Kunnen datacenters de hittegolven van de toekomst aan?
De hitte in Europa treft niet alleen mens en natuur, ook datacenters worden de laatste tijd regelmatig getest op hun wamtebestendigheid. Wie een datacenter heeft, bereidt zich daar beter op voor.
Midden juli ging het licht even uit in de datacenters van Oracle en Google in Groot-Brittannië. Een ‘cooling related failure’ maakte dat virtuele machines werden afgesloten en een aantal fysieke toestellen werden uitgeschakeld. Ook twee datacenters van de gezondheidsdienst NHS kampten met problemen. Dat het op meerdere plaatsen tegelijk foutliep was geen toeval: de Britten keken op dat moment aan tegen temperaturen van veertig graden Celsius.
Datacenters halen veel van hun koeling rechtstreeks uit de buitenlucht, waardoor extreme temperaturen een directe impact hebben op de werking van een datacenter. Al is niet elk datacenter hetzelfde. “Een speler zoals Google of Oracle werkt meer met software en kan workloads vrij eenvoudig verplaatsen naar een ander datacenter, om bij problemen machines te kunnen uitschakelen,” zegt Laurens van Reijen, managing director van LCL. Hij bouwt en beheert datacenters waar andere bedrijven ruimte kunnen huren. “Wij zitten in een markt waar we altijd een stuk klaar moeten hebben voor toekomstige klanten. Dus we gaan nooit tot het uiterste voor het vullen van een datacenter, omdat er binnen enkele maanden misschien een nieuwe klant is die je moet kunnen aansluiten.”
Maar ongeacht welk type datacenter: hoge buitentemperaturen geven extra zorgen. “Je moet die extra hitte gaan compenseren met je koelinstallatie en met ventilatoren die harder moeten draaien.” Warme buitenlucht is overigens niet het enige probleem. “In het voorjaar kan het gebeuren dat er pollen in je koelinstallatie komen en ook dan kan je koelcapaciteit afnemen.” Des te belangrijker om u voor de zomer voor te bereiden op die periode. “Voor de zomer doe je nog een grondig onderhoud van je installaties, zodat je minder snel tegen extreme omstandigheden aanschuurt.”
Van Reijen voorspelt dat datacenters in onze regio in de toekomst meer moeten gebouwd worden met hittegolven in het achterhoofd. “Als het één dag warm is dan koelt het nadien wel weer af, maar voor langdurige warmte moet je datacenter ontworpen zijn om daar mee om te kunnen. Een gebouw met een plat dak in de volle zon, zoals de meeste datacenters, is geen optimale plek. Tegelijk bouw je een datacenter niet voor een paar jaar. Als je twintig jaar geleden bouwde op basis van de temperaturen van toen, dan ga je wel aanpassingen moeten doen.”
Van ‘grijze’ waterstof tot groene diesel
Maar ook de technologie in het datacenter zelf gaat vooruit. Van Reijen is hoopvol, maar nuchter. “Je hebt vandaag immersion cooling, daarbij kan je een server in een bad (niet geleidende, nvdr.) koelvloeistof leggen en vervolgens met veel hogere temperaturen koelen. Maar dan moet die machine daar ook voor gemaakt zijn. Sommige spelers zeggen dat het kan, maar dat dan wel je garantie vervalt. Dat zou een interessante markt zijn mochten fabrikanten zo’n servers uitbrengen.”
Recent pakte Microsoft nog uit met een experiment waar het de dieselgeneratoren in haar datacenter, die bij stroompannes de energievoorziening overnemen, verving door brandstofcellen op waterstof. Dieselgeneratoren moeten zelden echt het werk overnemen, maar worden idealiter wel regelmatig getest om zeker te zijn dat ze bij een panne kunnen inspringen.
“Ook daar zit zeker toekomst in, maar het zal niet zo snel gaan. De waterstof die je vandaag kan krijgen is vooral ‘grijze’ waterstof en dat is eigenlijk even slecht als een dieselgenerator. Dan heb ik het vooral over de supply chain. Als je dat duurzamer kan aanvoeren, dan kan dat wel een waardig alternatief zijn.”
Zelf bestudeert LCL momenteel HVO100, beter bekend als biodiesel. “Dat is milieuvriendelijker en op grote schaal aanwezig in België, onder meer via Total en Maes en hun uitstoot is 90 procent schoner dan klassieke diesel.”
Het doel is om de huidige dieselgeneratoren te behouden, al dan niet met lichte aanpassingen voor biodiesel. “De levensduur van toestellen verlengen is ook duurzaamheid. Wie alles snel vervangt, creëert gewoon nieuw afval. Hetzelfde geldt voor servers of opslag: apparatuur een jaar langer gebruiken, heeft een grote impact op de CO2-uitstoot. Dat gaat ook op voor tv’s en telefoons, alleen al voor de grondstoffen die er voor nodig zijn.”
Ook binnen warmer dan tien jaar geleden
Tegelijk zijn er al evoluties begonnen de afgelopen tien jaar. “Toen we met datacenters begonnen, moest je met een dikke jas naar binnen want daar was het koud. Vandaag zou dat eerder in zwembroek zijn omdat de temperatuur rond een server hoger mag liggen,” zegt van Reijen.
Dat het vandaag warmer mag zijn, ligt vooral aan de hardware die daar beter tegen bestand is, en dat maakt dat er minder moet worden gekoeld. Maar zaligmakend is dat niet. “Bij ons is het doorgaans 24-25 graden in de koude gang en rond de 30 graden in de warme gang. Je kan nog warmer werken, maar sommige legacy hardware van klanten is daar niet op voorzien. Dat is bij een pure cloudspeler anders omdat daar de hardware sneller wordt vernieuwd.”
Dat toch net enkele zeer grote datacenterspelers onderuit gingen in het VK wil van Reijen wel nuanceren. “Dit blijft een extreem geval, en bedrijven als Google of Oracle hebben veel datacenters waardoor de kans op een incident bij zo’n speler groter is. Maar je trekt daar ook lessen uit. We hebben zelf 15 à16 jaar geleden bij een warmtepiek ook gemerkt dat niet alle installaties optimaal werken. Dat was een leermoment en die kennis passen we nu toe.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier