Manu Lorant is een man die degelijk werk verkiest boven carrièrejagen. Hij pleit zich gelukkig met een werkomgeving waar “we gangmakers waren en waar de ‘core business’ volledig geschreven werd rond een objectgeoriënteerd concept.” Dat maakt de weg vrij voor maximaal herbruikbare code, die garant staat voor kostenbesparingen, stabiele en blijvende toepassingen op lange termijn, snelle invoering van nieuwe diensten, enz. Kortom, de implementatie van ‘duurzame’ it.
Manu Lorant studeerde af aan de Facultés Notre-Dame de la Paix in Namen en was er aanvankelijk twee jaar actief als assistent vooraleer hij de stap zette naar het sociaal secretariaat Groep S. Dat blijft hij zijn hele carrière trouw. Hij debuteerde in telecom en werd na een hele resem andere functies in 2000 benoemd tot chief information officer. “Ik ben geen carrièrejager. Ik geef de voorkeur aan het leveren van degelijk werk,” benadrukt hij onmiddellijk.
Data News: Hoe stond de it-afdeling ervoor toen u tot cio benoemd werd?
Manu Lorant: De it-afdeling stond in voor de ondersteuning van het dienstenaanbod geleverd door Groep S dat vandaag erg verscheiden is. In ’84, ik was er pas vier jaar later, had het bedrijf beslist om de Bull-mainframe te laten varen en over te stappen op een client/serversysteem, een visionaire beslissing voor die tijd. Die client/servertoepassing, ontwikkeld in Basic, werd geïnstalleerd op Texas Instruments pc’s die via een X. 25-netwerk verbonden waren met Vax VMS-servers en een relationele database. In ’88 was de implementatie rond. Eind van de jaren ’90 waagde Groep S zich aan een grootscheeps renovatieproject dat bestaande toepassingen verving door nieuwe applicaties op basis van een Oracle rdbms, PowerBuilder (PB) voor het interactieve gedeelte, en Eiffel voor de batchontwikkeling. Eiffel is een OO-taal die vergelijkbaar is met Java, dat toen nog niet zo bekend was. Bovendien wordt Eiffel door sommige kenners beschouwd als de taal die het nauwst aansluit bij de OO-concepten.
DN: Die objectoriëntatie was dus een ingrijpend keerpunt?
ML: We waren pioniers, maar het is duidelijk dat er momenteel weinig bedrijven zijn die hun ‘core business’, in ons geval het sociaal secretariaat, draaien op een OO-systeem. Eind jaren ’90 en begin jaren 2000 stond de it-afdeling voor een uitdaging van formaat: een concept opleggen en ervoor zorgen dat het werkte. Wetende dat de objectaanpak totaal verschilt van de procedureaanpak, hebben wij beslist jonge maar doorgewinterde Cobol-programmeurs aan te trekken en ze te laten migreren naar OO via coaching door een soort ‘goeroe’. Dat nam zowat 3 jaar in beslag, maar de resultaten liegen er niet om: herbruikbare code, delen van code, maar ook efficiëntie en competentie van onze ontwikkelaars. Er werd hierdoor een belangrijke stap gezet: we moesten onze toepassingen niet meer herschrijven, maar ze permanent en behoorlijk onderhouden. En aangezien Eiffel en PowerBuilder ‘. Net compliant’ zijn, kan de PB-code een beroep doen op Eiffel-componenten. Nu de code herbruikbaar is, kunnen we middelen vrijmaken voor ontwikkelingen op maat. Dat is vooral van belang om zich als sociaal secretariaat te kunnen differentiëren op een markt die te kampen heeft met een steeds scherpere concurrentie. De nieuwe loonmotor ontwikkeld in Eiffel werd zo ontworpen dat de regels omtrent de berekening van bruto naar netto en de bijdragen extern kunnen worden bepaald. De it-afdeling is dus geen verplichte etappe meer om bepaalde aanpassingen door te voeren. Zo’n OO-project was waarschijnlijk niet mogelijk geweest in een structuur met een naamloze vennootschap, die meer onder druk staat van haar aandeelhouders dan een vzw zoals de onze. Het gaat hier om een investering op lange termijn.
DN: Zijn er de voorbije jaren nog meer initiatieven tot een goed einde gebracht?
ML: De grote projecten draaiden allemaal rond vakspecifieke toestanden of een consolidatie van de infrastructuur. Zo hebben we de DmfA, of multifunctionele aangifte, en Dimona geïmplementeerd. En Groep S heeft zijn actieradius uitgebreid met human resources-beheer in het algemeen. Naast deze projecten van het ‘wettelijke’ type, hebben we ook het servicepalet dat we onze klanten aanbieden via het internet uitgebreid, dit op basis van ontwikkeling die we de vorige jaren hebben uitgevoerd. Denk maar aan het interactieve gebruik van onze loonmotor voor onmiddellijke berekening van bruto naar netto of verscheidene rekensimulators voor onder meer prepensioen, vooropzeg of loopbaanonderbreking. Nog steeds op het internet hebben we recent het content management systeem RedDot geïmplementeerd om het contentbeheer van onze site aan gebruikers over te laten, zoals onze juristen of marketingspecialisten. Ten slotte maakt ook de elektronische verspreiding van documenten uit verschillende toepassingen deel uit van de recentere realisaties. Zo hebben we oplossingen voorgesteld voor het versturen van documenten naar onze klanten, de werkgevers, en recenter ook naar de werknemers zelf.
Bij de technologische projecten hield de eerste consolidatie verband met het databasesysteem: van vier rdbms’sen (Oracle, Sybase, RDB en SQL Server) in 2000 zijn we overgegaan naar 2 in 2005, met Oracle op Open VMS voor de kritieke databases en SQL Server voor de andere. Wat betreft onze ontwikkeltools concentreren we onze belangrijkste ontwikkelingen op drie talen: PB, Eiffel en Cobol, ondertussen gemigreerd naar NetExpress. Vier jaar geleden zijn we Citrix gestart. Van onze 700 gebruikers zijn er nog hooguit honderd die met een pc werken. Citrix biedt een hoop voordelen wat betreft softwareverspreiding, infrastructuurbeheer, prestaties en stabiliteit. En dankzij NFuse, dat nu Web Interface heet, stellen wij verscheidene tools ter beschikking van onze klanten met meerdere beveiligingsniveaus. Recent hebben we een vestiging voor ‘disaster recovery’ uitgebouwd waarnaar we de productie elke 3 à 4 maanden overhevelen, wat ons absolute zekerheid biedt dat alles naar behoren zal werken bij een incident. Onze databases worden volledig gerepliceerd in 2 vestigingen, en de verwerkingsservers zijn gespreid over 2 locaties, die onderling verbonden zijn met ‘dark fiber’. En met iCap van HP kunnen we voor een betaalbare prijs capaciteit op aanvraag toevoegen aan onze Itanium-servers met mogelijke activering op dagbasis. Onze DR-oplossing verleent ook de internettoegang vereist voor onze online toepassingen. Daarvoor doen we een beroep op twee providers: Skynet et Easynet.
DN: Staan er andere grote projecten op stapel?
ML: Het SEPA-project, intelligente documenten, ASR of aangifte van sociaal risico, HR-ontwikkelingen in onze eigen toepassingen en in samenwerking met Afas dat werkt met Profit-HRM, een erp-oplossing uit het middengamma, en projecten voor de ontwikkeling van tools ten dienste van onze klanten. De webdiensten die momenteel voor intern gebruik zijn, zullen ook extern worden aangeboden. Meer nog, alle toepassingen die we momenteel intern gebruiken, zullen morgen ter beschikking worden gesteld van bedrijven via de. Net-architectuur. We zijn trouwens ook bezig met de interne implementatie van Oracle Business Suite. En dan is er ook de verhuis van Groep S die gepland is in juni 2008. Het nieuwe datacenter zal nog maar half zo groot zijn, onder meer dankzij minder imposante servers en de consolidatie ervan. Met virtualisatie zouden we het aantal servers, momenteel een vijftigtal, de eerstvolgende twee jaar moeten kunnen beperken. Ons OpenVMS san en ons Windows san moeten samensmelten. We zweren bij OpenVMS wegens de stabiliteit van de Open VMS clusters en de garanties die HP ons biedt. Wij maken ook gebruik van deze verhuis om onze telefonie te migreren naar voip.
DN: Doet u een beroep op ‘outsourcing’?
ML: De outsourcing van ons kantorennetwerk hebben we toevertrouwd aan Belgacom en we zijn daar heel tevreden over. Voor het afdrukken doen we een beroep op Speos dat onze capaciteitspieken opvangt met 4 Xerox-printers van 180 ppm. Als we externe middelen inzetten, bij voorbeeld in het kader van ons GED-project voor elektronische archivering van onze Sociale Verzekeringskas, doen we dit met het oog op kennis- en competentieoverdracht. Want we willen dat ons personeel te allen tijde de controle houdt over de tools en infrastructuur die we gebruiken. Wanneer we een activiteit outsourcen, zoals het afdrukken of het beheer van ons netwerk, dan zorgen we ervoor dat ons personeel perfect op de hoogte is van de manier waarop de outsourcer werkt en van de gebruikte technologieën.
DN: Hoe belangrijk is informatietechnologie voor de Groep S?
ML: Groep S evolueert in een sector waarin de wetgeving constant wijzigt en dus moeten wij ook onze toepassingen voortdurend kunnen aanpassen. Onder meer dankzij het gebruik van OO zijn wij erin geslaagd te bewijzen dat it niet meer alleen een costcenter is, maar ook een profitcenter en een commercieel speerpunt. Via het gebruik van OO kunnen wij sneller nieuwe diensten aanbieden en grote coherentie tussen onze tools garanderen.
DN: Gelooft u in groene it?
ML: Ik heb het liever over duurzame informatica dan over groene it. Al onze documenten bestaan in XML-formaat, zodat het ‘output’-systeem zich nooit moet bezighouden met lay-out. Daar zorgt het softwarepakket Papyrus voor. Dezelfde ‘outputs’ worden gebruikt voor de verspreiding op papier en de elektronische distributie. De implementatie van Citrix en de veralgemening van ‘thin clients’ heeft er niet alleen voor gezorgd dat de werkbelasting verbonden met het beheer van het it-park geringer werd, maar heeft ook ons elektriciteitsverbruik en het geluidsniveau in onze kantoren aanzienlijk beperkt. Ten slotte bieden wij onze informatici de kans om twee dagen per week aan telewerk te doen. Een duurzaam gebaar ten voordele van de stabiliteit in onze teams. Zo dragen wij ook ons steentje bij tot de vermindering van de dagelijkse stroom pendelaars naar Brussel.
Marc Husquinet
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier