Een debat dat in managementliteratuur al decennia woedt, is of we beter alles onder één noemer stoppen, dan wel best de bedrijfsvoering uitsplitsen. In vakjargon spreken we dan over ‘consolidatie’ (samenvoegen) of ‘verzelfstandiging’ (opsplitsen).
Het is een belangrijk gegeven als we klassementen maken van de grootste, minder van de beste. Het debat is in elk geval open en zal dat nog wel een hele tijd blijven. Het is een beetje als eb en vloed. Maar wel met de wetenschap dat het geen ‘conjunctuurneutraal’ gegeven is. Dit wil zeggen dat er vooral over consolidatie wordt gesproken in tijden van crisis, als we dus economisch in het dal zitten. Dan wil het topmanagement de touwtjes wat strakker in handen houden om vaak te saneren en te herstructureren. Als het economisch beter gaat, dan steekt het debat de kop op over het verzelfstandigen van dochtermaatschappijen. Want alles centraal houden, zorgt voor een logge structuur, gebrek aan dynamiek, tempert de innovatie, fnuikt nieuwe initiatieven en dreigt de maatschappij minder snel te laten groeien dan de markt en belangrijke en dus cruciale concurrenten. Verzelfstandigen zorgt dan voor organisaties die dichter bij de markt staan, meer flexibiliteit laat toe om sneller nieuwe producten in de markt te zetten. Kortom, het groeiritme te versnellen. Nadeel is natuurlijk dat een stuk controle wordt ingeleverd en dan volgt er een ‘accident’. De slinger kan dan weer naar de andere kant: die van strakke, hiërarchische controle vanuit de hoofdzetel.
Al moeten we in het hele verhaal rond samen of alleen ook meer dan enkel maar managementaspecten in rekening brengen. Zeker in een land als België spelen ook fiscale, sociale en juridische argumenten mee om vooral een aantal activiteiten in aparte vennootschappen onder te brengen. Ook al is er in meer of mindere mate eenheid van operationeel bestuur. Zo zijn er de voordeligere fiscale regimes voor kleinere bedrijven en systemen van fiscaal recupereerbare verliezen van dochters voor de moedermaatschappij. Het wegvallen van allerlei reglementeringen en verplichtingen voor vennootschappen met een beperkte omzet of aantal personeelsleden speelt ook een rol. Denken we maar aan de verplichting van vakbondsvertegenwoordigers in de onderneming vanaf 50 werknemers. Ook kan het zinvol zijn om risicovollere activiteiten af te splitsen van de moedermaatschappij om zo de juridische aansprakelijkheid (trachten) in te perken.
Omdat er zowel goede argumenten voor het een (consolidatie) als het andere (verzelfstandiging) zijn, zal dit debat nog een hele tijd in de managementliteratuur aan bod komen. Maar ook wisselende fiscale, sociale en juridische argumenten hebben hun impact over hoe de groepsstructuur van een grote onderneming eruit ziet.
Danny Reweghs (Moneytalk)
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier