Geen rfid-implementatie kan ooit succesvol zijn als niet het hele plaatje onder de loep wordt genomen, van interne processen tot de volledige logistieke keten. Dat vindt Luc Pleysier, expert bij het Vlaams Instituut voor de Logistiek (VIL).
Op de alom bekende ‘hype cycle’ van Gartner is rfid de eerste piek – de overdrijvingsfase – voorbij, zo analyseert Luc Pleysier, expert bij het Vlaams Instituut voor de Logistiek (VIL). Het VIL is een competentiepool, gesteund door de Vlaamse overheid. Het houdt zich bezig met kennisopbouw en -transfer in de logistieke sector rond organisatie, intelligentie en beveiliging van de supply chain. “Ook de desillusiefase ligt nu achter ons”, gaat Pleysier verder. “We zitten in de stijgende lijn die daarop volgt. Dat is een meer betrouwbaar gebied om iets op te bouwen voor de toekomst.”
Pleysier vindt dat vooral de invoering van de Gen 2-standaard voor rfid, in 2006, erg belangrijk is geweest. “Terugkijkend naar Gen 1, blijkt dat die niet voldoende was om logistieke processen te optimaliseren. Je kon zeggen dat de technologie werkte, maar als je pakweg de stroom moet stopzetten om bepaalde captaties te doen, verlies je de eigenlijke doelstellingen van de technologie uit het oog. Dankzij Gen 2 zien we proefprojecten en zelfs implementaties met een bepaalde ‘body’. Zo komen we toch in een fase waarin de technologie meer maturiteit heeft.”
Drijfveren en struikelblokken
De stimulansen voor het gebruik van rfid in logistieke processen zijn legio. Zo is er het argument van de kosten- en voorraadcontrole en het beperken van diefstal en verlies in de keten. “De crisis kan een ‘enabler’ zijn om voor deze technologie meer openheid te creëren”, aldus Pleysier. Ook zijn er bepaalde wetgevende initiatieven die rfid een boost kunnen geven. Zo heeft de Europese Commissie het concept van Authorized Economic Operator (AEO) in leven geroepen. “Als verschillende partijen in de keten zo erkend zijn, kan je een soort ‘green lane’ creëren, die het mogelijk maakt op een soepele manier goederen te importeren en te exporteren. Technologie kan hier weer een middel zijn om bepaalde processen sneller, veiliger, efficiënter te laten verlopen.” Daarnaast helpen ook de open standaarden een handje. “Bedrijven zijn zeker dat ze de investering kunnen doen, zonder dat ze na een paar jaar moeten concluderen dat de technologie verouderd is.” Daartegenover staan een aantal belangrijke struikelblokken. Pleysier noemt onder meer de leesbaarheid en de omgevingskarakteristieken die daarop van invloed zijn (verderop meer hierover), hoewel dat euvel almaar meer wordt geneutraliseerd door de vooruitgang van de technologie. En de prijs van de rfid-tags natuurlijk. “Al komen we op een niveau dat er meer business cases realiseerbaar zijn. Met tags tussen 10 en 15 eurocent op grote volumes kan het realistisch zijn.”
En dan is er natuurlijk de prangende vraag ‘wie start eerst?’. “De meeste voordelen van rfid zijn haalbaar als je de technologie doorheen de hele keten trekt. Maar wie begint? Wie heeft welke baten, wie welke kosten? Dat is een totaal andere discussie, minder technologisch. Daar is dan vaak nood aan een neutrale partij – het VIL bijvoorbeeld – om te zeggen waar die kosten en baten liggen en hoe ze die best verdelen.” Voorts is er de eeuwige privacydiscussie rond rfid: “Als alle goederen getagd zijn, hoe gaan we daar dan mee om?” Ook vindt Pleysier dat er bij bedrijven in het algemeen gewoon een schrijnend tekort is aan expertise rond rfid. “Bedrijven doen tests en concluderen dat het niet goed werkt. Maar vaak gaat het om een gebrek aan competentie om tot een bepaald niveau te geraken.”
Leesbaarheid
Een belangrijke component voor de goede werking van rfid is, zoals vermeld, simpelweg de leesbaarheid van de tags. Pleysier is ervan overtuigd dat op dat vlak al erg veel vooruitgang is geboekt. “Vroeger waren er veel tags die je niet rechtstreeks in metaal- of vloeistofomgeving kon gebruiken. Daarrond zijn recent heel wat ontwikkelingen gedaan. Onder meer tags met ‘plasmonische technologie’: die hebben een bepaalde tussenlaag waarmee de achtergrond wordt uitgefilterd. Daarnaast zijn er ook tags ontwikkeld die zowel in the near field (NF) als in the far field (FF) kunnen werken: FF blijft gevoelig voor vloeistoffen maar kan je van op lange afstand lezen, NF kan je gebruiken in water, maar zal wel op korte afstand leesbaar zijn. In sommige toepassingen kan dat perfect gecombineerd worden.” Ook verbeteren de prestaties voortdurend door nieuwe designs van chips en betere software. Toch vindt Pleysier dat de grootste vooruitgang in de leesbaarheid een samenspel is van verschillende factoren. “Als die teveel aan hun lot wordt overlaten, komt men vaak maar tot een bepaald niveau. Dan zet men: ‘Met dat niveau kunnen we niet werken’ en dan wordt het project in de koelkast gezet. Maar als je dat echt op een gefaseerde manier gaat aanpakken, kom je vaak tot een veel hogere performantie.”
Processen
Tijd om Pleysier de case van Euro Pool System voor te leggen, waar de juistheid van de lezing onvoldoende blijft om rfid in de praktijk te gebruiken. “Als je 100 procent wil betrouwen op de lezing, dan klopt het dat er af en toe een fout gebeurt. Dan kan je in je tests nog tot 100 procent komen, in bepaalde bedrijfsomstandigheden zal je dat niet halen. Dan moet je je afvragen: is dat acceptabel in mijn bedrijfsvoering? En hoe ga je dat procesmatig ondervangen? Dat hangt af van de intelligentie van je systeem. Als je bijvoorbeeld weet dat het volle paletten zijn met een bepaald aantal eenheden, kan je softwarematig opvangen dat het systeem dat aantal moet lezen. Weet je dat niet, dan kan je dat misschien op andere manieren doen: via een elektronisch bericht van een partner met juiste aantallen, of via gewichtscontrole, … Het is dan een samenwerking van informatiesystemen met andere fysieke parameters die, geconsolideerd, tot een bepaalde betrouwbaarheid moeten leiden. Of tot uitzonderingen: ‘Als we die 100 procent niet hebben, moet er een interventie gebeuren’. Die interventies moeten tot een minimum beperkt blijven. Maar ervan uitgaan dat dat nooit het geval zal zijn… De wereld is niet perfect, ook dit systeem niet.” Echt belangrijk is dus de vraag hoe je je processen inricht. “Als je je processen niet herinricht, hang je enkel vast aan de rfid-technologie. Bovendien heb je dan geen referentie: als je toch een kratje mist, hoe ga je dat dan ontdekken? Dat is een kwestie van de nodige intelligentie in te bouwen in het geheel.” Maar creëert dat geen extra kosten? “Je zal sowieso extra functionaliteiten moeten creëren. Niet alleen rfid dus, en dat zorgt natuurlijk voor extra kosten. Je moet dan de vraag stellen of die kosten voldoende baten opleveren. Dat gaat natuurlijk je roi mee bepalen. Maar als je een robuuste oplossing wilt, moet je dat gewoon meerekenen.”
“Rfid is maar een middel. Als je niet alles organisatorisch-technisch goed hebt afgelijnd, je processen niet hebt geïntegreerd, je functionaliteiten niet op verschillende niveaus hebt verduidelijkt, dan heeft rfid geen zin. Dat kan zowel binnen de eigen organisatie zijn als in je keten. Kijk naar Euro Pool System: zij zijn heel afhankelijk van de partijen waaraan zij leveren. Als er op die andere niveaus niets wordt gerealiseerd, dan kan je zeggen dat rfid soms geen zin heeft.”
Toekomst
De technologische evolutie van rfid draait nog steeds op volle toeren, een evolutie die samenhangt met de o zo belangrijke prijsdaling. Passieve tags kunnen vandaag 10 eurocent kosten, maar de verdere daling van die prijs wordt gehinderd door het gebruik van het materiaal, silicium. “Imec werkt nu bijvoorbeeld aan plastic rfid-chips. Ze hebben al de prototypes, maar ze zitten nog op de HF-frequentie. Je kan de kwaliteit nog niet vergelijken met een siliciumchip: het is nog beperkt in geheugen, je kan er nog geen meerdere tags gelijktijdig mee lezen. Dus er zijn nog heel wat hordes te nemen voor je op een niveau zit dat vergelijkbaar is met een siliciumchip. De verwachting is dat het nog 5 à 10 jaar zal duren vooraleer de eerste commerciële plastic tags op de markt komen.” En ook in actieve en semi-passieve tags zijn er voortdurend ontwikkelingen. “Wij werken mee aan een strategisch basisonderzoek van KULeuven, waar wordt gekeken naar rfid-tags die hun energie onttrekken aan hun omgeving. Zodat je ook sensoren kan aansturen of locatiebepaling kan doen en dat eventueel zonder batterij. Bij actieve technologie zit je immers geplaagd met die batterij: onderhoud, beperkte levensduur.” Zulke nieuwe technologische ontwikkelingen en de dalende tagkosten zullen volgens Pleysier de deur openen naar nieuwe toepassingsmogelijkheden voor rfid. Hij orakelt over een toekomstig tracking & tracingsysteem in de versheidsketen van bederfbare voedingswaren. “Er is onderzoek gedaan naar welke algoritmes de versheid van voedingswaren bepalen. Aan de hand van karakteristieken, vooral vocht en temperatuur, kan je een kwaliteitsmodel voor verse voedingswaren moduleren. Als je die karakteristieken continu kan monitoren, kan je met dat model bepalen wat de kwaliteit en de versheid van het product op dat moment is. De technologie kan dan een rfid-tag zijn, gekoppeld aan een temperatuur- en vochtigheidsensor. Het kwaliteitsalgoritme wordt gevoed door de gegevens uit de rfid-tag. Met de resultaten daaruit kan je logistiek vervolgens een aantal intelligente beslissingen nemen: welke producten zijn het snelst ‘rijp’ en moeten dus het snelst verkocht worden? Kunnen we die producten nog over een lange afstand vervoeren? Het zou kunnen leiden tot een evolutie van ‘first in, first out’ naar ‘first expired, first out’. Met alle bijkomende voordelen voor afvalreductie en verbetering van de voedselveiligheid van dien…”
Stefan Grommen
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier