Zelfs zonder grote actoren is it-onderzoek flink aanwezig in Wallonië. Er worden allerlei inspanningen geleverd om de samenwerking tussen actoren te benadrukken en it meer zichtbaarheid te geven, zelfs zonder dat er binnen het Marshall Plan een speciale pool aan gewijd werd.

It-onderzoek geniet een niet geringe overheidssteun in Wallonië omdat het 25% van het totale Onderzoeksbudget in beslag neemt, en daarmee op de 2de plaats staat, na de luchtvaart. In 2010 bedroeg de steun aan de ondernemingen 8 miljoen euro (zie tabel). In 2009 was dit 15,7 miljoen (met grote FEDER-projecten) en ze zou rond de 14 miljoen schommelen in 2011.

Daarbij moet nog de steun van de gewesten en de gemeenschappen gerekend worden, bestemd voor onderzoekscentra, universiteiten en hogescholen, en die afkomstig van het FNRS en van Europese programma’s (FP6 en 7, Interreg…), soms met cofinanciering van het Gewest.

Drie van de Waalse onderzoekscentra zijn (geheel of gedeeltelijk) ict-gericht: het CETIC, dat dus dienst doet als tussenpersoon naar de ondernemingen en de universiteit, Multitel en Cenaero. Ze ontvangen ongeveer 60% van hun middelen van overheidsbronnen (Gewest, Europa…). 90% van de CETIC-projecten heeft betrekking op vennootschappen (50% kmo’s, 25% grote accounts, het saldo komt uit de ‘non-profit’).

Onderzoek van bedrijven

De situaties (investeringsgraad, fondsenbronnen) variëren aanzienlijk. Van nature investeert een start-up vaak een groot deel van zijn middelen in r&d. Iris pompt er 15 tot 20% in. Andere veel minder, maar dit schommelt doorheen de tijd. Zo kent Haulogy, dat zich volop aan het ontwikkelen is, ongeveer 15% van zijn omzet toe aan onderzoek. Vanaf 2013 zou het r&d-budget rond de 5% moeten bedragen. Financieringen gebeuren vaak met eigen fondsen, maar met overheidsinterventies voor bepaalde projecten. “Een cofinanciering door het Gewest stelt reeds grote bedrijven als Iris of BSB in staat om meer, sneller, sterker en systematischer te werken. Bijvoorbeeld voor de analyse van de haalbaarheid van meerdere gelijktijdige projecten”, aldus Pierre Guisset, consultant en gewezen baas van CETIC.

Extra muros samenwerking

Voor verschillende universiteiten verloopt de samenwerking met de bedrijfswereld via het CETIC. Voorbeelden van lopende projecten in Bergen: de portage van industriële software op parallelle processors met Free Field Technologies, BioWare en Thales (financiering: Gewest) of de omwerking van algoritmes voor beeldverwerking voor interactieve applicaties of real time, met Numediart. De UCL werkt dan weer samen met 3 Waalse onderzoekscentra, en met Euro Green IT en industriële bedrijven als Alcatel of Thales.

“Maar de universiteiten”, vindt Pierre Guisset, “tonen te weinig ambitie in hun overdracht van technologie naar de ondernemingen en zien te weinig de potentiële impact op bedrijven die nood hebben aan sturing op technologisch vlak. Ze zouden ook betrokken moeten zijn bij Europese onderzoeksprojecten. Het betrokkenheidsniveau van de professors is een beetje ongelijk.” Hoe het met de verhoudingen tussen universiteiten zit? “We kennen onze respectieve specialiteiten: it-management in Namen, verwerking van geluid en beeld in Bergen, taalanalyse aan de UCL”, aldus Benoit Macq, professor aan de UCL. “Ook al zijn we voor bepaalde projectaanbestedingen concurrenten van elkaar, toch is er een goede verstandhouding tussen onze departementen”, vindt Prof. Pierre Manneback van UMons, “meerbepaald dankzij het Ecole Doctorale dat wordt beheerd door FNRS”, waarin de verantwoordelijken eensgezind zetelen. Maar hij is wel voorstander van een goede structurering.

Op het verlanglijstje…

Versnippering en spreiding (van de middelen, de actoren en de politieke wil) vermijden is een advies dat vaak terugkomt. “Gelukkig worden de structuren steviger om de synergieën inzake transversale problemen te benadrukken”, aldus Simon Alexandre, baas van het CETIC. “Maar er zijn nog te weinig budgettaire middelen om het overleg te optimaliseren, concurrerende projecten te vermijden, de projectaanbestedingen zichtbaarder te maken en ze in te passen in de toekomstige oriënteringen. En dit om sneller te gaan en geen industriële kans te missen. De timing van de ondernemingen en universiteiten moet op elkaar afgesteld worden.”

Benoit Macq (UCL): “Het accent zou meer moeten liggen op de incubatie en er zou meer voordeel gehaald moeten worden uit de internationale relaties van iedereen om de horizon niet te beperken tot lokale ontwikkeling. Zo zou het nuttig zijn om de internationale ambities van spin-offs te bevorderen, vooral dan naar de BRIC-landen.”

Andere bezorgdheid: de verdeling van de taken. Het Gewest financiert toegepast onderzoek; de Gemeenschap doet dit voor fundamenteel onderzoek, maar met minder middelen. “De grens tussen beide is soms erg vaag; ze vormen een continuüm. We zouden erbij winnen als we de beslissingen zouden fusioneren”, zegt Naji Habra van FUNDP Namen. “We roeien vaak met de riemen die we hebben in functie van de financieringen”, voegt P. Manneback daar nog aan toe. “Resultaat: er zijn meer onderzoeken op korte en middellange termijn. De logica van het Gewest bestaat erin om vooral de tewerkstelling en economie te bevorderen. Ze is dus meer gericht naar de industriële toepasbaarheid. Onze eerste taak is echter fundamenteel onderzoek. Het is niet gemakkelijk wanneer de middelen veel te krap zijn.” Er tekent zich echter een tendens af om zich te groeperen in grotere labo’s en te streven naar meer multidisciplinariteit, voegt hij er nog aan toe. “En dat is een goede zaak, ook al zijn we soms wat ontgoocheld door de middelen.” Benoit Hucq, voorzitter van de ict-cluster Infopole en baas van OSL, vindt het ook jammer dat er “een gebrek is aan een strategisch denkproces voor fundamenteel onderzoek. Waarom zouden we ons niet toespitsen op enkele domeinen waarin Wallonië uitblinkt: cryptografie, semantiek, algoritmiek, in plaats van een beetje van alles te doen. Het Marshall Plan is een goede focusoefening. Er zou ook zo’n plan voor fundamenteel onderzoek moeten komen…”

Aanhoudende frustratie

Voor velen blijft het ontbreken van een it-competentiepool in het Marshall Plan een doorn in het oog. Pierre Guisset: “Het is fout om te denken dat it zal profiteren van de andere polen omdat het transversaal is. Elke pool heeft de neiging om voorrang te geven aan projecten die aansluiten bij de kern van haar technologie. De it-projecten zijn dus niet prioritair.” Ook al zou een it-pool gerechtvaardigd zijn, toch is het volgens Simon Alexandre “internationaal gezien weinig geloofwaardig dat een Gewest van 3,5 miljoen inwoners 7 polen opeist. Momenteel is er geen budget gewijd aan it in de polen, maar het Kabinet Marcourt neemt maatregelen om hiervoor te zorgen. De volgende projectaanbesteding, eind 2011, zou een dergelijke richtlijn moeten bevatten.”

Wat ook jammer is: de traagheid van het toekenningsproces van de steun. “Gemiddeld 6 maanden is te traag voor een sector die zo snel evolueert”, vindt P. Guisset. “De ondernemingen moeten dus een sterke rug hebben om een project op te starten. Terwijl het project geëvalueerd wordt, evolueert de inhoud ervan om relevant te blijven. Dat zorgt voor extra administratieve problemen.” De onderzoekscentra vragen ook naar deze administratieve vereenvoudiging. Daarom moeten de termijnen ingekort worden en moeten ondernemingen aangemoedigd worden om meer kandidaturen in te dienen.

Brigitte Doucet

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content