Larry Ellison bevestigde begin oktober tijdens Oracle OpenWorld dat de Fusion Apps in 2010 beschikbaar zullen zijn. Niets hoeft, belooft Oracle, maar wie een overschakeling overweegt, krijgt een duwtje in de goeie richting.
Op de gebruikersconferentie Oracle OpenWorld 2009 werd met geen woord gerept over de overname van Sun en de gevolgen daarvan. Tijd zat dus om de deugden van een degelijke integratie in de verf te zetten. De ene na de andere spreker haalde alles uit de kast om aan te tonen dat de integratie van toepassingen (Oracle, Siebel, JD Edwards) en bedrijfsprocessen of van de toepassing/middleware stack er het afgelopen jaar erg op is vooruitgegaan.
Het was dan ook wachten op het slotbetoog van Larry Ellison voor echt nieuws. De suspens rond de ‘Fusion apps’ werd op professionele wijze opgedreven, maar een echte ‘pointe’ kwam er niet.
“De code is klaar. We zijn nog bezig de bugs eruit te halen, maar Fusion v1 wordt al getest bij klanten en we denken de Fusion-applicaties volgend jaar te kunnen leveren”, verklaarde de baas van Oracle. Dat wordt dan allicht het vierde trimester van 2010, klinkt het in de wandelgangen.
Ellison was duidelijk van plan de toehoorders gerust te stellen en benadrukte dat deze nieuwe generatie niet noodzakelijk bedoeld is om de oude te vervangen. “De klanten hebben al keuzes gemaakt en zwaar geïnvesteerd in Siebel, JD Edwards en E-Business Suite. We blijven die het komende decennium en ook langer ondersteunen. We besteden drie miljard dollar aan onderzoek en ontwikkeling. We kunnen het ons permitteren de bestaande toepassingen te behouden en tegelijk een nieuwe generatie uit te bouwen. U zult dus volledig vrij kunnen kiezen of u bij het bestaande blijft of overstapt naar de volgende generatie, wanneer u dat wilt”, bevestigde hij. Dat de Fusion Apps gebaseerd zijn op een soa-architectuur maakt “een vlotte koppeling met bestaande toepassingen mogelijk, ongeacht of ze van Oracle, van een andere uitgever of maatproducten zijn. Bepaalde klanten zullen het bestaande willen vervangen, andere het bestaande verbeteren met bepaalde Fusion-applicaties en -technologieën, die hen zullen geleverd worden onder de vorm van ‘aanvullingen’.”
Ellison voegt eraan toe dat Fusion v1 onder twee vormen zal worden aangeboden, enerzijds de vervangingstoepassingen (modernere versies van bestaande functies – het productiebeheer maakt daar echter geen deel van uit) en anderzijds volstrekt nieuwe toepassingen (competence management, gedistribueerd beheer van bestellingen, sourcing, crm, risico’s & conformiteit, hubs voor de financiële boekhouding of het beheer van klantengegevens, enz.). Wanneer dit precies geleverd kan worden en wat de concrete inhoud van de applicaties zal zijn, is vooralsnog niet duidelijk.
Met inbegrip van Root-cause analysis
“De Fusion-applicaties werden zo ontworpen dat ze klaar zijn voor SaaS en cloud computing. Dat veronderstelt het nodige res-pect voor service levels. Er moet dus op worden toegezien (en bewezen) dat men echt levert wat men beloofd heeft. Daarom hebben we binnen Oracle Support en Oracle Enterprise Manager meetinstrumenten voorzien voor de vakgebieden en een controlemechanisme voor de service levels.” Het doel is de samenhang vast te stellen tussen de prestaties van de applicaties en de bedrijfsprocessen (facturering, reactiviteit van de callcentermedewerkers, goedkeuring van een kredietaanvraag, enz.) en de werking van de onderliggende infrastructuur (servers, Java Virtual Machine enz.). De analyse van oorzakelijke verbanden ( root-cause analysis) “maakt integraal deel uit van alle Fusion-applicaties zodat problemen snel opgespoord en opgelost kunnen worden”, aldus nog Ellison. Gebruikers ontvangen waarschuwingen over ‘uitzonderingsgevallen’ (onregelmatigheden, vertragingen, blokkeringen, overschrijding van de servicetijd, enz.) op basis van de vooraf ingestelde service level parameters.
Dit gebeurt steeds volgens het principe van de constante monitoring. Larry Ellison heeft het over een “BI-interface die intrinsiek gekoppeld is aan de toepassing” en die de gebruiker op de hoogte houdt van de taken die stelselmatig uitgevoerd moeten worden. “Als een klant niet op tijd betaalt, zegt de toepassing naar welke klant de bestelling in afwachting gestuurd kan worden. Als er zich een probleem voordoet, zegt ze wie je binnen de onderneming moet contacteren om je te helpen. Bij laattijdige levering maakt een drill-down-functie het mogelijk de impact op de pipeline of de financiële kwartaalvooruitzichten in te schatten.”
Exadata v2
Versie 2 van de Exadata Storage Server en de Exadata Database Machine appliance die in september aangekondigd werd, maakt gebruik van Sun-technologie met onder meer opslagservers, Smart Flash Cache en ZFS. Bovendien wordt het toepassingsgebied uitgebreid, want de datawarehousing van versie 1 wordt aangevuld met online transaction processing (OLTP) en Oracle wil zich bovendien duidelijk positioneren op het vlak van databaseconsolidatie. Daarvoor werd de netwerksnelheid opgevoerd (Infiniband), werden het aantal I/O-bewerkingen per seconde verhoogd tot 1 miljoen, werd de gegevenscompressie versterkt (10:1) en is het dankzij de Smart Flash Cache mogelijk tot 50 GB data per seconde te scannen.
De op HP gebaseerde versie die een jaar eerder werd aangekondigd, wordt nog verkocht zolang de voorraad strekt. Bestaande klanten (2) kunnen hun toepassingen echter updaten naar v2 “en de v1- en v2-uitrustingen zullen in staat zijn om met elkaar samen te werken via Infiniband-verbindingen”.
Eén belangrijke verduidelijking wel, de v2 is gebaseerd op de Oracle Database 11g R2 en alle gehoste toepassingen moeten die omgeving ondersteunen. “90 procent van de Oracle-applicaties doen dat al.” Voor de toepassingen van derden kan het wat langer duren, maar dat zal op termijn ook wel lukken. Van de databases wordt overigens hetzelfde verwacht … anders blijft de databaseconsolidatie die Oracle met v2 in gedachten heeft, dode letter.
Brigitte Doucet
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier