar liefst 17 verschillende applicaties voor dat het systeem dat binnen het datacenter verspreid is over zoveel fysieke of virtuele machines als nodig is, goed kan werken.
Welke evoluties worden er verwacht met het systeem?
JEROME BLANCHEVOYE: Momenteel kan de status van de stations visueel worden weergegeven vanuit onze website. Ook lanceerden we zopas de applicatie AllBikesNow voor iPhone (meer dan 130.000 downloads ter wereld) of voor de iPad, waarmee u niet alleen de status van de stations kunt zien, maar u zich ook onmiddellijk kunt lokaliseren en de stations in de buurt kunt zien dankzij de integratie van een geolokalisatietool. Die geeft zelfs het traject weer om tot aan het gekozen station te geraken met behulp van een gps. Deze oplossing kan ook werken met de iPod Touch dankzij Wi-Fi. Het is niet uitgesloten dat deze applicatie beschikbaar wordt op andere platformen, waaronder Android en Windows Mobile. Deze diensten zijn trouwens volledig gratis.
Bovendien wisselen we met het Gewest, waaronder Brussel Mobiliteit, verschillende webdiensten uit om hen toegang te geven tot allerlei informatie op het vlak van mobiliteit, meer bepaald vooraf geformatteerde reporting. Momenteel praten we met de MIVB om bijvoorbeeld het gebruik van de Mobib-kaart te gebruiken om toegang te krijgen tot Villo!.
Tot nu toe kende het systeem slechts 2 piepkleine bugs, terwijl we aan ongeveer 30.000 trajecten per week zitten. Ik wil er nog bij zeggen dat het Belgische systeem een van de meest recente is, en dus geniet van de laatste technologische vernieuwingen, meer bepaald op het vlak van chip of de betere geolokalisatie.
Bovendien zijn er plannen om onze fietsstations te laten communiceren met bepaalde weergaveborden om de gebruikers bijvoorbeeld te laten zien waar er een station in de buurt is en hun beschikbaarheidsniveau in Villo! of qua aantal plaatsen te tonen. Op lange termijn is het niet ondenkbaar dat een zekere vorm van intelligentie kan worden ingebouwd in de fietsen om de verkeersstatus of een eenvoudiger traject weer te geven, bijvoorbeeld met minder hellingen, of zelfs om een permanente dialoog op te zetten tussen JCDecaux en de fiets om zijn status weer te geven.
Een van de kritieken die geopperd worden, is dat er te weinig fietsen beschikbaar zijn in sommige stations, vooral in het centrum van de stad. Hoe pakt u dit probleem aan vanuit it-standpunt?
JEROME BLANCHEVOYE: Eerst en vooral moet men weten dat dit probleem op dit moment slechts betrekking heeft op een tiental stations op een totaal van 180 die er in principe tegen het eind van het jaar moeten komen. Het systeem telt twee keer meer aanhechtingspunten dan fietsen. We hebben een nachtregelsysteem ingevoerd zodat het systeem elke nacht in evenwicht gebracht wordt. De technici op het terrein zijn uitgerust met een Panasonic-pc die is gekoppeld aan een applicatie die we intern hebben ontwikkeld. Ze kunnen dus zien waar de stations vol zijn en de fietsen overbrengen naar lege stations, zodat het aanbod ‘s ochtends beschikbaar is. De applicatie is ook toegankelijk op onze pc, waar we de situatie in real time kunnen bekijken.
Naast uw rol als informaticaverantwoordelijke bent u ook financieel directeur. Is dat een voordeel?
JEROME BLANCHEVOYE: Ik heb een financiële opleiding gevolgd, maar heb een echte passie voor informatica en informatiesystemen. De bouw van een informatiesysteem hangt nauw samen met aspecten als reporting, gegevensanalyse en hulp bij beslissingen; het is dus een belangrijke succesfactor om een financiële directie te leiden. We moeten echter wel opletten dat we geknoei of een te grote complexiteit vermijden en we moeten rekening houden met de duurzaamheid van de applicaties. Soms verliest men wel eens uit het oog dat we enkel relevante informatie nodig hebben, en niet alle potentieel beschikbare informatie.
Bovendien houdt de financiële directeur de kosten en het investeringsrendement goed in het oog. Dit is erg gezond bij de uitwerking van informaticaprojecten en de keuze van de toegekende middelen. Daarbij wil ik nog zeggen dat de dienst voor de technische aspecten gestuurd wordt door een it-manager, Marcel Sporck, en dat we kunnen rekenen op de steun van de groep. We zitten met Marcel op één lijn wat de visie op it betreft, en we staan vooral dicht bij de klant en proberen steeds zo snel mogelijk te reageren. Om die reden geloof ik trouwens niet in outsourcing, dat al te vaak een bron van interne demotivatie is, omdat de nabijheid met de gebruiker verdwijnt.
Marc Husquinet
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier