Pieterjan Van Leemputten

Aan de universiteit van Berkeley denkt de Belg Jan Rabaey na over de kruising tussen technologie en biologie. Op de conferentie van iMinds leidt het gesprek ons al snel naar scènes die de meeste science-fiction films overtreffen.

Er zit wat sleet op het Nederlands van Rabaey, zo lang woont en werkt hij al in de VS. Vandaag is hij scientific co-director van het Berkeley Wireless Research Center en medeoprichter van het Berkeley Ubiquitous SwarmLab. De link tussen technologie en biologie is snel gemaakt als we hem de clichévraag stellen of we binnenkort een usb-poort in onze vingers hebben. “We kunnen veel breder gaan. Door recente evoluties kunnen we een interface maken die van elektronisch naar biologisch gaat. Daarmee kan je biologische cellen heel precies meten, op een schaal van honderd micron. Vervolgens kan je met een processor die cel ook stimuleren om dingen te laten doen.” Dat opent een wereld van mogelijkheden.” Alles wat je zo kan meten, valt in een toepassing te gieten,” legt hij uit. Iets wat nog maar zeer recent kan net omwille van de kleine schaal. “Dat heeft een impact op hoe je omgaat met ziektes, maar we leren ook veel over onze neurale code, wat vandaag nog steeds een groot mysterie is.”

“Een andere mogelijkheid zijn computers in een biologische ruimte. We kunnen robots zo klein bouwen dat ze door je aderen gaan. Dat blijft ontzettend moeilijk, vooral omdat die robot een energiebron nodig heeft die in een ader past. We vragen ons nu af of je ook geen cel kan uitrusten met een machine, want een cel is in weze een kleine motor. Op dat moment ben je bezig met symbiose.”

Maar het kan ook omgekeerd: technologie verbeteren met wat we leren van het lichaam: “Het brein is een geweldige machine. Het verbruikt zo’n 20 Watt op een totaal van honderd Watt voor je hele lichaam. Het is ook een zelflerende machine. Terwijl je met een computer na een systeemcrash opnieuw moet beginnen, wordt bij een beroerte een deel van je brein vernietigd, maar veel mensen herstellen van zo’n incident naarmate die functies zich verplaatsen naar andere delen van je hersenen. Beeld je in dat we zulke concepten kunnen overbrengen naar machines. Dan krijg je heel robuuste modellen.”

ENERGIE

Als we hem vragen wat al die evoluties voor de gezondheidszorg betekenen dan is Rabaey voorzichtig met spectaculaire beloftes. “We onderzoeken nu snippers van technologie die op een dag zullen samenkomen. Hoe dat exact zal gebeuren weten we niet, maar we gaan ons lichaam beter kunnen beheersen. Het hart aanpassen, je aders beheren om opstoppingen te detecteren. We zijn daar nog lang niet, maar die zaken komen er wel aan. Een aantal detectiemechanismen bestaan vandaag zelfs al. De grootste uitdaging voor de toekomst van computing is volgens Rabaey energie. “Voor alles heb je het nodig en het blijft een uitdaging. We lopen vandaag tegen de limieten aan over hoe je toestellen genoeg stroom geeft voor hun functies. Batterijen worden beter, maar dat gaat langzaam. Dus focussen we vaak op een vermindering van het energieverbruik. Voor Internet of Things wordt dat trouwens nog erger. Als je ‘thing’ maar een kubieke centimeter groot is, hoeveel stroom kan je daar dan nog in bewaren?”

Rabaey ziet al dertig jaar hoe technologie evolueert en waar het naartoe gaat. Al gelooft hij dat de mens zelf best kan inschatten hoe de toekomst op korte termijn loopt. “Midden jaren tachtig wist iemand van Ericsson me te vertellen dat gsm’s op een dag digitaal zouden zijn en in je broekzak zouden passen. Zelfs het concept van een smartphone begrepen sommigen al toen analoge telefonie amper ingeburgerd was. In het algemeen is technologie niet iets wat in één nacht omslaat. Bepaalde innovaties zullen andere zaken versnellen, maar een nieuw toestel of een nieuwe methode komt niet zomaar uit de lucht vallen. Maar hoe we met die technologie omgaan kan wel snel omslaan.”

Pieterjan Van Leemputten

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content