Guy Kindermans Guy Kindermans is freelance journalist bij Data News.

Met ULB-professor Paul Van Binst ging onlangs een merkwaardige it-veteraan met pensioen. Hij bestelde ooit een mainframe om elementaire deeltjes in bellenkamers te traceren en hielp een tijd later multi-gigabit researchnetwerken opzetten. Niet slecht voor iemand die tussendoor ook nog een pionierende cursus ict opzette en zelf doctoreerde in elementaire deeltjesfysica.

De carrière van Paul Van Binst ging van start in dat intussen mytische verleden van de late jaren zestig toen informatica nog volop zichzelf aan het uitvinden was. Een game-computer was in zijn jonge jaren nog pure science fiction, maar de belangstelling voor wetenschap en technologie was er al: ‘Ik heb nog mijn Paris Match-collectie van ruimtevaartartikels van toen” en “ik herinner me nog de eerste spoetnik in het Sovjet paviljoen in 1958”. Pas in de latere jaren van het middelbaar onderwijs kreeg natuurkunde als interessegebied de bovenhand. “Hoewel ik niet echt wist wat dat inhield,” lacht hij en het hoge wiskundegehalte van de universitaire opleiding fysica was dan ook een stevige kluif.

In 1967 rondt hij met onderscheiding zijn studies aan de ULB af, en maakt hij ook zijn voorkeur voor elementaire deeltjesfysica – de studie van de allerkleinste bouwstenen van de natuur – duidelijk. “Dat aspect in mijn carrière is wellicht wat minder gekend. Ik ben altijd als een ‘doener’ gezien, maar filosofie, denken, sociologie, de wereld bestuderen, dat was mijn diepere belangstelling en zette me er toe aan op mijn twintigste voor elementaire deeltjesfysica te kiezen.”

Koop een mainframe

Veel computers had Van Binst tijdens zijn studie niet gezien, op “wat ponskaarten en programma’s in Fortran na,” en dan nog in de handen van derden. Zelf zwoegde hij nog met een klassieke rekenmachine (“de vier hoofdbewerkingen en vierkantswortelfunctie!”) voor zijn thesis, maar de informatica lonkte al. “Een echte opleiding informatica was er nog niet, maar ik volgde wel lessen en las boeken om me de wereld van computers eigen te maken.” Zijn doctoraatswerk brengt hem naar het CERN, het Europese onderzoekscentrum voor elementaire fysica. Daar laten deeltjesversnellers atomen bij de vleet uiteenspatten en worden hun samenstellende deeltjes bestudeerd aan de hand van de sporen die hun banen doorheen de detectorsystemen tekenen. Omdat het aantal en de complexiteit van die baansporen explosief toenam, drong de nood aan informatisering van het waarnemings- en analyseinstrumentarium zich op. Dat werd het onderwerp van Van Binst’s doctoraatsthesis en “die beslissing veranderde mijn leven.” Want wat een fysica-doctoraat heette te zijn, was in wezen een ict-project om aan natuurkunde te doen.

De omstandigheden zaten toen – begin jaren zeventig – ook enorm mee. De ULB creëerde immers samen met de net opgestarte VUB een Interuniversitair Instituut voor Hoge Energie (IIHE), waar “een ploeg van jonge gasten” zowel ervaring (uit de ULB) als een aanzienlijke hoeveelheid eenmalige middelen samenbrachten. En Van Binst mocht de hele computerklus klaren. “Ik was 26 en kreeg 45 miljoen Belgische frank om een eerste computer te kopen,” klinkt het doodleuk. “Ik was gewoon met mijn gat in de boter gevallen. Mijn baas had geen flauw benul van wat er moest gebeuren en gaf me alleen als raad ‘maak er geen zottekesspel van!” Dat deed Van Binst heel zeker niet want na een marktonderzoek (bij onder meer IBM, Univac, CII, Xerox en Control Data) werd gekozen voor een systeem van Digital Equipment. Eerst zou dat een PDP-8 (voor 1 miljoen frank) worden maar de gezamenlijke middelen maakten een PDP-15 mogelijk. Uiteindelijk zou het een “DECsystem-10 mainframe worden, de eerste in de Benelux. Toen we dat aan DEC lieten weten, kwam hiervoor iemand uit de VS over!” Omdat de dollar in 1971 ook nog eens een kwart aan waarde inboette, kon Van Binst op de aankoopsom nog bijna 10 miljoen frank besparen en die aan elektronische meetapparatuur besteden (“in wezen een scanner van 10 miljoen voor het verwerken van de foto’s van de banensporen.”). Hiermee was het informatica-hek echt van de dam voor Van Binst, die het bijhorende TOPS-10 besturingssysteem lijn per lijn in machinecode kende. Ook het lezen van ‘dumps’ behoorde tot zijn vaardigheden, zoals dat bij heel wat it-pioniers van toen het geval was.

Een eigen dienst

Die pioniers begrepen snel dat ze al hun systemen onderling moesten zien te koppelen, waarbij “iedereen tegelijkertijd bezig was zijn eigen protocol te schrijven.” Uiteindelijk draaide het uit op een tweestrijd tussen Europa, zijn RTT’s, X.25, OSI en andere standaarden enerzijds en de VS, IP etc anderzijds. “Het was één grote oorlog maar er werden appelen met peren vergeleken. […] Het was de strijd tussen dynamisme van de VS en het immobilisme van Europa, tussen een groot land zonder grenzen en één continent met 25 landen.” OSI was een model voor standaardisering, nodig voor een continent als Europa met een veelheid aan landen en organisaties die gewoonlijk hun eigen markt met hand en tand verdedigden, maar de Amerikanen hadden het voordeel één groot marktgebied te zijn. (1) “Het is ook pas in de jaren negentig, toen Europa eindelijk over de grenzen keek, (toen Europa zelf al een soort eengemaakte markt had) dat gsm als een overwinning uit de bus kwam!” Dat laatste was ook pas mogelijk nadat een organisatie als ETSI een eerste forum bood waar de toenmalige PPT’s (nu de telco’s) en bedrijven open met elkaar konden praten.” Van Binst is de Europese eenmakingsgedachte altijd goed gezind geweest: “Ik weet hoe hoog de grenzen waren en wat de gevolgen hiervan zijn voor het welzijn en de welvaart. Het vrije verkeer van goederen en diensten is de grootste verwezenlijking van Europa!”

De expertise die Paul Van Binst inzake data- en telecom opbouwt, wordt ook gehonoreerd in de eigen organisatie. Zo wordt hij hoofd van een onderzoeksgroep rond snelle datacommunicatie – Helios-B – en startte hij een ‘Diplôme d’Étude Superieur’-opleiding (DES, derde cyclus onderwijs) rond ‘telematica en organisatie’ (Telorga, tot 2004), “een primeur in België!” Het bezorgde hem een vaste aanstelling en een professoraat. Helios-B (als Belgische tak van een internationaal project) maakte gebruik van geostationaire satellieten voor snelle dataverbindingen en illustreerde daarmee het kunnen van zijn team. “Dat was sneller en goedkoper dan toen met commerciële grondlijnen mogelijk was.” Halfweg de jaren ’90 bleek zo een Europese 2Mbit backbone mogelijk te zijn. Eerder, in 1987 toen 64Kbit nog gelijk stond met hoge snelheid, was men er al in geslaagd een 256Kbit internationale verbinding vanuit België tot stand te brengen.

De onderzoeksgroep mondde dan ook uit in een eigen dienst, in casu de Service Télématique et Communications (STC) aan de faculteit wetenschappen van de ULB. Met zijn medewerkers verleende hij zowel aan de overheid als aan privébedrijven (binnen en buiten de ict-sector) adviezen en diensten zowel nationaal als internationaal.

Europese netwerken

Zo stond Van Binst ook mee aan de wieg en de uitbouw van de grote Europese researchnetwerken. Hij verdiende zijn sporen in de European Physical Society (in de computing group, natuurlijk), was erg actief in Decus, de DEC gebruikersvereniging, en werkte van bij de aanvang mee aan RARE – het onderzoeksnetwerk dat later met (concurrent) EARN tot het huidige Terena versmolt. “RARE beantwoordde aan een nood en vormde zowel een drukkingsgroep tegen de PTT’s als een tegengewicht voor het door IBM geïnspireerde EARN,” klinkt het, waarbij RARE “wel voor open protocols stond.” Van Binst zetelde dan ook jaren in het bestuur van RARE. De huidige 10 Gbit-onderzoeksnetwerken zijn dan ook schatplichtig aan Van Binst en de zijnen.

Voor Paul Van Binst is de volgende stap de doorbraak van ‘grid computing’ – nog een fenomeen dat zijn oorsprong op de wetenschappelijke wereld kan terugvoeren. “Het is technisch niet makkelijk,” geeft Van Binst toe, “maar nieuw is de idee niet – herinner u de servicebureaus van een paar decennia geleden. Vandaag moet het een open systeem van gedistribueerde verwerking worden, waarbij nog extra aandacht aan de interoperabiliteit moet worden besteed. Het is momenteel dan ook nog wetenschap, geen business.” ‘Cloud’ zal veeleer de commerciële vorm van grid zijn, meent hij.

Ook de impact van al die netwerkcapaciteit en bandbreedte trok altijd de aandacht van Van Binst. Zo was hij ooit co-auteur van een studie over breedband en maatschappelijke impact door de Rand Corporation. “Ik heb meer dan 40 jaar lang een rijkgevulde carrière gehad,” stelt hij en daar plaatst hij nu sereen maar definitief een punt achter. “Vanaf nu primeren weer kunst, cultuur en filosofie.” Waarmee de cirkel gesloten wordt.

(1) Een interessante kijk op de opkomst van het internet en de grote Europese researchnetwerken: “D’où vient l’Internet et comment est-il arrivé en Europe?”, Paul van Binst, 1997,

Guy Kindermans

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content