“Is Tante Martha ook een mens?” vroeg Klaartje aan haar vader. Even overwoog hij te zeggen dat hij twijfelde, maar zijn vijfjarige dochter had wellicht geen boodschap aan zijn ironie.
“Natuurlijk”, hoorde hij zichzelf zeggen, “waarom?” Een vraag waar menig volwassene het moeilijk mee zou hebben. “Omdat je Tante tegen Tante Mar-tha zegt”, antwoordde Klaartje, “ze is dus een Tante. Kan je dan een tante én een mens zijn?” Paul moest nadenken. Hij kon de gedachten van zijn dochter even niet volgen. Mens… ah, natuurlijk… als hij over mensen praatte dan had hij het doorgaans over een groep vreemden. Haar tante hoorde daar niet bij. Vandaar de verwarring wellicht. “Wij noemen Tante Martha gewoon zo omdat ze jouw tante is”, zei hij. Hij wou haar opnieuw uitleggen hoe dat nu zat met die familierelaties. Klaar onderbrak hem. “Je hebt Tante dus gemaakt?” vroeg ze. Paul wou haar corrigeren maar twijfelde plots. Hij had haar inderdaad “gemaakt”, zo dacht hij plots. Hij, en met veralgemening de volledige groep Westerse volwassenen, hadden het begrip Tante verzonnen om een volwassene aan te duiden die via een bloedverwantschap verbonden was aan zichzelf. Martha was dus een Tante, maar ze was in de eerste plaats vooral een mens. Maar zo dacht hij daar nooit over. Integendeel, hij zag in Martha eerder een blok graniet, waarmee niet te redeneren viel. Hij bedacht dat hetzelfde zich voordeed op zijn werk. Jean was een collega… Els was zijn manager, ook zo’n harde, hoe kon je als vrouw anders manager geworden zijn? En Pierre was de brigadier van de nachtdienst. Eddy was de baas. Nooit sprak hij Els aan met ‘Mens Els’. Eddy was ‘Chef’. Nu hij in Els en Eddy een mens zag, werd hij milder in zijn oordeel over hen. Ze behoorden plotseling tot dezelfde soort als hijzelf. Chef duidde op een andere categorie. Een categorie die dus verzonnen was. Ook dat had hij, of tenminste hadden de volwassenen, “gemaakt”. En het was daar niet bij gebleven. Een heel decorum was er zelfs bij verzonnen, van grotere bureaustoelen over een blackberry tot een bedrijfswagen. Het was allemaal verzonnen, door hem en zijn bedrijf. “Al die begrippen, al die titels, ze verhullen meer dan ze verklaren”, dacht hij. Hijzelf was ‘Application Support Supervisor EMEA’. Een titel die het allemaal zou moeten zeggen. En tegelijk zei deze net niets. Zagen zijn collega’s de mens Paul of de Application Support Supervisor EMEA? En wat wou hij dat ze zagen? Klaar had hem op een bijzonder punt gewezen: “Het is allemaal verzonnen. Of gemaakt, om het met haar woorden te zeggen.” Het zijn allemaal begrippen die ons vooral verder weg brengen van de realiteit. Wellicht is dat de reden waarom zijn organisatie worstelde om vooruit te komen. Het was hem trouwens al opgevallen dat in organisaties waar complexe titels gehanteerd werden, men moeilijk tot een akkoord kon komen. Immers de ‘Sales Manager’ moest overleggen met de ‘Service Manager’. En dat is heel wat anders dan Jan die met Piet moet overeenkomen. “Ja, ik heb Tante gemaakt”, zei hij uiteindelijk tegen Klaar. “We hebben ‘Tante’ uitgevonden om te zeggen dat Tante Martha eigenlijk de zus is van je mama,” zo verklaarde hij. “Maar eigenlijk is Tante Martha vooral de lieve mama van Catho, je nichtje”, zei hij. Zoals jouw mama.
Jens Pas is verhalenverteller en adviseur over innovatie en mensvriendelijk ondernemen. Meer over Jens Pas vindt u op www.jenspas.be
Jens Pas
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier