Als man van het terrein die al vele jaren als zelfstandige werkt, wil Bernard Thys graag enkele lessen doorgeven. De rode draad: it zoals het vandaag bedreven wordt, steunt vaak op tegenstrijdigheden die mogelijk rampzalige gevolgen kunnen hebben.
Bernard Thys heeft heimwee naar de jaren ’80. Toen was het voor een informaticus, die tegelijk programmeur en analist was, nog mogelijk en zelfs gebruikelijk om zijn verantwoordelijkheid op te nemen, toegang te hebben tot alle systemen en processen die nodig zijn om het probleem op te lossen. In zijn ogen is het beginnen mislopen rond 1995… waarna alles plots veel erger werd. “Het gevolg van de paniek voor het jaar 2000 was dat de informatica al vanaf 1998 ‘kapot ging’. Alles werd opgesplitst in silo’s. Heel wat tussenpersonen hebben zich op de markt gestort. We hebben de problemen en taken opgesplitst in vele kleine stukjes. Heeft dat meer mensen aan het werk gezet? Zeker, maar het heeft er vooral voor gezorgd dat er meer commissies gevraagd konden worden. Terwijl één iemand vaak het werk alleen zou kunnen hebben opgelost, zei men dat die persoon niet beschikbaar was en dat men het werk dus moest gaan opsplitsen. Meer mensen aan het werk krijgen is misschien wel positief, maar op voorwaarde dat de kwaliteit er niet op achteruit gaat. We hebben alle informaticaberoepen versnipperd om van de mensen kleine ademende robots te maken.”
Bernard Thys is kritisch wanneer hij het heeft over raamovereenkomsten die de relatie tussen de informaticus en de klant verstoren, en over het toenemende aantal tussenpersonen die verantwoordelijk zijn voor de aanwerving van it-personeel. Volgens hem weten veel van deze bodyshoppers, die vaak vanuit het buitenland opereren, “niet wat informatica eigenlijk is, maar dat belet hen niet om zich te positioneren als professionele wervers. Sommigen bellen me in het Engels en begrijpen niet wat ze zeggen of kunnen aan de zelfstandigen niet uitleggen dat ze de taak hebben om mensen te werven en wat er echt van hen verwacht wordt. De enige vraag gaat over het toegepaste tarief. Maar voordat ik over mijn prijs onderhandel, wil ik weten voor wat voor soort bedrijf ik ga werken, aan welk type probleem, of het bedrijf gevestigd is in een stadscentrum of dat ik mijn verplaatsingen van tientallen kilometers per dag zelf zal moeten financieren. Deze tussenpersonen kunnen geen antwoord geven op deze vragen.”
De verkeerde inschatting van offshoring
Voor Bernard Thys is het een verkeerde inschatting om het pure programmeerwerk en de analyse over te brengen naar “landen die minder goed gedijen dan wij”. “Natuurlijk moeten we elkaar helpen, maar moeten we mensen opleiden zodat ze ons werk kunnen afpakken? En denkt u dat dit altijd goedkoper is? Nee, in veel gevallen kost dit veel meer. We vergeten willens en wetens de inherente kosten erbij te tellen: vliegtickets om teams uit India te laten overkomen, huur van een aparthotel aan de Louizalaan… Met dit budget zouden we onze mensen hier kunnen betalen.”
Volgens hem betekent offshoring vaak hetzelfde als de worm in de appel brengen. “Meestal begint men programmeertaken toe te kennen aan mensen die slecht Engels spreken en niet kunnen converseren met de opdrachtgever en het op te lossen probleem niet begrijpen. Zodra ze beter Engels kennen, worden ze bevorderd tot analist en pikken ze het werk van de Westerse werknemers in.”
Terugkeer naar het nut
Het is hoog tijd om anders te gaan werken, zegt Bernard Thys met stelligheid. “Laten we daar eens over nadenken. Laten we de klanten nuttige tools geven. Laten we onze informatici juist opleiden door hen de taal van iedereen te leren. Laten we verantwoordelijkheid op ons nemen door de tijd voor een herstelling, voor de inbedrijfstelling van een project te beoordelen. En laten we vooral niet vergeten: informatica is teamwerk. Dit begrip is volledig verdwenen tegenwoordig. Veel mensen zitten in hun eentje te werken in hun hoekje, als echte robots. Ze communiceren niet langer met hun collega’s. Resultaat: de kwaliteit neemt af.”
Volgens hem loopt de communicatie met de opdrachtgever of de projectcoördinator ook mank. “Als ik vroeger een probleem tegenkwam, kon ik rechtstreeks terecht bij de verantwoordelijke of zelfs bij de algemeen directeur. Ik kon hem vragen om me aan het productiesysteem te laten werken om te bepalen welke software het systeem kapotmaakte. Werken aan het testsysteem is niet genoeg.” Vandaag de dag, zo meent hij, hebben de ‘hulpjes’ die vrijheid niet. Door een gebrek aan vertrouwen.
We moeten opnieuw de taal van de eindgebruiker leren spreken om te begrijpen wat hij nodig heeft. “Het gaat er niet om dat we hem geven wat hij vraagt, maar wel wat hij nodig heeft. Het is best mogelijk dat hij iets vraagt aan it dat zes maanden werk in beslag neemt, terwijl er iets beters op twee weken tijd gemaakt kan worden.” Deze objectiviteit, het afstand nemen ten opzichte van de gestelde vraag, is volgens hem grotendeels verdwenen omdat de financiële belangen zwaarder doorwegen. “Basisinformatici krijgen zelfs de kans niet meer om kwaliteit te maken. Uit ervaring weet ik welke methoden juist en het meest efficiënt zijn. Maar het is me ook wel eens overkomen dat ik de aanwijzingen blindelings moest volgen. Ook al vroeg ik dan waarom we zo moesten werken, terwijl er een manier was om het goedkoper, sneller, eenvoudiger en begrijpelijker te doen. Maar er wordt niet naar ons geluisterd.”
“Er wordt verkeerd gewerkt”, besluit hij. “Men zou moeten aanvaarden dat we rond de tafel moeten gaan zitten om het te vertellen. Als we de dingen zo op hun beloop laten, ben ik zeker dat we op een ramp afstevenen. Alle applicaties worden niet naar behoren getest. Ik heb geen zin om op een dag in het ziekenhuis te liggen en problemen te ondervinden omdat men iets vergeten te testen is.”
Brigitte Doucet
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier