De Vlaamse standaard voor uitwisseling van data tussen lokale overheidsdiensten wekt ook in Europa heel wat belangstelling.
Oslo is dus niet alleen de hoofdstad van Noorwegen, maar staat tevens voor ‘Open Standaarden voor Lokale Overheden’, een initiatief van V-ICT-OR (de Vlaamse ICT Organisatie) en de Stuurgroep e-government.
Het doel is simpel: beschikbare data op gestandaardiseerde en machinaal leesbare wijze onderling uitwisselen tussen toepassingen en databronnen binnen lokale overheden. Op die wijze creëer je meer efficiëntie tussen de verschillende diensten van lokale overheden, zoals de gemeentediensten, OCMW etc, maar ook met de andere overheidsniveaus, evenals met de burgers en het bedrijfswezen. Dat contrasteert met de huidige realiteit, “met bij lokale besturen vaak 100 of meer toepassingen van verschillende leveranciers, met aparte data input, en vaak de noodzaak data over te typen!” aldus Raf Buyle, programmabeheerder bij V-ICT-OR.
INTERNATIONALE STANDAARDEN
De aanpak van Oslo is behoorlijk ingenieus. Om niet het wiel opnieuw uit te vinden, werd gestart van internationaal bestaande definities van kerndata, zoals deze betreffende personen, bedrijven, adressen en dergelijke. Er werd gewerkt op basis van het internationaal ‘kernvocabularium'(*), zoals gepubliceerd door het W3C en ontwikkeld in het kader van het ISA-programma (het Europees ‘Interoperability Solutions for European Public Administrations programma), en waarop door Oslo de nodige extensies werden gebouwd (met behoud van ‘vertaalmogelijkheden’). Hierbij werd ook de hulp van academische wereld ingeroepen.
Op die wijze weet men precies wat met bepaalde termen en data wordt bedoeld, zodat geen verwarring kan ontstaan bij ‘vertaling’ of overdracht van die data tussen toepassingen. Uit onderzoek blijkt dat de problematiek vaak heel generisch is, wat een internationaal gebruik bevordert. “De exacte context waarin de betrokken data wordt gebruikt kan anders zijn, maar de onderliggende problematiek is vaak dezelfde.”
Door te werken op basis van internationale standaardbegrippen, wekt Oslo ook Europese belangstelling, in casu van de Europese Commissie, die “een en ander in de lidstaten wil testen. Daarbij kan worden gedacht aan projecten rond ‘smart cities’.” Een internationale standaard biedt voorts ook meer stabiliteit. “We hadden in ieder geval niet verwacht zoveel invloed te hebben op de Europese standaard”, klinkt het gerechtvaardigd toch wat fier. Oslo-vertegenwoordigers zijn dan ook stevig actief in Europese werkgroepen.
De hele ontwikkeling hangt ook nauw samen met ‘open data’ – de toegankelijkheid tot data die door de overheid werd verzameld. Door een ‘open data’ aanpak kunnen later nog nieuwe, en voordien niet voorziene koppelingen tussen data worden ontwikkeld. En dat in tegenstelling tot bijvoorbeeld een klassieke kruispuntbank-aanpak, waar meer vooraf alle mogelijke koppelingen zijn bedacht. Dankzij Oslo worden lokale overheden tevens verlost van de kosten en complexiteit die ‘maatwerk’-koppelingen tussen de vele oplossingen meebrengen.
Naast de primaire doelstelling van interoperabiliteit wordt ook volop aandacht besteed aan privacy en het voorkomen van misbruik van gevoelige en persoonsgebonden data. Zo biedt de Oslo standaard de mogelijkheid om te bepalen welke data gevoelig zijn, en dus enkel binnen de overheidsdiensten mogen worden verdeeld.
En last but not least wordt op termijn het personeel van de lokale overheden zo verlost van sleurwerk, zodat het kan worden ingezet voor beleids- en klantgericht werk.
SAMENWERKING OVERHEID/INDUSTRIE
Cruciaal in Oslo is de samenwerking tussen de overheid en de industrie-partners, met zowel technologie- als oplossingenleveranciers verzameld in een consortium: BCT, Belgacom, Cipal, Corve, Digipolis Gent, Digipolis Antwerpen, Fusebox, Infront, Kortrijk, Remmicon en Schaubroeck. Zonder hen zou Oslo niet mogelijk zijn, onderstreept Buyle, “de industrie beseft de noodzaak van een en ander wel, en zij zijn het die de machinale doorstroming mogelijk moeten maken.” Belangrijk is dat “alle referentieleveranciers zijn nu aan boord zijn.”
Ondertussen zit er wel stevig wat vaart in het project. Gestart in 2012 (met een inventarisatie van problemen), werd in mei 2013 versie 1.0 voorgesteld, met dit jaar versie 1.1 van de definities. Als Oslo 2.0 worden ook al de bouwstenen geboden om Oslo in de praktijk om te zetten, wat in de huidige fase ook gebeurt.
Er wordt gewerkt in het kader van een rist pilootprojecten in verschillende categorieën, respectievelijk categorie 1 (betreft een koppeling via Oslo), 2 (gericht op nieuwe aanpakken van dienstverlening) en 3 (met het oog op de link naar open data). Wat dat laatste betreft, wordt er gewerkt aan een koppeling met de Verrijkte KruispuntBank Ondernemingen VKBO) en het Centraal Referentie Adressenbestand (CRAB).
In Oslo werd al heel wat tijd en middelen gestopt, en het zou mooi zijn als die inspanningen nu ook op een meer gestructureerde wijze zouden worden ondersteund en gestuurd door een centrale organisatie, weerklinkt de verzuchting. Zo moet worden voorkomen dat er goedbedoelde initiatieven worden genomen, die uiteindelijk naast of haaks op elkaar zouden staan. Beter is het alles op elkaar af te stemmen, met zeer zeker ook meer aandacht voor standaardisering,” aldus Raf Buyle, en natuurlijk “die op Oslo!”
(*) Een ‘kernvocabularium’ (core vocabulary) is een vereenvoudigd, herbruikbaar en uitbreidbaar datamodel dat de fundamentele kenmerken van een entiteit vat op een context-neutrale wijze.
Guy Kindermans
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier